De voormalige pastorie van de Sint-Ursmarisparochie is ingeplant ten noorden van de parochiekerk achterin de Waregemsestraat en bevindt zich in een ruime ommuurde tuin afgesloten door ijzeren hekken vooraan. Een kerkwegel, aan het kerkhof geflankeerd door twee linden, leidt in het zuiden naar de kerk.
Historiek
De oudste vermelding van een pastorie te Nokere dateert uit 1636 wanneer pastoor Capuyns een nieuwe pastorie liet optrekken. Deze zou in 1736 in vlammen opgaan. Het nieuw opgetrokken pastoriegebouw telde vijf traveeën en twee bouwlagen onder een zadeldak met dakkapelletje en werd gebouwd in 1772 in opdracht van pastoor J. Roelants door Louis 't Kindt en Jan Baptist Simoens, respectievelijk meester timmerman en metser.
Het ontstaan van de pastorie als gebouwtype kadert in het streven van de 18de-eeuwse Oostenrijkse keizers om de Kerk onder staatscontrole te plaatsen. De taak van de kerk werd meteen ook beperkt tot de zorg voor het zielenheil. Ze moest bijgevolg dicht bij het volk staan. Binnen dat kader situeert zich ook de beslissing van de staat om de parochies te hervormen en de pastoors te huisvesten in betere woningen. De wet van 25 september 1769, getekend door Keizerin Maria Theresia, verplichte de lokale tiendenheffers om in te staan voor huisvesting en onderhoud van de woning van de dorpspastoor. In Nokere zijn dat: de pastoor zelf, de kerkfabriek, het klooster van Mortagne bij Doornik, het kapittel van Doornik en de plaatselijke koster.
Deze wetgeving verklaart de nieuwbouw of verbouwing van bestaande pastorieën in het laatste kwart van de 18de eeuw. Al snel ontwikkelde zich een zelfstandig gebouwentype: een dubbelhuis van vijf traveeën, twee bouwlagen en twee aanbouwsels met een schilddak. De gevel bestaat traditioneel uit bepleisterde baksteen met raam- en deuromlijstingen. Een centrale gang snijdt het huis doormidden, langs weerszijden bevinden zich een aantal kamers (twee per zijde). De interieurinrichting gebeurt eveneens volgens de heersende 18de-eeuwse mode (rococo en classicisme).
Vermoedelijk in de jaren 1860 werd het gebouw uitgebreid met twee zijtraveeën en voorzien van een nieuw schilddak en werden een stal en bijgebouwtje gebouwd.
Beschrijving
De bakstenen voorgevel is heden grijs geschilderd op een donkergrijze gecementeerde plint en heeft gecementeerde hoekkettingen. Een houten kroon- en tandlijst op klosjes loopt rondom rond. De rechthoekige vensters zijn gevat in gecementeerde witgeschilderde omlijstingen met imitatiehoekblokken op arduinen dorpels. Het oorspronkelijk 18de-eeuws houtwerk met roedeverdeling is behouden bij de benedenvensters. De centrale rechthoekige deur in dezelfde omlijsting heeft een bovenlicht met fraaie ijzeren waaier; de deur zelf is vernieuwd. Een lager deurtje in een gelijkaardige omlijsting met bekronend ovaal venstertje doorbreekt de rechter travee. De toegevoegde zijtraveeën hebben blinde bovenvensters.
De achtergevel is voorzien van een grijze beraping met aflijnende gecementeerde hoekblokken en grijsgeschilderde plint. De rechthoekige vensters kregen uitgewerkte rolluikkasten. Het middenrisaliet wordt geaccentueerd door een geblokte omlijsting met omlijste deur met bovenlicht en ijzeren waaier en blind bovenvenster.
Het interieur behoudt enkele laat 18de-eeuwse schouwboezems.
Meestal gaat de pastorie gepaard met een reeks van bijgebouwen als stallingen en koetshuis welke geplaatst worden in een tuin. Te Nokere werd rechts in de tuin een stalletje gebouwd dat met het huis verbonden werd door een lagere doorgang onder golfplaten dak.
De deels ommuurde en omhaagde tuin vormt steeds een volwaardig element van de pastorie. Het oude bomenbestand maakt van deze tuinen unieke oasen van rust. Het hoofdgebouw en de bijgebouwen situeren zich in een indrukwekkende ommuurde tuin met waardevol bomenbestand, bestaande uit onder andere: twee linden (Tilia) van respectievelijk 177 centimeter en 280 centimeter omtrek (gemeten op 1,50 meter hoogte) in de voortuin; een hazelaar (Corylus avellana) met een omtrek van 242 centimeter (gemeten op een hoogte van 30 centimeter, mogelijk gaat het hier om de oudste bekende hazelaar van Vlaanderen) in de tuin achteraan; een massief tamme kastanjes (Castanea sativa) in de tuin achteraan; een haag rondom de pastoorstuin bestaande uit hulst (Ilex aquifolium) en haagbeuk (Carpinus betulus); een rode beuk (Fagus sylvatica) met een omtrek van 534 centimeter (gemeten op een hoogte van 1,50 meter). Vanuit deze tuin loopt een pad rechtstreeks naar de kerk. Twee imposante linden, zogenaamd ‘de Lindekens’, flankeren het einde van het pad. Deze tastbare band tussen pastorie en kerk was een constante, maar vele van deze paden zijn verdwenen.
- Onroerend Erfgoed, digitaal beschermingsdossier DO002206, Dorpskom met parochiekerk met kerkhof, pastorie met tuin, kasteeldomein met bijgebouwen, neerhof, herberg, maalderij (S.N., 2002).