Villa Louise ()

Historiek en context

Burgerhuis in neoclassicistische stijl opgetrokken door de aannemer Xavier Sterkendries, naar een ontwerp uit 1898. De huisnaam "Villa Louise" staat vermeld op de bouwplannen. Opdrachtgever was de Nederlandse herbergier Joseph Corneille Willebrord Picéni (°Den Haag, 1843), die zich in 1875 als scheepstimmerman vanuit zijn geboortestad in Antwerpen gevestigd had. Hij huwde er in 1882 met Marie-Louise Laddyn (°Gent, 1838), naar wie de villa later vernoemd is, en baatte café's uit aan het Sint-Jansplein en in de Graaf van Hoornestraat. Samen met "Villa Louise" liet Picéni door Sterkendries een statig hotel voor reizigers bouwen op de hoek van de Beeldhouwersstraat en de Graaf van Hoornestraat, tegenover het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. Huis en hotel gelden als de allereerste realisaties van de jonge aannemer, zelf een aannemerszoon, die vermoedelijk van 1905 tot 1910 geassocieerd was met zijn broer Armand. In 1918 liet toenmalig eigenaar weduwe S. Rijssens, door de aannemer Richard Somers, de oorspronkelijke oeils-de-boeuf vervangen door grotere dakkapellen. Zelf eigenaar geworden, bouwde deze laatste in 1919 een half vrijstaande garage (verbouwd) naast de woning, waar hij vervolgens ook zijn intrek nam.

"Villa Louise" werd in 1929 in opdracht van een volgende eigenaar dokter Luc Hertoghe-Belpaire (Antwerpen, 1893-Wilrijk, 1969) verbouwd, naar een ontwerp door de architect Jan De Vroey. Hertoghe, gehuwd met Marguerite Belpaire (Antwerpen, 1898-Antwerpen,1981), legde zich als arts toe op de studie van hormonen, en zetelde in 1936 gedurende 10 maanden in de Kamer als volksvertegenwoordiger van Rex voor het arrondissement Antwerpen. De Vroey voegde tegen de zijgevel een annex toe ter vergroting van de dienstlokalen, met extra slaapkamers op de verdiepingen. Bij deze ingreep maakte het oorspronkelijk hoge, smeedijzeren tuinhek, plaats voor de huidige, lagere voortuinafsluiting, en ook de garage uit 1919 werd aangepast.

Architectuur

“Villa Louise” is een rijhuis in half open bebouwing, ingeplant achter de rooilijn met een ondiepe voortuin. Deze laatste werd oorspronkelijk afgesloten door een hoog smeedijzeren hek met centrale poort tussen pijlers bekroond door obelisken. De huidige lage smeedijzeren voortuinafsluiting met hardstenen sokkel (deels verwijderd) dateert uit 1929. Met een gevelbreedte van drie traveeën aan de straat, omvat het volume een souterrain en twee bouwlagen, onder een mansardedak (leien). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel, met schijnvoegen op begane grond en bovenverdieping, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op de middenas. Deze wordt op de bovenverdieping gemarkeerd door een balkon met doorgetrokken balustrade, het vandaag blinde naambord en een dakkapel met driehoekig fronton, volgens het gevelontwerp oorspronkelijk bekroond door een smeedijzeren windwijzer waarin het bouwjaar 1898. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit registers van rechthoekige deur- en vensteropeningen in geriemde omlijsting met oren. Een houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging; de dakkapellen met gebogen fronton in de zijtraveeën, vervangen sinds 1918 de oorspronkelijke oeils-de-boeuf. In de verder blinde zijgevel met annex uit 1929, tekent de traphal zich af door middel van een eveneens in 1929 hoger opgetrokken middenrisaliet met rondboogvensters. Recente houten inkomdeur en vernieuwd schrijnwerk; behouden smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschrapers.

De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het neo-Palladiaanse landhuis, georganiseerd rond het T-vormige assenstelsel van de centraal ingeplante vestibule en traphal. Oorspronkelijk besloeg een enfilade van salon, eetkamer en veranda de linker flank, werd de traphal in de rechterflank geflankeerd door de spreekkamer en de keuken, en nam het overdekte terras over de volledige breedte de tuinzijde in. Op de bovenverdieping bevonden zich vier slaapkamers en een badkamer. Bij de verbouwing van 1929 werd de keuken heringedeeld en uitgebreid met een pomphuis, office en dienstingang, en één van de slaapkamers vergroot en uitgerust met een linnenkamer. In het interieur is de oorspronkelijke traphal bewaard, met een deels smeedijzeren trapleuning en een glas-in-loodraam.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1898#1570, 1918#7601, 1919#8811, 1929#32643 en 1926#33454; vreemdelingendossier 481#34227.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Villa Louise [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195069 (geraadpleegd op ).


Villa Louise ()

Voorheen zogenaamd "Villa Louise". Halfvrijstaand dubbelhuis en ten oosten uitbouw (garage) inspringend ten opzichte van de rooilijn; drie traveeën en twee bouwlagen onder mansardedak (leien) met dakkapellen, neoclassicistische stijl, van 1898. Bepleisterde, beschilderde lijstgevel op hoge sokkel van arduin. Bel-etage met ruim balkon op voluutconsoles, balustrades en houten kroonlijst op klossen. Rechthoekige muuropeningen in geriemde omlijsting; deur met hoge arduinen steektrap.

  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers D2, 1898, Modern Archief 20.336, dossier 1570.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Villa Louise [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7417 (geraadpleegd op ).