is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Landcommanderij Alden Biesen en rentmeesterswoning
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Landcommanderij Alden Biesen: tuinen, voorpleinen, park en omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Landcommanderij Alden Biesen: gebouwencomplex
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Landcommanderij Alden Biesen: omgeving rentmeesterswoning
Deze bescherming is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Landcommanderij Alden Biesen: rentmeesterswoning
Deze bescherming is geldig sinds
De ontwikkeling van de Duitse Orde eind 12de eeuw - begin 13de eeuw leidt tot een territoriale uitbreiding, die zich over het hele Duitse Rijk uitstrekt. Om praktische redenen wordt geopteerd voor een opdeling in zelfstandige landcommanderijen of balies, onder toezicht van een landcommandeur, doch onderworpen aan het gezag van de landcommandeur van het Duitse Rijk. In 1220 schenken graaf Arnold III van Loon en Mechtildis van Are, abdis van Munsterbilzen, een kerkje met afhankelijkheden en akkerlanden aan de Orde. Dit kerkje dateerde van 1209 en was uitgegroeid tot een Mariaal bedevaartoord. Hier wordt de zetel van de balie Alden Biesen opgericht. In 1227 of 1228 raakt de Orde in het noordwesten van het Rijk buiten het rechtstreeks beheer van de Duitsmeester en wordt Alden Biesen de kern van de nieuwe "landcommanderij van de Nederlanden". De ridders richten een commanderij op in Alden Biesen, van waaruit de andere commanderijen in de Nederlanden worden gesticht: Bekkevoort (1229-30); Bernissem bij Sint-Truiden (1237); Sint-Andreas te Luik (1254); Siersdorf (1270), Sint-Pieters-Voeren (1242), Gemert (1270), Holt (1281) en Ordingen bij Sint-Truiden (1622). Utrecht, dat eveneens bij de oorspronkelijke landcommanderij van de Nederlanden behoorde, wordt begin XIV een zelfstandige landcommanderij. In 1362 wordt Nieuwen Biesen in Maastricht opgericht, aanvankelijk slechts een refugiehuis, uitgroeiend tot een belangrijk administratief centrum voor de Orde in de Nederlanden.
Over het oorspronkelijke gebouwenbestand is vrijwel niets gekend. Archeologisch onderzoek bracht een driebeukige kapel met de westelijke toren aan het licht, daterend van circa 1235, en gelegen tussen het huidige kasteel en de oranjerie. Uit archivalische bronnen blijkt het bestaan van een hospitaal.
De bouw van de huidige commanderij begint onder landcommandereur Wijnandt van Brijel (1536-1554). De gebouwen, opgetrokken sedert de stichting in 1220, worden geleidelijk afgebroken en vervangen door nieuwe.
Vanaf 1543 wordt aangevangen met de bouw van het huidige waterslot. Een prent van Romeyn de Hooghe (1700) toont dit gedeelte in zijn oorspronkelijke, laatgotische vorm. De oostelijke vleugel had vóór de classicistische verbouwing aan de oostelijke zijde een risaliet met krul- of trapgevel, een houten ophaalbrug en een stenen brug over de gracht. Van hieruit bereikt men de voorburcht, gebouwd circa 1571 onder landcommandeurs Jan van Ghoer en Hendrik van Ruyschenbergh. Het is in deze periode een U-vormige constructie, met open zijde naar het waterslot gericht. In de thans verdwenen, oostelijke vleugel bevond zich het poortgebouw met houten ophaalbrug.
Circa 1571 bouwt landcommandeur Jan van Ghoer het gasthof, de paardenstallen en het nieuwe poortgebouw aan de westelijke zijde van het domein, uitziend op de wegen naar Rijkhoven, Hoeselt en Bilzen. Waarschijnlijk verdwijnen in deze periode de laatste resten van het middeleeuwse gebouwenbestand.
Onder landcommandeur Edmond Huyn van Amstenrade (1605-1634) en zijn opvolger Godfried Huijn van Geleen (1634-1657) wordt de nieuwe kapel gebouwd, kaderend binnen een nieuw neerhof (1634), waarin naast de kapel een hospitaal, stallingen, pachterswoning en schuur voorzien zijn. Aansluitend bij de kapel bouwt men het hospitaal, dat op de prent van de Hooghe in zijn oorspronkelijke, tweelagige vorm te zien is; het wordt in de 19de eeuw gedeeltelijk gesloopt.
