erfgoedobject

Klooster van de redemptoristinnen

bouwkundig element
ID
73676
URI
https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/73676

Juridische gevolgen

Beschrijving

Historiek

De orde van de redemptoristinnen is een contemplatieve orde met een uitgebreid koorofficie, die in 1731 gesticht werd door de Heilige Alphonse de Liguori. De bakermat van de orde ligt in Italië, meer bepaald in de stad Scala. In België werd het eerste huis van de redemptoristinnen gesticht te Brugge in 1841 door Eugénie Dijon. De kloostergemeenschap groeide snel en in 1855 werden twee nieuwe huizen gesticht, één te Dublin (Ierland) en één te Brussel. Dit laatste klooster verhuisde enkele jaren later, in 1858 naar Mechelen. Een derde stichting gebeurde te Velp (Nederland) in 1859 en in 1873 werd de beslissing genomen om ook te Leuven een huis te openen. Moeder overste Marie Philomène kocht van Jean-Baptiste Staes het college van de abdij van Villers in de toenmalige Kanaalstraat, de huidige Vaartstraat. Onder leiding van de Brusselse architect Eugène Neve werden een aantal aanpassingswerken uitgevoerd en op 23 juli 1874 namen de eerste kloosterzusters (acht koorzusters en vier lekenzusters) hun intrek in het verbouwde college.

Ondanks de aanpassingswerken voldeed dit gewezen universiteitsgebouw niet aan de noden van een contemplatief klooster, waardoor al snel de idee groeide om een nieuw klooster te laten bouwen. Op 9 februari 1886 kocht de gemeenschap met dit doel een perceel grond van 1,60 hectare aan de Tervuursestraat. Voor het ontwerp werd beroep gedaan op de Antwerpse architect Jan Kockerols. Op 2 maart 1886 werd de bouwaanvraag ingediend en op 15 juni van dat jaar gingen de werken van start. Op 12 juli 1888 konden de zusters hun nieuwe gebouwen betrekken. Zij zouden er blijven tot het midden van de jaren 1950. Vanaf 1955 is er vervolgens het College voor Latijns-Amerika gehuisvest.

In het jaar 1953 werd het College voor Latijns-Amerika, onder de bescherming van de Katholieke Universiteit van Leuven, opgericht. Het had tot doelstelling toekomstige missionarissen en ontwikkelingswerkers te onderrichten in de taal en de cultuur van Latijns-Amerika. Ze vonden een voorlopig onderkomen in een universiteitsgebouw aan de Vesaliusstraat zodat de colleges reeds in 1954 van start konden gaan. Gezien dit gebouw slechts tijdelijk gebruikt kon worden door het nieuw opgerichte college, diende uitgekeken te worden naar een permanente en meer geschikte locatie. Deze werd gevonden in het voormalige klooster van de redemptoristinnen aan de Tervuursestraat, dat dankzij de steun van Maurice Brasseur, oud-minister en kamerlid, op 27 juni 1955 kon aangekocht worden. Enkele zusters uit Eernegem kwamen naar het college om in te staan voor het lichamelijk welzijn. In de daaropvolgende jaren werden de gebouwen aangepast aan de noden van het nieuwe college, met onder meer de inbreng van extra kamers. De meest opvallende ingreep vond echter plaats in de kapel waar in 1960 een bijkomende verdieping werd gecreëerd door de inbreng van een betonnen tussenvloer. De kapelfunctie bleef behouden op de nieuw ingebrachte verdieping; op het gelijkvloers werden de diensten van het Latijns-Amerkaans college ondergebracht (bibliotheek, leeszaal, twee klaslokalen, zaal voor taallabo en secretariaat).

Op 3 mei 1961 werden het altaar en de nieuwe kapel van de zusters ingewijd. De laatste grote uitbreiding vond plaats in 1963. In de tuin werd een volledig nieuwe, gemoduleerde constructie van twee bouwlagen opgetrokken naar ontwerp van de Brusselse bouwmeester Yvon Falise. De gebruikte stijl refereert aan de zogenaamde expostijl. Recent heeft het College het klooster verlaten; naar verluidt zouden er in de nabije toekomst studenten worden gehuisvest.

