is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Kantoorgebouw E.B.E.S.
Deze vaststelling is geldig sinds
Kantoortoren in naoorlogs modernisme op de hoek van Mechelsesteenweg en Lamorinièrestraat, gebouwd door de elektriciteitsmaatschappij E.B.E.S., naar een gezamenlijk ontwerp van de architecten Hugo Van Kuyck en Léon Stynen in samenwerking met Paul De Meyer uit 1956, voltooid in 1959.
De Sociétés Réunies d’Énergie du Bassin de l’Escaut of Verenigde Energiebedrijven van het Scheldeland (E.B.E.S.) ontstond in 1956 uit de fusie van drie grote elektriciteitsmaatschappijen. Als beheerder van de centrales van Merksem, Langerbrugge, Oisquercq, Mol, Oostende, Charleroi en Schelle, was E.B.E.S. op dat moment de grootste elektriciteitsproducent in België. Aan de oorsprong van de maatschappij lag de Société d’Electricité de l’Escaut, opgericht in 1905 in de schoot van de Generale Maatschappij van België, met als belangrijkste aandeelhouders de Compagnie Electrique Anversoise (de eerste Antwerpse elektriciteitsmaatschappij), de Compagnie Générale des Tramways en de Compagnie Mutuelle des Tramways. Met de in 1906-1908 gebouwde centrale van Merksem stond deze in voor de elektriciteitsproductie en –distributie in de Antwerpse agglomeratie. E.B.E.S. fusioneerde in 1990 met de respectievelijk sinds 1901 en 1976 actieve elektriciteitsmaatschappijen Intercom en Unerg, tot Electrabel.
De kantoortoren was bestemd als maatschappelijke zetel van E.B.E.S., en als exploitatiezetel voor de activiteiten in Antwerpen. Voor het ontwerpproces aangevat in 1953, gingen de architectenbureaus van Hugo Van Kuyck en Léon Stynen een samenwerking aan, onder supervisie van het studiebureau van de Société de Traction et d’Electricité, een belangrijk aandeelhouder van E.B.E.S., dat ook instond voor de aanbestedingen en de werfopvolging. Het architectuurconcept van Van Kuyck en Stynen was gebaseerd was op het principe van een skelet en zelfdragende gordijngevels uit staal. Het repetitieve ritme van metalen stijlen, gecombineerd met het effect van terugliggende borstweringen, stond garant voor een gevelarchitectuur met een ijl karakter en een uitgesproken verticaliteit. Op initiatief van het studiebureau werd als uitvoering geopteerd voor een dragende gewapend-betonstructuur, waardoor het torengebouw een veel massiever, statische aanblik kreeg dan aanvankelijk bedoeld. Aannemer was de Tijdelijke Vereniging van de bouwbedrijven Compagnie Belge de Chemins de Fer et d’Entreprises uit Brussel en de Entreprises Générales de Construction Van Riel & Van den Bergh uit Antwerpen. Op het moment van de bouw gold de E.B.E.S.-building als het grootste complex met een integraal elektrisch verwarmingssysteem van West-Europa. Het perceel werd voordien ingenomen door een reeks heren- en burgerhuizen met aanhorigheden, waaronder op de hoek met de Lamorinièrestraat, de gekoppelde hotels Scheibler door de architect Joseph Hertogs uit 1901.
Na de Bell Telephone Manufacturing Company aan het Francis Wellesplein, een ontwerp door Hugo Van Kuyck uit 1953, is E.B.E.S. de tweede grote kantoortoren die in de naoorlogse periode te Antwerpen tot stand kwam. Begin jaren 1960 verrezen kort na elkaar het Administratief Centrum door Renaat Braem, Maxime Wijnants en Jul De Roover aan de Oudaan, de BP-building door Léon Stynen en Paul De Meyer aan de Jan Van Rijswijcklaan en de Antwerpse Waterwerken hogerop aan de Mechelsesteenweg. Het concept is sterk verwant met P.S. Building, het eerste naoorlogse torengebouw in Brussel (Koningsstraat, Sint-Joost-ten-Node), dat Van Kuyck in 1954-1957 tot stand bracht. Met de BP-building, die doorgaat als de eerste ‘hangconstructie’ in Europa, zouden Stynen en De Meyer kort daarop een bouwtechnisch en vormelijk veel innovatiever torenconcept neerzetten.