Onder landcommandeur Hendrik van Wassenaer (1690-1709) wordt circa 1706 de noordelijke vleugel en het noordelijke gedeelte van de oostelijke vleugel ingericht tot appartement van de landcommandeur. Hij begint met de renovatie en de verbouwing van het waterslot, die onder landcommandeur Damian Hugo van Schönborn (1709-1717) hun definitieve vorm krijgen. De belangrijkste transformaties gebeuren na 1716, door de Maastrichtse bouwmeester Gilis Doyen, naar richtlijnen van de landcommandeur en de Weense hofarchitect Johann Lucas von Hildebrandt. De gevels van het waterslot krijgen een symmetrische ordonnantie, in Lodewijk XIV-stijl; de laatgotische vensters worden vervangen door kruiskozijnen in een valkke, kalkstenen omlijsting. De westelijke vleugel van het waterslot wordt verbouwd en ingericht tot corp-de-logis met centrale staatsietrap en symmetrisch geordende vertrekken aan weerszijde, en krijgt aldus een representatieve functie; deze inwendige structuur krijgt zijn veruiterlijking in de symmetrische gevelordonnantie aan de binnenplaats. In de zuidelijke vleugel wordt de slotkapel met privaat oratorium en sacristie ingericht; de oostelijke vleugel, waarin de administratie van de commanderij was gevestigd, en het appartement van de landcommandeur in het noordoostelijke gedeelte bleven in hun oorspronkelijke toestand behouden. De voorburcht krijgt zijn definitieve inrichting, waarbij gebruik wordt gemaakt van de laatgotische vensters die uit het waterslot verwijderd werden. In deze periode wordt ook de oranjerie tussen de oudere paardenstallen ingericht, en de Franse tuinen aangelegd.
Onder landcommandeur Caspar Anton van der Heyden de Belderbusch (1764-1780) wordt deze nieuwe, symmetrische en open structuur doorgetrokken naar de voorburcht, waar de afsluitende oostelijke vleugel wordt afgebroken om doorzicht te geven naar een tweede voorhof, in het oosten afgesloten door een smeedijzeren inrijhek. Hij laat de gebouwen uit de eerste helft van de 18de eeuw van de oorspronkelijke voorhof afbreken om ze te vervangen door twee symmetrische, identieke en parallel tegenover elkaar gelegen gebouwen, de tiendschuur en de rijschool. In deze periode krijgt de het kasteel waarschijnlijk zijn definitieve binneninrichting, waarvan na de openbare verkoop van de goederen in 1797 en de brand van 1971 slechts fragmenten bewaard bleven.
Onder landcommandeur Franz Johann Nepomuk von Reischach (1780) wordt de Engelse tuin aangelegd.
In 1794 worden de goederen van Alden Biesen geconfisqueerd en in 1797 openbaar verkocht. In 1822 koopt Willem Claes Alden Biesen; door huwelijk gaan de goederen in 1880 over naar de familie du Vivier, later Roelants du Vivier. Op 8 maart 1971 brandt het kasteel gedeeltelijk af. Het wordt op 7 juni van dat jaar aangekocht door de Ministeries van Nederlandse Cultuur en Openbare Werken. Onmiddellijk wordt begonnen met de instandhoudingswerken. De restauratie wordt aangevangen door de Provinciale Dienst der Gebouwen van het Ministerie van Openbare Werken, onder leiding van architect E. Castermans en loopt tot 1987. In 1988 wordt Alden Biesen in gebruik genomen als Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap. De provincie Limburg kocht het omringende domein aan.
Het complex is gelegen aan de Kasteelstraat ten westen en de zogenaamde Maastrichter Allee, een dreef, die de verbinding vormt tussen deze straat en de oorspronkelijke oostelijke hoofdingang met poortgebouw en Apostelenhuis, ten noorden. Bij de oostelijke hoofdingang, op het hoogste punt van het domein, monden zeven dreven uit, een symbolische verwijzing naar de Zeven Weeën en Vreugden van Maria. Het gebouwenbestand bevat een centraal gedeelte, in aaneenschakeling van westen naar oosten gelegen, en door de 18de-eeuwse verbouwingen in symmetrische volgorde geschikt, met het waterslot ten westen, vervolgens de voorburcht en tenslotte het voorhof, ten oosten afgesloten door het inrijhek. Ten noorden hiervan, met de open zijde naar de voorburcht gericht, het U-vormige buiten- of neerhof, waar zich de kapel met galerij en hospitaal, de pachterswoning, stallingen en schuur bevinden. Ten westen van dit gedeelte bevindt zich de Franse tuin, aan de noordelijke zijde geflankeerd door de oranjerie en paardenstallen. De westelijke toegang tot de Maastrichter Allee wordt gevormd door een poortgebouw met ten noorden ervan het gasthof.
