Burgerhuis in art-nouveaustijl gebouwd in opdracht van Jaak Goetschalckx, naar een ontwerp door de aannemer Adrianus Peeters-Verheyen uit 1906. Eind 1905 diende de bouwheer al een eerste bouwaanvraag in voor een burgerhuis op dit perceel, van hetzelfde type maar met een veeleer conventioneel neoclassicistisch gevelontwerp wellicht door een andere aannemer. Peeters-Verheyen die in de nabije Ballaarstraat gevestigd was, bouwde in de jaren 1900 meerdere huizen in de Markgravelei, zowel in eclectische stijl als met discrete art-nouveaukenmerken (zie ook nummers 13-17 en 19).
Met een gevelbreedte van drie traveeën telt de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel is opgetrokken uit witte Silezische baksteen in kruisverband, verwerkt met arduin voor de plint, speklagen, dorpels en waterlijsten. Opgebouwd uit regelmatige registers en met een klassiek hoofdgestel als bekroning, legt de symmetrische compositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt gemarkeerd door een balkon met postamenten en een smeedijzeren leuning op de eerste verdieping, en een tweelicht hogerop. Waar de rechthoekige bovenvensters door een entablement zijn beschermd, hebben de afgeronde muuropeningen in de pui een waterlijst, hoekblokken en een sluitsteen. De art-nouveau-invloed komt vooral tot uiting in de vormgeving en de profilering van de arduinen onderdelen en het smeedwerk, zowel in geometrische als in zweepslagstijl. Meest opmerkelijk zijn de kleurrijke sgraffito-paneeltjes, die de borstweringen sieren. Deze op de eerste verdieping verbeelden dansende en musicerende figuren (dubbele panfluit) ontleend aan de klassieke oudheid. De vermoedelijke voorstelling van de apostel Jacobus de Meerdere centraal rechts op de tweede verdieping, verwijst allicht naar de patroonheilige van de opdrachtgever. Dit laatste paneel heeft een vrouwelijke figuur met kruik als pendant, en wordt geflankeerd door gevleugelde engelenparen. Het houten schrijnwerk van de vensters met typische roedeverdeling is bewaard; de smeedijzeren inkomdeur in art-decostijl dateert vermoedelijk uit het interbellum.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, dat uit een voorbouw en een smalle achterbouw in entresol bestaat. Op de begane grond wordt de enfilade van salon, eetkamer en veranda, zoals gebruikelijk geflankeerd door de inkom, het trappenhuis en de keuken. De bovenverdiepingen omvatten vermoedelijk een of twee voorkamers en een achterkamer, met de badkamer of een 'cabinet de toilette' in de achterbouw.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2012: Burgerhuis in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/141219 (geraadpleegd op ).
Enkelhuis van drie traveeën en drie bouwlagen, uit begin 20ste eeuw. Witte bakstenen lijstgevel in sobere art nouveau met centraal balkon, natuurstenen kordons, banden, puilijst en lekdrempels; beschilderde panelen op borstweringen. Rechthoekige vensters, op begane grond met afgeronde bovenhoeken en gebogen waterlijst met art-nouveaumotieven, op bovenverdiepingen onder gestrekte waterlijst op consooltjes. Rechthoekige deur met ijzersmeedwerk.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in art-nouveaustijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7302 (geraadpleegd op ).