De neoclassicistische directeurswoning van het klooster van de zusters van het Heilig Hart van Maria werd gebouwd in 1864-1866. Een ommuurde tuin met ijzeren toegangshek omringt de woning.
De voormalige directeurswoning van het klooster van de zusters van het Heilig Hart van Maria werd volgens het kloosterarchief in 1864-1866 als huis van de Eerwaarde Heer bestuurder van dit moederklooster van de zustercongregatie gebouwd naast het klooster op de kloostersite met onderwijsinrichting.
Het oudste onderdeel van de kloostersite wordt gevormd door een 18de-eeuws kasteel, een vroeger huis van plaisance, dat door toedoen van pastoor van der Haegen in 1825 in gebruik werd genomen als meisjesschool. Met zijn initiatief voor de organisatie van dit onderwijs wou de pastoor van Nederbrakel het pauperisme in deze plattelandsgemeente trachten in te dijken. De school werd de bakermat van een nieuwe congregatie, namelijk van de zusters van het Heilig Hart van Maria, die in 1834 een erkenning verkreeg. Nadien werden door deze onderwijscongregatie talrijke bijhuizen in Vlaanderen opgericht die eveneens een maatschappelijke rol vervulden op het vlak van onderwijs en/of zorg voor hulpbehoevenden, zoals te Nieuwkerken, Machelen-bij-Deinze, Roborst, Stekene, Kemzeke, Maarke-Kerkem, Beervelde, Doornzele, Asper, Bosvoorde, Boendaal, Strijpen, Sint-Jan-in Eremo (Bentille), Semmerzake, Middelburg, Hillegem, Gent (Sint-Pieters-Buiten), Nederzwalm, Welden en verder nog een paar in Wallonië.
De aanvankelijke spinschool van Nederbrakel werd geleidelijk uitgebreid met een dag-, zondags- en wezenschool, een internaat en bezat tijdelijk ook een bejaardenafdeling (1859-1884). Tijdens de periode 1849-1851 vonden belangrijke bouwwerken plaats. Het kasteel werd uitgebreid en ingericht als klooster. In 1849 werd voor het achterin gelegen kasteel aan de straat een kapel opgericht. De vroegere stallen naast deze kapel werden vervangen door aansluitende schoolgebouwen. Heel de 19de eeuw werden nieuwe schoolvleugels en een internaat bijgebouwd waardoor het kasteel ingebouwd raakte met uitzondering van de zuidgevel. Door de gefaseerde bouwwerken werd het vroegere kasteeldomein omgevormd tot een grote kloostersite met een geleidelijk uitbreidend en omvangrijk schoolgebouwencomplex.
In de kloostertuin in de as achter het kasteel werd in 1928-1930 een vrijstaande nieuwe grote kloosterkapel bij het moederhuis van de zustercongregatie opgericht. Aansluitend werden in 1930-1934 ook de straatgevels van de kloostergebouwen met de vroegere kapel vernieuwd.
De voormalige directeurswoning rechts van het klooster van de zusters van het Heilig Hart van Maria is opgevat als een weinig achterin gelegen vrijstaande woning met omringende tuin omsloten door een bakstenen tuinmuur. De centrale toegang met ijzeren toegangshek aan bakstenen hekpijlers en het gekasseide toegangspad liggen in de as van de woning.
