Nog deels omgrachte hoeve en vroegere zetel van de heerlijkheid van Wyckhuyse, grootste en belangrijkste achterleen van de heerlijkheid Ayshove. Genaamd naar de familie Wichuus, reeds vermeld in 1400 en eigenaars tot 1800. In 1801 aangekocht door baron della Faille d'Huysse. Heden leegstaand.
Opgravingen in 1997 in de omgeving brachten middeleeuws, laatmiddeleeuws en postmiddeleeuws materiaal aan het licht waardoor de occupatiegeschiedenis van de site tot de 10de of 13de eeuw kan teruggaan.
Achterin gelegen hoeve met in U-vorm ingeplande gebouwen; voorerf met vijver als rest van de vroegere brede walgracht, deels gedempt circa 1860 en begin 20ste eeuw; ijzeren toegangshek aan vierkante overhoeks geplaatste bakstenen pijlers in noorden.
Ten zuiden, boerenhuis van heden acht traveeën en anderhalve bouwlaag onder zadeldak (pannen, nok parallel aan de straat) met klokkenstoeltje, door middel van ankers 1822 gedateerd in linker zijgevel. Gewitte erfgevel op grijsgeschilderde plint. Rechthoekig beluikte vensters en twee rechthoekige deuren in vlakke grijsgeschilderde omlijsting; halfronde venstertjes onder de daklijst. Links en rechts aangebouwde stallen respectievelijk onder zadel- en lessenaarsdak.
Ten oosten, circa 1860 deels uitgebreide bakstenen dwarsschuur onder pannen zadeldak (nok loodrecht op de straat) met sporen van natuursteenblokken op rechtse hoek en arduinen jaarsteentje met opschrift "anno 18(12 ?)" in zwik van korfboogpoorten; centrale doorrit met rechthoekige poort. Erachter, gewit bakstenen bakhuis onder pannen zadeldak (nok loodrecht op de straat).
Ten westen, gelijkaardige circa 1860 nieuwgebouwde bakstenen stallen met vierkante venstertjes en overdekte mestvaalt achteraan.
- Rijksarchief Gent, Fonds della Faille, AL.
- BAUTERS L. - BRAECKMAN K., Kruishoutem, Hof te Wijckhuyze, preventieve opgravingen rondom een middeleeuwse boerderij, Jaarverslag van de provincie Oost-Vlaanderen, 1998, p. 97-99.
- GOEMINNE J., Bijdrage tot de geschiedenis van Kruishoutem, in Bijdragen tot de geschiedenis der stad Deinze en van het land aan Leie en Schelde, XXII, 1955, p. 98-103.