Dit gedeelte behoort samen met het waterslot en de voorburcht tot de oudste gedeelten: in het Apostelenhuis bleven resten bewaard van de laatgotische, ordonnantie uit de tweede helft van de 16de eeuw uit de bouwcampagne van landcommandeur Wijnandt van Brijel. De gebouwen worden gerestaureerd of heringericht door landcommandeur Caspar Anton van der Heyden de Belderbusch in 1755.
Het complex ligt op het hoogste punt van het domein, aan de oostelijke zijde van de commanderij. Bij de poort komen zeven dreven samen, als symbool van de Zeven Weeën en Vreugden van Maria.
Het poortgebouw is een vierkante constructie van drie bouwlagen onder mansardedak (leien), gebouwd door landcommandeur Godfried Huijn van Geleen in 1652, confer gevelsteen. Maasstijl met barokinvloeden in de inrijpoort aan de oostelijke zijde. Bakstenen gebouw afgewerkt met mergelstenen banden en hoekbanden. Kruis- en kloosterkozijnen in een kalkstenen omlijsting met negblokken. In de oostelijke gevel (buitenzijde), gevelstenen: wapenschild van Godfried Huijn van Geleen met opschrift en chronogram 1652; wapenschild van Caspar Anton van der Heyden de Belderbusch met datering 1755; een mergelstenen nis met schelpmotief, waarin zich voorheen een Onze-Lieve-Vrouwebeeld bevond, met datering 1668, onder commandeur Edmond Godfried van Bocholtz. In de oostelijke gevel, barokke rondboogpoort in een geprofileerde, hardstenen omlijsting met gesculpteerde sluitsteen; de posten zijn opgevat als geblokte pilasters (rustica); in- en uitzwenkend fronton. Aan de westelijke zijde een bakstenen rondboogpoort met mergelstenen sluitsteen.
Links van het centrale poortgebouw, poorthuis van één bouwlaag onder schilddak (leien), thans in heropbouw. De oostelijke gevel vertoonde een risaliet met krulgevelbekroning; gevelsteen met datering 1689, onder Edmond Godfried van Bocholtz.
Rechts van het poortgebouw sloot het thans verdwenen Apostelenhuis aan; het was een L-vormig gebouw van twee bouwlagen, met kapel op de gelijkvloerse verdieping, en twaalf kamers voor behoeftige mannen, vandaar de naam Apostelenhuis; laatgotische kern uit de tweede helft van de 16de eeuw, vergroot en aangepast in 1716-1726, onder commandeur Damian Hugo von Schönborn, zoals aangeduid door een gevelsteen. Na wereldoorlog II takelde het Apostelenhuis langzaam af. Restauratie en heropbouw zijn aan de gang.
Vierkante constructie, met hoofdingang in de oostelijke zijde, aan de kant van de voorburcht. Op elke hoek een ronde hoektoren. Omgeven door een gracht, met stenen brug aan de oostelijke zijde en houten brug aan de westelijke zijde. De laatgotische gebouwen, door landcommandeur Wijnandt van Brijel (1536-1554) vanaf 1543 gebouwd, worden onder landcommandeur Hendrik van Wassenaer (1690-1709) circa 1706, doch vooral door Damian Hugo van Schönborn (1709-1717) aangepast in Lodewijk XIV-stijl, waarbij de laatgotische ordonnantie met kruis- en kloosterkozijnen in kalkstenen omlijsting met negblokken en accoladeprofilering op de latei vervangen wordt door een symmetrische ordonnantie met kruiskozijnen in een vlakke, kalkstenen omlijsting. Eind 18de eeuw - begin 19de eeuw worden deze kruiskozijnen verbouwd tot de huidige, laat-classicistische vensters.
