Lagere Meisjesschool op de hoek van Offerandestraat en Delinstraat, ondergebracht in het voormalige hof Michiels-Loos, een villa in Louis-Philippestijl uit 1856 die door de Stad Antwerpen werd aangepast en uitgebreid in 1880-1883.
Het hof Michiels-Loos werd volgens de bouwaanvraag uit 1856 opgetrokken door de koopman en liberaal politicus Jean Lambert Michiels (Antwerpen, 1797-Antwerpen, 1868). Uit het onvolledige bouwdossier vallen ontwerper noch aannemer af te leiden. Michiels was gehuwd met Joséphine Jeanne Loos (Antwerpen, 1804-Antwerpen, 1852), met wie hij zes kinderen kreeg. Medeoprichter en bestuurder van meerdere vennootschappen in de transatlantische scheepvaart op Zuid-Amerika, zetelde Michiels-Loos van 1851 tot 1867 als senator voor het arrondissement Antwerpen. Zijn echtgenote was de zus van Jean François Loos (Antwerpen, 1799-Antwerpen, 1871), liberaal burgemeester van Antwerpen van 1848 tot 1862. De familie Michiels-Loos betrok vanaf 1840 een statig hotel aan de Minderbroedersrui, en gebruikte de villa in de Offerandestraat als ‘maison de campagne’. Het betrof een villa van het neo-Palladiaanse type met centrale toegang aan de tuinzijde, volledig vrijstaand ingeplant te midden van een omhaagde tuin, die vermoedelijk oorspronkelijk beschikte over een inrijpoort, koetshuis en paardenstal. Door het verbreden van de Offerandestraat - bij de bouw in 1856 nog een smalle landweg - en de aanleg van de Delinstraat in 1867-1869, werd de oppervlakte van het domein ingekrompen.
Het hof Michiels-Loos werd op 30 september 1879 door de Stad Antwerpen voor een bedrag van 105.000 Belgische frank aangekocht van de koopman Leopold Marie François Segers, die het zelf op 4 maart van dat jaar in openbare verkoop had verworven. Vijf bouwkavels aan de Delinstraat, oorspronkelijk behorend tot het eigendom, werden afzonderlijk verkocht aan particulieren en in 1879 bebouwd (Delinstraat 84-92). Bedoeling van de aankoop was het oprichten van een betalende lagere meisjesschool voor de 5de Wijk, als aanvulling op de twee al bestaande ‘middelbare’ meisjesscholen van het stedelijk onderwijsnet. Ingenieur Gustave Royers tekende in oktober 1880 het ontwerp en stelde in mei 1881 het lastenboek op voor de aanpassing en uitbreiding van het hof Michiels-Loos tot meisjesschool. De werken betroffen het toevoegen van drie traveeën met inkomportaal aan de westzijde van het hotel, waarvan de oorspronkelijke indeling verder nauwelijks wijzigingen onderging. Zijde Delinstraat werd haaks op het hoofdvolume een onderwijzerswoning opgetrokken, aan de oostzijde van de tuin een turnzaal met tekenklas, en als verbinding tussen de drie gebouwen een open galerij uit ijzer en glas. De bouw begroot op acht maanden, kwam bij openbare aanbesteding in september 1881 toe aan de aannemer Romain Ghislain Hargot uit Sint-Gillis, voor een bedrag van 72.780 Belgische frank.
De school die haar deuren opende in 1883, huisvestte vanaf 1897 de Lagere Hoofdschool voor Meisjes, en vanaf 1930 de Meisjesberoepsschool 2. Het complex werd vervolgens uitgebreid met een modernistische klassenvleugel aan de noordzijde van de tuin. Stadsbouwmeester Emiel Van Averbeke tekende het ontwerp in december 1932 en het lastenboek in december 1933. De bouw begroot op tien maanden werd bij openbare aanbesteding in maart 1934 toegewezen aan de aannemer J.G. Dewitte uit Borgerhout, voor een bedrag van 411.497 Belgische frank. Vier bouwlagen hoog en opgetrokken uit baksteen en gewapend beton, omvatte het programma van de nieuwbouw zes klassen met vestiaires boven een overdekte speelplaats met sanitair. Vandaag huisvest het gebouwencomplex het Stedelijk Lyceum Offerande.