Het kantoorgebouw bestaat uit een sokkel van twee bouwlagen met tussenverdiepingen en ondergrondse parking, op een L-vormige plattegrond van 53 bij 62 meter, die aansluitend op de bebouwing de rooilijnen van Mechelsesteenweg en Lamorinièrestraat volgt. Hierop verheft zich dwars in de middenas het balkvormige torenvolume van elf verdiepingen, met een grondvlak van 19,25 bij 38,76 m, licht terugwijkend ten opzichte van de voorgevel. Een dakpaviljoen onder de vorm van een betonschaal, brengt de totale hoogte op 60,25 m. Waar de constructie berust op een centrale kolom in combinatie met dragend betonskelet, bestaat het parement uit witte kunststeenplaten (Quartzolithe), en het schrijnwerk uit aluminium voorzien van dubbele beglazing. De sokkel, oorspronkelijk zijde Lamorinièrestraat zwevend op pilotis boven de parking, onderscheidt zich door een transparant karakter met doorlopende glaswanden. In de as van de toren wordt het hoofdportaal gemarkeerd door kolommen en een gestrekte, betonnen luifel. Het verticale raster van oplopende posten, aan de zuidzijde over de volledige hoogte onderbroken door het brede traplicht, bepaalt het karakter van het torenvolume. Daarin brengen licht verdiepte vensterregisters, die alterneren met en geribde borstweringen, volgens een repetitief ritme een horizontale gelaagdheid aan. Niet zichtbaar vanaf de straat, vormt de schaalconstructie van het dakpaviljoen, in het ontwerp nog gecombineerd met een dubbele, conische schoorsteen, een discreet plastisch accent geïnspireerd op de naoorlogse Le Corbusier. De bovengrondse parking onder de pilotis werd later gedicht en bij het interieur betrokken; het schrijnwerk is vernieuwd.
Met een parking van 1400 m2 en technische installaties in de ondergrond, en een bovengrondse bezoekersparking, bood de sokkel volgens het oorspronkelijke programma ruimte aan de publieksdiensten en loketfuncties van E.B.E.S. De toren bestemd voor personeel en administratie omvatte het bedrijfsrestaurant en de kantoren. Daarbij groepeert de centrale kolom de drie personenliften, de trap en het sanitair. De begane grond bood ruimte aan de dubbelhoge inkomhal en tentoonstellingszalen voor elektrische huishoudtoestellen, een volledig elektrisch uitgerust modelappartement, een informatiebalie en een demonstratiezaal; aansluitend bevonden zich op de tussenverdieping de diensten voor publiciteit, krediet en de kookklas. Georganiseerd rond een centraal balie-eiland, groepeerde de eerste verdieping de diensten voor klantenbemiddeling, facturatie, tarifering, radiodistributie en mecanografie, met het archief op de tussenverdieping. Het bedrijfsrestaurant met keuken en een vergaderzaal namen de tweede verdieping in, de basis van de toren met toegang tot de dakterrassen. De tien hogere verdiepingen waren ingedeeld in kantoren volgens een basismodule van 1,5 m, te moduleren van twee tot vijf eenheden. Het dakpaviljoen was uitsluitend bestemd voor de machinerie van de liften. In het interieur werden behalve de marmertegelvloer van het gelijkvloers, linoleumvloeren in schuine banden zwart en wit toegepast, en verlaagde zolderingen in plaatmateriaal met ingebouwde verlichting.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Mechelsesteenweg
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Kantoorgebouw E.B.E.S. [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7329 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.