Beschrijving

Het kloostercomplex

Het kloostercomplex, gelegen op een vrij smal, schuin georiënteerd perceel aan de Tervuursestraat, wordt getypeerd door een ongebruikelijke schikking van de verschillende volumes rond meerdere binnenplaatsen. Het bestaat aan de straatzijde uit een niet georiënteerde kerk met belendende klokkentoren, een sacristie aan de westzijde en een voormalige bidkapel ten noorden. Ten oosten hierop aansluitend bevindt zich een I-vormig bouwblok, waarin volgens de originele bouwplannen onder meer de ontvangstruimte, de spreekkamers en de burelen waren ondergebracht.

Aan de noordzijde worden beide volumes begrensd door een derde bouwblok, eveneens op I-vormig grondplan. De benedenverdieping werd er ingenomen door utilitaire ruimtes zoals refter, wasserij en ook de conversatiezaal van de kloosterlingen.

In de achterliggende ommuurde tuin bevindt zich het in 1963 opgetrokken gebouw.

Het neogotisch geïnspireerde kloostercomplex is opgetrokken in een combinatie van bak- en hardsteen.

De kerk

De niet geörienteerde, éénbeukige kerk, waarvan het grondplan een orgeltribune, een drie traveeën diep schip en een driezijdige apsis ontvouwt, is afgedekt door een leien zadeldak. Aan straatzijde wordt de imposante puntgevel met aansluitende torentravee onder kroonlijst met modillons, gekenmerkt door gevelhoge, vrij zwaar uitgewerkte, versneden steunberen, waarvan de verticaliserende werking enigszins getemperd wordt door een arduinen plint, muurbanden en een druiplijst.

De centrale houten vleugeldeur is er gevat in een arduinen spitsboognis op kwartzuilen onder een wimberg, typerend zijn voorts de vier lancetvensters waarvan de twee middelste zijn bekroond door een roosvenster en een spitsboogvormige druiplijst, geflankeerd door twee beeldnissen met wimbergvormige baldakijnen en zuilsokkeltjes. Ter hoogte van de geveltop bevindt zich ten slotte een drielicht met bekronende drielobmotieven, en een gevelsteen met vierpas. De vleugeldeur van de voormalige klokkentoren wordt bekroond door een korfboogvormige arduinen druiplijst uitlopend in dropvormige consoles, waarboven zich een getrapt topstuk met doorgetrokken dekstenen bevindt. Twee smalle rechthoekige vensters en een spitsboogvenster onder arduinen druiplijst zorgen voor de verlichting van deze travee.

Typerend voor de gedeeltelijke zichtbare zijgevels onder houten kroonlijst zijn de luchtbogen die de indeling in traveeën beklemtonen. Elke travee wordt verlevendigd door twee lancetvensters onder oculus, bekroond door een hardstenen spitsboogvormige druiplijst.

De voormalige bidkapel die ten noorden op de kerk aansluit is een diepgericht, tweelaags bouwvolume onder afgesnuit zadeldak. De gevel aan binnenplaatszijde wordt gekenmerkt door een uitkragend rookkanaal en spitsboogvensters onder arduinen druiplijst.

