Herenhuis in Louis-Philippestijl omstreeks 1850 gebouwd door de kunstschilder Joseph Laurent Dyckmans, oorspronkelijk het rechter pand van een geheel van twee gespiegelde, vrijstaande hotels met koetspoort. Het bouwdossier werd niet teruggevonden, ontwerper noch aannemer zijn gekend. In januari 1852 diende Dyckmans een bouwaanvraag in voor een ‘serre en fer en forme de berceau’, op te trekken 2 m achter de rooilijn tegen de zuidelijke zijgevel van ‘ma maison nouvellement batie’. In 1874 liet hij een neoclassicistisch burgerhuis optrekken tussen de gespiegelde hotels, die beide zijn eigendom waren. Deze werden gelijktijdig vergroot met een extra travee boven de koetspoorten, die oorspronkelijk als een afzonderlijke constructie tegen de hotels aanleunden. Het ontwerp was van de hand van ‘ingénieur honoraire’ Théodore Lebens, de auteur van Provinciaal Archief in de Geefsstraat. Het gespiegelde hotel (Mechelsesteenweg 259) werd in 1937 gesloopt voor het appartementsgebouw Block, het burgerhuis uit 1874 (Mechelsesteenweg 261) omstreeks 1990 voor een nieuwbouwflat.
Joseph Laurent Dyckmans (Lier, 1811-Antwerpen, 1888), startte zijn loopbaan als decoratieschilder in zijn geboortestad. Hij studeerde van 1834 tot 1835 bij Gustaaf Wappers aan de Academie van Antwerpen, en doceerde er zelf schilderkunst van 1841 tot 1854. Gehuwd met Lucia Franssen in 1847 en vader van twee dochters, verbleef de kunstenaar beurtelings in zijn woning aan het Warandepark, en in een bescheiden landhuis in Kalmthout. Vertegenwoordiger van de historisch-romantische school, verwierf Dyckmans een internationale reputatie als genreschilder, met een voorkeur voor huiselijke taferelen, geïnspireerd door de 17de-eeuwse Hollandse fijnschilders.
De voorname rijwoning omvat een souterrain en twee bouwlagen onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, pannen). Oorspronkelijk vrijstaand en drie traveeën breed, links geflankeerd door de koetspoort, telt het hotel sinds 1874 vier traveeën. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met schijnvoegen op de begane grond, rust op een hoge plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst en cordonvormende lekdrempels, wordt het oorspronkelijke volume gemarkeerd door ingediepte hoekpilasters per bouwlaag. De eenvoudige rondbogige koetspoort in de linker travee, oorspronkelijk met uitstralende schijnvoegen op de archivolt, heeft een gebogen waterlijst. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige vensters, op de begane grond met afgeronde bovenhoeken. Deze zijn gevat in geriemde omlijstingen, op de begane grond verrijkt met voluutvormige neuten en een bewerkte voluutsleutel, op de bovenverdieping met palmetvormige neuten, rozetten op de oren en een mascaronsleutel met vruchtenranken. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, met een houten kroonlijst op uitgelengde, bewerkte voluutconsoles, waartussen casementen. Smeedijzeren souterraintralies.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1852#18 en 1874#485.