Geheel van twee volgens repeterend schema gekoppelde burgerhuizen, opgetrokken door de Naamlooze Bouw- Crediet- en Spaarmaatschappij "Voorspoed", naar een ontwerp van architect John Voet uit 1911.
"Voorspoed", met zetel op de Frankrijklei in Antwerpen, werd vermoedelijk in 1910 opgericht als bouwpromotor, hypotheekverstrekker en spaarkas. Afgevaardigd-beheerder was de Antwerpse ondernemer Joseph Nellens (Antwerpen, 1880-Brugge, 1934), liberaal senator vanaf 1923. Met zijn Société Immobilière Knocke Balnéaire, tekende deze laatste vanaf 1925 voor de verkaveling van het Albertstrand in Knokke en in 1930 voor de bouw van het Casino aldaar. Vóór de Eerste Wereldoorlog bouwde de maatschappij woningen en villa’s in diverse nieuwbouwwijken te Antwerpen zowel als in Sint-Mariaburg, in opdracht van particuliere klanten of voor verkoop ‘sleutel-op-de-deur’. Voor de periode 1910-1914 zijn een veertigtal bouwdossiers gerepertorieerd, vermoedelijk grotendeels toe te schrijven aan John Voet, die als architect aan de maatschappij verbonden was. In zijn ontwerpen bediende deze zich zowel van de klassieke beaux-artsstijl als van de cottagestijl met art-nouveau-inslag. Na de heropstart in 1921, was de maatschappij in Antwerpen nog actief tot 1925, om zich vervolgens vermoedelijk op Knokke te concentreren. Uit deze laatste periode zijn enkele grotere bouwprojecten gekend, zoals de groep cottagevilla's in de Acacialaan door de architecten Leopold De Coninck en Maurice Potié, het “Rubens Paleis” in de Carnotstraat, en twee reeksen van 133 en 112 rijwoningen in de Stadionstraat en de De Bosschaertstraat op het Kiel, door de architect François Dens.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvatten de rijwoningen drie bouwlagen onder een plat dak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevels met schijnvoegen op de begane grond rusten op een hoge, geprofileerde plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door geprofileerde waterlijsten, legt de compositie de klemtoon op het zijrisaliet in de twee rechter traveeën. Dit laatste is in de bovenbouw teruggebracht tot één brede travee, gemarkeerd door pilasters waarop chutes. Het risaliet wordt in de bovenbouw geopend door een korfboog- en een rondboogvenster in geriemde omlijsting, het laatste met een engelenkop als sluitsteen. Beide hebben een centraal uitgebogen balkon met een bewerkte console en een smeedijzeren art-nouveau-borstwering. Verder wordt de begane grond geopend door rechthoekige deur- en vensteropeningen op doorgetrokken lekdrempels, met guirlandes op de borstwering. Hogerop getoogde bovenvensters met een stucsleutel, lekdrempel en onderdorpel. Een klassiek hoofdgestel met bewerkte casementen in de fries en een houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. Het houten vensterschrijnwerk van beide panden en de inkomdeur met siersmeedwerk van het rechter pand zijn bewaard, evenals de smeedijzeren art-nouveau-keldertralies.
De plattegronden beantwoorden aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen beslaat de gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht de begane grond, in de achterbouw geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc. Achteraan op het terrein bevindt zich een ondiepe wasplaats.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1911#385.