De vleugels van het I-vormige volume, gelegen ten oosten van de kerk, tellen twee bouwlagen onder leien, respectievelijk breed- en diepgerichte zadeldaken. Het gevelfront aan straatzijde grenst er aan de zuidelijke kerkgevel en vormt er stilistisch een duidelijke eenheid mee. Het gevelvlak wordt verlevendigd door vensterregisters van wisselende vorm: enkelvoudige en drielichtvensters met uitkragende latei en (tussen)dorpels en tweelichtvensters, al dan niet met centrale pilaster, bekroond door drielobben of spitse hoefijzerbogen. De poort is gevat in een zware geprofileerde arduinen spitsboogomlijsting die gedragen wordt door geriemde schamppilasters. Het noordelijk gelegen kloosterblok telt drie bouwlagen en is afgedekt door een leien zadeldak. Ten noordoosten sluiten op de langsvleugel aan tuinzijde een hoekpaviljoen en een éénlaags bijgebouw aan. Zichtbaar is de zeven traveeën brede achtergevel van de tuinvleugel, waarvan de drie middelste traveeën worden bekroond door een arkeltoren onder koperen torenspits met topkruis, een bakstenen dakkapel en een getrapte puntgevel met ingeschreven spitsboognis. Alle vensteropeningen zijn er segmentboogvormig, met uitzondering van het breed spitsboogvenster dat ter hoogte van de derde bouwlaag in de deurtravee het monumentale deurportaal met houten puntgevel en windborden benadrukt. Diverse dakkapellen, bakstenen met tuitgevel en houten met puntgevel en ingeschreven drielob, zorgen voor de verlichting van het zolderniveau. Tussen de eerste en tweede travee bevindt zich ten slotte een Christusbeeld op sokkel onder een houten baldakijn met puntgevel.

Interieur

Het interieur van de kerk kent door de invoeging van de tussenvloer een enigszins gewijzigd uitzicht. Onder meer de verticaliserende werking van de slanke halfzuilen met bladkapitelen die de kruisribgewelven schragen, ging verloren. Ter hoogte van de orgeltribune rusten de halfzuilen op rondstaafconsoles. Het orgel (datering en ontwerper onbekend) achteraan de kerk heeft een neogotische klankkast onder meer met spitsbogen, drielobmotieven en pinakels. De kerk is heden enkel toegankelijk via twee kleinere deuropeningen met rondstaafconsoles in de dagkanten.

De voormalige bidkapel herbergt op het gelijkvloers de bibliotheek en op de eerste verdieping de conferentiezaal (vroeger kapittelzaal) met een gelijkaardige vormgeving. Beide ruimtes worden gearticuleerd door brede segmentboogvormige gordelbogen die rusten op muurpijlers, versierd met korte ingewerkte colonetten met Toscaans kapiteel. Tussen de ontlastingsbogen bevindt zich een houten plafond met geprofileerde kinderbalken. Boven de houten lambrisering werden de wandvlakken tussen de pijlers verfraaid met verdiepte zwikken en spitsbogen met ingeschreven oculus in de bibliotheek en met segmentboogvormige nissen met bovenaan glas in loodvensters in de conferentiezaal.

De aankleding van de overige kloostervertrekken werd bij latere verbouwingswerken veelal verwijderd of verborgen achter nieuw ingebrachte interieurelementen. Enkel het binnenschrijnwerk van deuren en trappen bleef grotendeels zichtbaar. Op de zolderverdieping bleef de originele dakconstructie eveneens behouden.

  • SIREAU, e.a. Dertigjarig bestaan, in Aan de vrienden van Latijns-Amerika, 28ste jaargang, Volume 6, nummer 10, 1984.
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer. Naar de Biest en tot aan de Westhelling: Brusselsestraat, Kapucijnenvoer, Fonteinstraat, …, deel 5, Leuven, 1989.
  • UYTTERHOEVEN R., Leuven weleer. Op de Westhelling en langs de Vesten, deel 6, Leuven, 1990.
  • VANDER PERRE A., Dertigjarig bestaan, in Aan de vrienden van Latijns-Amerika, 28ste jaargang, Volume 6, nummer 11, 1984. VAN EVEN E., Louvain dans le passé et dans le présent, Leuven, 1895.

Bron: MONDELAERS L. & VERLOOVE C. met medewerking van VAN ROY D., VAN DAMME M. en MEULEMANS K. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Leuven binnenstad, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB2, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verloove, Claartje; Mondelaers, Lydie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Relaties


Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Klooster van de redemptoristinnen [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/73676 (geraadpleegd op ).

Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed

Contact

Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.