Twee burgerhuizen, oorspronkelijk de rijker versierde middenpanden van een geheel van vier volgens spiegelbeeldschema gekoppelde rijwoningen in Louis-Philippestijl, volgens de bouwaanvraag uit 1853 opgetrokken in opdracht van de koopman Pierre Claes-Mertens. Uit het bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Het nummer 46 werd verhoogd met een tweede verdieping. Van het eveneens verhoogde nummer 44 is het portaal vernieuwd; nummer 50 kreeg in 1911 een nieuw gevelfront.
Met een gevelbreedte van elk drie traveeën, omvatten de rijwoningen twee bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen in de sokkel, rusten op een lage plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de portaaltraveeën. Deze worden gemarkeerd door een balkon met consoles en gietijzeren borstwering. Verder beantwoorden de opstanden aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen met afgeronde bovenhoeken, op de begane grond in vlakke omlijsting. De bovenverdieping wordt typisch geritmeerd door colonnetten met kraagsteen en bladwerkkapiteel. Een klassiek hoofdgestel met panelen- en rozettenfries, en een houten kroon- en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Bewaarde houten inkomdeuren in beide panden, en vensterschrijnwerk in nummer 46. De twee flankerende panden (nummers 44 en 50) onderscheidden zich vermoedelijk oorspronkelijk door een vlakke gevelbehandeling, zonder balkon.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1853#644.