Gustave Royers die in 1875 is dienst trad bij de stad Antwerpen, stond van 1888 tot 1907 als hoofdingenieur-directeur aan het hoofd van de dienst Werken. In die functie volgde hij Pieter Dens op als stadsbouwmeester. Tot zijn belangrijkste bouwkundige realisaties behoren de oranjerie van de Kruidtuin uit 1883, de brandweerkazerne uit 1885 aan het Kipdorp, de vismijn uit 1891 in de Scheldestraat, de Schippersbeurs uit 1894 in de Lange Nieuwstraat, een twaalftal stadsscholen waaronder de lagere school op het Stuivenbergplein en de Stedelijke Nijverheidsschool in de Rodestraat beide uit 1898, en de ambtswoning van de hoofdhavenmeester uit 1899 aan de Oudeleeuwenrui. Van historische betekenis was het aandeel van Royers in de waterbouwkundige aanleg van de Antwerpse haven tijdens zijn ambtsperiode, met het graven van het Lefebvredok, het Amerikadok, het Eerste Havendok en de bouw van de Royerssluis.
Het hoofdvolume in Louis-Philippestijl vormde oorspronkelijk een vrijstaande villa van zes bij drie traveeën, dat een souterrain, twee bouwlagen en een mezzanine omvatte, onder een schilddak (nok parallel aan de Offerandestraat, leien). De hoofdtoegang bevond zich centraal in de noordelijke tuingevel, die over de volledige breedte werd geflankeerd door een veranda van één bouwlaag. Volkomen symmetrisch van opzet, beantwoordde het gevelfront aan een regelmatig ordonnantieschema, licht gemarkeerd door twee zijrisalieten van elk twee traveeën. Bij de aanpassing tot school in 1880-1883 werd het gebouw aan de westzijde uitgebreid tot negen traveeën, voortbouwend op de bestaande ordonnantie. Het ontwerp legde de klemtoon op het nieuwe hoofdportaal in de derde travee, die als risaliet werd uitgewerkt.
De langgerekte, bepleisterde en beschilderde lijstgevel rust op een hoge plint uit blauwe hardsteen waarin keldervensters. Ingediepte pilasters in kolossale orde bepalen de verticale gevelgeleding, waarbij de vroegere zijrisalieten ter hoogte van de vijfde en voorlaatste travee worden aangegeven door gekoppelde pilasters. De opstand is opgebouwd uit regelmatige registers van rechthoekige vensters met afgeronde bovenhoeken, gevat in geriemde omlijstingen met rol- en rankwerksleutels. Deze rusten op de begane grond op cordonvormende lekdrempels, en op de bovenverdieping op individuele lekdrempels met casementen in de borstwering. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een breed gelede architraaf, de mezzanine en de gekorniste houten kroonlijst op klossen en tandlijst. Geritmeerd door ingediepte postamenten, wordt de mezzanine geopend door liggende rechthoekige vensters met afgeronde hoeken in geriemde omlijstingen, met rol- en rankwerksleutels aan de vier zijden.
De klemtoon van de gevelcompositie ligt op het hoger opgetrokken portaalrisaliet in de derde travee, dat wordt bekroond door een driehoekig pseudo-fronton. Daarvan droeg het door voluten geflankeerde topstuk oorspronkelijk een bolornament met spits. De rondboogpoort met een diamantkopsleutel, gelede imposten en lauwertakken in de zwikken, wordt omlijst door pilasters en een gestrekt entablement op bewerkte voluutconsoles met guttae. Het paneel in de fries draagt de inscriptie: “VOOR ONZE VOLKSKINDEREN”. Op de door platte banden belijnde bovenverdieping, wordt het vlak omlijste venster met voluten en waterlijst, bekroond door het stadswapen van Antwerpen. Een vlak omlijst segmentvenster met sluitsteen en radiale roeden doorbreekt de mezzanine. Bewaarde houten vleugeldeur en vensterschrijnwerk.
De oostelijke zijgevel en de tuingevel, beide geleed door kolossale pilasters hebben dezelfde ordonnantie als de voorgevel. In de tuingevel onderscheidt de vroegere portaalas zich door een drielicht op de bovenverdieping. De vijf traveeën brede, door pilasters gelede veranda wordt geopend door brede steekboogvensters met sluitsteen, en bekroond door een attiekbalustrade. Een hardstenen trappenbordes accentueert de middenas, en een beglaasde galerij op gietijzeren zuiltjes leunt tegen de tuingevels aan.
Ontsloten door de octogonale vestibule in de middenas en de traphal in de noordwestelijke hoek, bestond de begane grond van de villa oorspronkelijk uit een enfilade van spreekkamer, klein salon en eetkamer, en een groot salon over de volledige diepte in de oostflank van het gebouw, aangevuld met de veranda aan de tuinzijde. De bovenverdieping omvatte vermoedelijk vijf vertrekken ontsloten door een centrale gang. Deze indeling bleef grosso modo behouden bij de aanpassing tot school in 1880-1883, herbestemd tot vijf klassen, een spreekkamer en vestiaire op de begane grond, vier klassen, een bibliotheek en vestiaire op de bovenverdieping. De uitbreiding aan de westzijde bood ruimte aan de nieuwe vestibule en een muziekklas op de begane grond, en twee klassen en twee toiletten op de bovenverdieping.
