De molensite laat zich opsplitsen in twee delen, met de Bosbeek als splitsende factor. De watergraanmolen bevindt zich op de rechteroever. Het waterrad op de Bosbeek maakt de overgang naar de bebouwing op de linkeroever. De molenuitrusting vertoont duidelijk 19de-eeuwse kenmerken met 20ste-eeuwse aanvullingen.
In 1437 was op deze plaats al sprake van een watermolen, op dat moment gekend als de 'Klooster Oliemolen'. De zusters van het agnetenklooster bezaten er toen immers een concessie.
De huidige onderslagmolen werd gebouwd in 1560 als dubbelmolen. Op de ene oever betrof het een korenmolen en op de andere een volmolen.
In 1702 verklaarde molenaarsknecht Gerrit Seeuven dat Spaanse troepen in de nacht van 21 september 1702 graan en meel stalen uit de molen.
Tussen 1737 en 1748 werd de molen begaan door Joannes Pinxten.
In 1774 werd de volmolen aangeduid als 'Looimolen' of 'Runmolen', daar men er eikenschors maalde tot looi of run, dat de leerlooiers nodig hadden om dierenhuiden tot leer te looien.
Omstreeks 1818 installeerde J.J. Titeux (1778-1843), de eerste drukker in Maaseik met een drukkerij in de Marktstraat, een papiermolen bij de reeds bestaande molen. Op die manier kon hij zijn eigen papier fabriceren. De papiermolen en –fabriek bleven tot in 1863 in werking. Vanaf toen werd er uitsluitend graan gemalen.
De Bestendige Deputatie van de provincie Limburg keurde op 14 juli 1848 de vastgestelde peilhoogte van 0,850 meter goed.
Eigenaar in 1844 was Jan Dumarteau, boekdrukker te Maaseik. Zijn zoon Juliaan, drukker te Maaseik, erfde de molen in 1846. Notaris Hubertus Hermans uit Maaseik kocht de molen aan in 1854. Huurder-molenaar Pieter Smeets-Barthels kon de molen in 1874 in zijn bezit krijgen. Na zijn overlijden in 1915 kwam de molen in handen van zijn weduwe en kinderen. Eén van hen was Jan Smeets-Haeken. Na zijn overlijden in 1930 werd de molen verkocht aan molenaar Pierre Vrancken-Haeken (+1936). In 1937 kwam de molen toe aan de weduwe van Nicolaas Ruttens-Trines. Zoon Matheus Ruttens-Goyens, eigenaar sinds 1960, werd de laatste beroepsmolenaar. In 1998 kwam de Wurfeldermolen in het bezit van Roberto Torregiani - Ruttens, getrouwd met de dochter van de laatste molenaar Matheus Ruttens-Goyens. Sinds 2000 woont de familie Torregiani-Ruttens in het gerenoveerde en gerestaureerde deel van de molen.
De molensite bestaat uit twee delen, met de Bosbeek als splitsende factor. Op de rechteroever, aan de kant van de Wurfeldermolenweg, bevinden zich de restanten van de graanmolen. Op de linkeroever doet de bestaande bebouwing inmiddels dienst als woning. Het molenrad bevindt zich onder een afdak tussen de twee gebouwen in. Enkel de restanten van de graanmolen zijn beschermd als monument.
Het betreft een zelfstandig gebouw op de rechteroever van de beek. Het gebouw is enkel via een dakconstructie verbonden met het woonhuis op de linkeroever. Het bakstenen, wit geschilderd gebouw is voorzien van een lang zadeldak. Haaks hierop bevinden zich twee korte vleugels. Tussen beide vleugels is een afdak gemaakt met houten gevelkop. De gevels aan de waterkant zijn opgetrokken in vakwerk, maar hebben inmiddels een bakstenen opvulling.
De maalruimte wordt bereikt via een afzonderlijke ingang. De zolder is verstevigd met houten stutten en doet dienst als opslagplaats met vloer op I-profielen en gietijzeren zuilen. De zolder heeft een interessante, traditionele dakconstructie.
Het roerend werk van de molen bestaat uit vooreerst uit het waterrad. Het betreft een groot ijzeren waterrad met een diameter van ongeveer zes meter. Het is een rad van het onderslagtype met ijzeren profielen, gebout, ijzeren pluiplanken en gietijzeren stervormig hart op een stalen as. Het geheel is overwelfd door middel van een doorlopend dak.
Verder bestaat het roerend werk uit:
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 2014: Molensite Wurfeldermolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/159636 (geraadpleegd op ).
Voormalige watermolen; watergraanmolen van het onderslagtype op de Bosbeek. Eerste vermelding in 1437 als Klooster Oliemolen, omdat de zusters van het agnetenklooster er een concessie bezaten. In 1774 wordt hij aangeduid als Looimolen, daar men er eikenschors maalde tot looi of run, dat de leerlooiers nodig hadden om dierenhuiden tot leer te looien.
Circa 1818 installeerde J.J. Titeux (1778-1843), de eerste drukker in Maaseik met een drukkerij in de Marktstraat, een papiermolen bij de reeds bestaande molen, zodat hij zijn eigen papier kon fabriceren. Papiermolen en –fabriek bleven tot in 1863 in werking. Vanaf toen werd er uitsluitend graan gemalen. De molen is over de Bosbeek heen gebouwd.
Het huidige gebouw bestaat uit drie delen: een sterk verbouwd L-vormig gedeelte aan de Wurfeldermolenweg (nummer 31) met haaks houten dienstgebouw, een haaks gedeelte naast de Bosbeek, en een breedhuis aan de overzijde van de Bosbeek (nummer 87); tussen laatst genoemde delen bevindt zich het molenrad. Witgeschilderde, bakstenen gebouwen onder zadeldaken (mechanische pannen). Gecementeerde en gepikte plint. De kern is waarschijnlijk oud, te oordelen naar de resterende, smeedijzeren muurankers met krullen. De gebouwen werden echter sterk aangepast; de oudste muuropeningen zijn de getoogde vensters uit de tweede helft van de 19de eeuw.
Het metalen molenrad bevindt zich aan de zuidzijde van de Bosbeek. Het haakse dienstgebouw van nummer 31 is een open schob met planken beschieting van de geveltop.
Bron: SCHLUSMANS F. 2005: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Maaseik, Kantons Bree - Maaseik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 19n1, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Schlusmans F. 2005: Molensite Wurfeldermolen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/73473 (geraadpleegd op ).