De directeurswoning is van het type blokvormig alleenstaand burgerhuis met dubbelhuisopstand en is door zijn bouwkenmerken duidelijk herkenbaar als een constructie uit het derde kwart van de 19de eeuw. Dit heeft zowel betrekking op de aanleg, silhouet, opstand als op details in de uitwerking van de gevels. Het hoofdvolume is afgedekt door een steil zwart pannen schilddak met klokje aan één van beide schoorstenen. Aan weerszijden vertoont de woning een overeenstemmende lagere aanbouw, rechts de keuken en links een serre; beiden zijn afgedekt met een half schilddak. De voorgevel werd uitgewerkt als lijstgevel in neoclassicistische stijl met streng symmetrische opbouw geaccentueerd door hoekpilasters en een centraal uitspringend deurrisaliet bekroond door een driehoekig fronton met oculus. De gevel is bovenaan afgewerkt door een aflijnend hoofdgestel. De rechthoekige vensters van het hoofdvolume zijn gevat in geriemde omlijstingen op hardstenen lekdrempel en bewaren hun persiennes. De centrale rechthoekige deur is gevat in een accentuerende hardstenen omlijsting op neuten en met gestrekte kroonlijst. In het bovenlicht zit een geometrische ijzeren tracering. De vensters bewaren hun oorspronkelijk houtwerk dat typerend is voor het derde kwart van de 19de eeuw. De overeenkomstige achtergevel van de woning is niet bepleisterd. De zijgevels zijn beraapt, een zeldzaam wordende typische gevelafwerking uit de bouwperiode.
Het interieur behield zijn originele indeling met typische dubbelhuisaanleg. De kelder is uitgevoerd met troggewelven. De centrale gang behield zijn zwarte marmeren tegelvloer met wit ruitmotiefje en houten trap met sober geprofileerde trappaal. In het salon bleef een neoclassicistische witmarmeren schouwmantel bewaard. Typerend naar interieurdecoratie is de centrale plafondversiering met verfijnde stucornamentiek met florale motieven. In het eerste kwart van de 20ste eeuw werd het interieur in beperkte mate aangepast.
De omringende bakstenen tuinmuur is aan de straatzijde regelmatig geritmeerd door hoger opgaande lisenen en door verdiepte panelen met uitgespaarde hoeken. In de as van de woning is de tuinmuur onderbroken door een ijzeren toegangshek. De tuin vertoont geen specifieke aanleg. Zowel het woningtype en -concept, dat een zekere voornaamheid uitstraalt, als de aanwezigheid van een muur die de omringende tuin omsluit maken dit huis van de geestelijk directeur van het klooster typologisch sterk verwant aan het 19de-eeuwse pastorieconcept.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Duchêne H. 2015: Neoclassicistische directeurswoning met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/177121 (geraadpleegd op ).
Leegstaande directeurswoning van Heilig Hartklooster. Ommuurd vrijstaand herenhuis in aangelegde tuin met gekasseid pad, volgens gemeente- en kadasterarchief gebouwd in tweede helft 19de eeuw in opdracht van Gentse notaris J. Lammens.
Van de straat verwijderd onderkelderd dubbelhuis van drie traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (geglazuurde pannen, nok parallel aan de straat) met klokje. Aan weerszij lagere aanbouwen, rechts keuken, links serre, onder aanleunende afgewolfde bedaking. Bepleisterde neoclassicistische lijstgevel met strakke symmetrische gevelopbouw. Fronton met oculus in vooruitspringend middenrisaliet, hoekpilasters en aflijnende daklijst. Rechthoekige vensters in een geriemde omlijsting op lekdrempels; bewaarde persiennes. Rechthoekige deur in een vlakke en smalle natuurstenen omlijsting op neuten en gestrekte kroonlijst; geometrische tracering van gesmeed ijzer in het bovenlicht, houtwerk uit tweede helft 19de eeuw.
Analoge maar onbepleisterde achtergevel; beraapte zijgevels.
Interieur met klassieke dubbelhuisplattegrond. Centrale gang met behouden marmeren tegels en sobere bordestrap uit tweede helft 19de eeuw - eerste kwart 20ste eeuw; salon met marmeren schouwmantel en kachel; voorts sterk aangepast interieur uit eerste kwart 20ste eeuw.
Bron: BOGAERT C., DUCHÊNE H., LANCLUS K. & VERBEECK M. 2000: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Oost-Vlaanderen, Gemeenten: Brakel, Horebeke, Kruishoutem, Lierde, Zingem en Zwalm, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 15n4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Verbeeck, Mieke; Duchêne, Helena
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verbeeck M. & Duchêne H. 1999: Neoclassicistische directeurswoning met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/73794 (geraadpleegd op ).