is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Art deco flatgebouwen
Deze vaststelling is geldig sinds
Appartementsgebouw in art-decostijl, in drie fasen opgetrokken naar ontwerpen door de architecten Frits de Mont (gevelinscriptie) en Eduard Van ballaer, waarvan het middenpand met het inkomportaal als eerste tot stand kwam in 1932. De opdrachtgever was het liberale gemeente- en provincieraadslid Karel Meerbergen (Antwerpen, 1863-1938), handelaar en stichter van de turnkring L’ Anversoise. Het betrof de ingrijpende verbouwing van een bestaand burgerhuis uit het laatste kwart van de 19de eeuw, dat werd opgedeeld, achteraan uitgebreid en verhoogd. De vijfde bouwlaag kreeg pas door een wijziging van de bouwplannen de vorm van een pseudo-mansarde. Voor het rechter pand eveneens naar ontwerp van De Mont diende de vastgoedmaatschappij Commerciale & Immobilière K.M.B. in 1941 de bouwaanvraag in. Ook nu werd vertrokken van een bestaande constructie, en ondergingen de aanvankelijke bouwplannen wijzigingen aan de begane grond en de pseudo-mansarde. Het linker pand (nummer 28), werd als laatste uitbreiding aan het complex toegevoegd in 1948-1949, ter vervanging van een door oorlogsgeweld 'geteisterd' neoclassicistische burgerhuis uit het laatste kwart van de 19de eeuw. Van Ballaer tekende de plannen, Jos Meerbergen, zaakvoerder van de Commerciale & Immobilière K.M.B. trad op als bouwheer.
Het appartementsgebouw Meerbergen behoort tot het rijpe oeuvre van Frits de Mont, zoon van de letterkundige Pol de Mont, die actief was in de periode 1910 tot 1950. Naast zijn praktijk was de architect redactielid en productief auteur voor het Antwerpse architectuurtijdschrift De Bouwgids, de spreekbuis van de Kring voor Bouwkunde. De art-nouveauwoning die hij in 1910 in opdracht van zijn vader ontwierp op de hoek van de Jan Van Rijswijcklaan en de Markgravelei, behoort tot zijn allereerste realisaties. Vóór de Eerste Wereldoorlog liet hij zich eveneens opmerken met landhuisjes in cottagestijl. Tijdens het interbellum bracht De Mont zowel de art deco als het modernisme in praktijk.
Samen vier traveeën breed, omvatten het midden- en rechter pand, respectievelijk drie bouwlagen boven een souterrain en vier bouwlagen, onder een pseudo-mansarde (leien). De lijstgevel heeft een expressief parement uit rood baksteenmetselwerk in kettingverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, deur- en poortomlijstingen in de onderbouw, en witte natuursteen voor de bewerkte vensterposten en -omlijstingen in de bovenbouw. Bij de uitbreiding in 1941 werd de gevelcompositie uit 1932 in versoberde vorm doorgetrokken. Deze laatste onderscheidt zich door de asymmetrie van de brede zijtravee, en het plastische reliëf van de bovenbouw door de trapezoïdaal uitkragende erkerpartij, geflankeerd en bekroond door balkons. De opstand is hoofdzakelijk opgebouwd uit registers van brede rechthoekige drielichten in een geprofileerde omlijsting, waarvan de bewerkte middenposten over het volledige gevelvlak zijn doorgetrokken. Het rechthoekige inkomportaal heeft een cartouche met spiraalranken en voluten als bekroning, een patroon dat wordt herhaald in de smeedijzeren souterraintralies. Een houten kroonlijst vormt de gevelbeëindiging, onderbroken door en omlopend over de brede dakkapellen van de pseudo-mansarde, met een rood betegelde onderdorpel.
Het in 1948-1949 toegevoegde linker pand van één brede travee omvat vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde. De opstand heeft zowel het materiaalgebruik, het metselverband als de pui en pseudo-mansarde gemeen met de bouwfasen uit 1932 en 1941. Afwijkend wordt de bovenbouw gemarkeerd door een oplopende, rechthoekige erkerpartij met over de hoeken doorlopende vensters en een balkon met gesloten borstwering als bekroning.
De eerste bouwfase uit 1932 (middenpand) omvat volgens de bouwplannen een suite van drie kantoren met vestiaire op de bel-etage, drie flats op de bovenverdiepingen en een conciërgewoning in het souterrain. Ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal bestaan de flats uit een slaapkamer annex badkamer, een woonkamer, een keuken, op de eerste en tweede verdieping afgesloten door een ‘kabinet’ annex bergplaats en wc, op de derde verdieping door een tweede slaapkamer en wc.
De tweede bouwfase uit 1941 (rechter pand) wordt ontsloten door de inkom- en traphal van het middenpand, en een bijkomende liftschacht. Volgens de bouwplannen biedt de begane grond ruimte aan twee garages en de nieuwe conciërgewoning. De flats op de bovenverdiepingen bestaat uit een suite van salon en eetkamer, een keuken, een grote slaapkamer annex badkamer en een kleine slaapkamer annex bergplaats in de smalle achterbouw.
De derde bouwfase uit 1948-1949 (linker pand) wordt eveneens ontsloten door de centrale inkomhal, waarop een eigen traphal uitgeeft. Kantoren nemen de begane grond in, doorlopend in een vleugel achteraan op het perceel. De vier appartementen bestaan uit een woon- en eetkamer, keuken, badkamer en slaapkamer.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Osystraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Appartementsgebouw in art-decostijl [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7413 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.