De turnzaal met tekenklas ingeplant aan de oostzijde van de tuin vormt een rechthoekig volume van vier traveeën en twee bouwlagen onder een schilddak (nok loodrecht op de Offerandestraat). Het wordt links geflankeerd door een lage aanbouw en rechts door het trappenhuis beide licht terugwijkend en één travee breed onder een plat dak. De constructie is opgetrokken uit baksteenmetselwerk (vandaag geschilderd) met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint en dekstenen en witte natuursteen voor speklagen, cordons, sluitstenen en vensterposten, verankerd door smeedijzeren sierankers. Rechthoekige spaarvelden met tandlijst, lisenen en versneden steunberen markeren het hoofdvolume, op de begane grond geopend door brede steekboogvensters, op de bovenverdieping door getoogde tweelichten. Een houten kroonlijst met tandlijst vormt de gevelbeëindiging; het ontwerp vermeldt een ijzeren dakvorst.
Volgens de bouwplannen bood de begane grond ruimte aan de turnzaal met vestiaire en de bovenverdieping aan de tekenklas met open dakspant en bovenlichten, ontsloten door het zijdelingse trappenhuis.
De woning van de hoofdonderwijzeres vormt een dubbelhuis in neoclassicistische stijl, op een achteraan afgeschuinde plattegrond. Met een gevelbreedte van vijf bij twee traveeën, omvat de rijwoning in half open bebouwing twee bouwlagen en een mezzanine, onder een tentdak. Met schijnvoegen op beide bouwlagen, rust de bepleisterde en beschilderde lijstgevel op een plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door de puilijst en cordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op het middenrisaliet, oorspronkelijk met het inkomportaal. Dit laatste wordt op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon met balustrade en een gestrekt entablement, beide op bewerkte voluutconsoles, en een gevelsteen in de mezzanine. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige muuropeningen. De bovenvensters zijn vlak omlijst tot op de doorgetrokken imposten, de mezzaninevensters volledig. Een gekorniste houten kroonlijst op klossen en tandlijst vormt de gevelbeëindiging. De onderwijzerswoning is met het hoofdvolume verbonden door een bepleisterde en beschilderde tuinmuur.
Volgens de bouwplannen wordt de plattegrond opgedeeld door de centraal ingeplante inkom- en traphal. De begane grond biedt ruimte aan de spreekkamer en keuken in de linkerflank, en twee kamers in enfilade in de rechterflank. Op de eerste verdieping bevinden zich een salon, een kabinet en twee slaapkamers
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2019: Betalende Lagere Meisjesschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313612 (geraadpleegd op ).
Schoolgebouw gelegen op hoek Delinstraat, ondergebracht in voormalige patriciërswoning uit derde kwart 19de eeuw. In 1881-83 werden een veranda, een galerij en een achtergebouw met tekenklas toegevoegd alsook een woning voor onderwijzeres aan de Delinstraat, alles onder leiding van stadsarchitect G. Royers.
Voorgebouw in Louis-Philippestijl van derde kwart 19de eeuw; dubbelhuis van negen traveeën en twee bouwlagen met mezzanino onder schilddak (leien, nok parallel aan de straat); bepleisterde, witgeschilderde lijstgevel op hoge sokkel van arduin, typisch paneel- en lijstwerk en gevelafsluiting met houten kroonlijst op klossen en tandlijst. Derde travee met verhoogd deurrisalitiet; rondboogpoort in klassiek entablement met rankwerk in de zwikken en paneel met inscriptie "Voor onze Volkskinderen"; bel-etagevenster in brede omlijsting met voluten, waterlijst en stadswapen; halfrond mezzaninovenster met waaiervormige roedeverdeling onder puntig verhoogde kroonlijst.
Rechthoekige vensters met afgeronde bovenhoeken in geriemde omlijsting met bladwerksleutel; langwerpige mezzaninovenstertjes met gelijkaardige versiering aan de vier zijden. Achtergevel met pilasters en sierbanden, voorafgegaan door lagere uitbouw met brede arduinen trap en dakterras met opengewerkte leuning. Aanleunende beglaasde galerij op gietijzeren zuiltjes.
Voormalige woning voor onderwijzeres van vijf en twee traveeën en twee bouwlagen met mezzanino, in strakke neoclassicistische stijl van vierde kwart 19de eeuw; markerende puilijst, kordons, schijnvoegen, rechthoekige vensters; gevel aan de Delinstraat met accent op middenrisaliet met bel-etagebalkon; deur verbouwd tot venster. Haaks beschilderd bakstenen achtergebouw met sierankers, tandlijsten, segmentboogvensters.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Betalende Lagere Meisjesschool [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7384 (geraadpleegd op ).