De noordelijke en zuidelijke vleugel tellen elk acht traveeën, de oostelijke en de westelijke vleugel negen traveeën, telkens van twee bouwlagen op een souterrain, onder zadeldaken (leien). De ronde hoektorens zijn een halve verdieping hoger onder ingesnoerde naaldspitsen. De gevels zijn voorzien van een geprofileerde, mergelstenen kroonlijst en smeedijzeren, S-vormige muurankers. Gekasseide binnenplaats. De gevels aan de buitenzijde hebben een éénvormige afwerking: rechthoekige vensters in een kalkstenen omlijsting op neuten, met hergebruik van ouder materiaal, geprofileerd en voorheen beluikt op de benedenverdieping. De onderbouw bevindt zich op een gebouchardeerde, kalkstenen plint en is afgelijnd met een mergelstenen band; de vensters hier zijn de oorspronkelijke, laatgotische vensters, kleine rechthoekige en kloosterkozijnen, in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met accolademotief in de latei; voorts een aantal schietgaten. De zijgevels van de oostelijke vleugel zijn afgewerkt met trapgevels, die van de westelijke vleugel voorzien van krulgevels (1566) met mergelstenen afwerking; vensters in een mergelstenen omlijsting en gevelstenen. Waarschijnlijk waren de oorspronkelijke oostelijke en westelijke vleugels vóór de verbouwing van de 18de eeuw met elkaar verbonden door rondboogarcaden, waarvan nog het gedeelte van een travee overblijft in de noordelijke vleugel.
De oostelijke vleugel bood huisvesting aan de kanselarij met archief en griffie in het zuidelijk gedeelte naast de inrijpoort, aan de woning van de landcommandeur in het noordelijke gedeelte; de private slotkapel was mogelijk in de zuidoostelijke hoektoren ondergebracht. In de kelder bevond zich een keuken met grote stookplaats. In deze vleugel bevindt zich eveneens de inrijpoort: in de oostelijke gevel is dit een rondboogpoort in een rechthoekige, geblokte, kalkstenen omlijsting met imposten en gesculpteerde sluitsteen met schelpmotief; het venster erboven, getoogd, in een rechthoekig, kalkstenen omlijsting met druiplijst, voorzien van een smeedijzeren hek, is geflankeerd door geblokte, mergelstenen hoekbanden; de travee is bekroond door een driehoekig fronton met mergelstenen timpaanvulling met weggehakt wapenschild van Caspar Anton van der Heyden de Belderbusch en datering 1769. De gevel behield op een paar plaatsen de bakstenen ontlastingsbogen van de oorspronkelijke, laatgotische vensters. De westelijke gevel behield zijn laatgotische ordonnantie: een ongelijk aantal traveeën, voorzien van kruis- en kloosterkozijnen in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei. Kalkstenen plint. De poort aan deze zijde is korfboogvormig in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken; druiplijst op gesculpteerde consooltjes. De deur rechts van de poort is mogelijk een verbouwd venster. In de linkerhoek, kleine rechthoekige deur met afgeronde hoeken in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei. Boven de poort, een getrapt dakvenster met een korfboogvormig laadvenster in een rechthoekige kalkstenen omlijsting met negblokken.
Het appartement van de landcommandeur, in 1706 ingericht in de noordvleugel en het oostelijke gedeelte van de oostvleugel, omvatte een kabinet, een zitkamer, een eetkamer en een slaapkamer. Het kabinet fungeerde als een studie- en rariteitenkamer. De stoffering dateert van de periode van Hendrik van Wassenaer, wiens portret zich boven de schouw bevindt; lambrisering met decoratieve panelen, plafond met wapenschild van de commandeur en schilderijen met de vier Deugden. De overige vertrekken verloren tijdens de brand van 1971 het grootste deel van hun stoffering.
De westelijke vleugel omvat het corps de logis. Mogelijk diende dit gedeelte oorspronkelijk voor representatieve doeleinden. Het kreeg zijn huidig, symmetrisch uitzicht met hoektorens en centraal risaliet met driehoekig fronton onder Damian Hugo van Schönborn (1709-1717), naar ontwerp van Gilis Doyen uit Maastricht. Aan de zijde van de binnenplaats zijn de vijf centrale traveeën geflankeerd door risalieten, opgevat als vierkante torens onder tentdak. De drie middentraveeën zijn afgelijnd door middel van geblokte, kalkstenen hoekbanden en bekroond met een driehoekig fronton met mergelstenen timpaanvulling, waarbinnen het wapenschild van Damian Hugo van Schönborn. Rechthoekige vensters als in de buitengevels, doch hier afgewerkt met geprofileerde druiplijsten. Centrale, rechthoekige deur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met neuten, entablement op voluten en wapenschild van Damian Hugo van Schönborn in een gebogen fronton. De hoektorens zijn voorzien van rechthoekige deuren met bovenlicht, afgewerkt als de vensters. In de zuidelijke hoektoren, laatgotisch korfboogdeurtje in een geprofileerde, rechthoekige omlijsting met wapenschild als sluitsteen. De westelijke gevel heeft eveneens een centrale deur, rechthoekig in een kalkstenen omlijsting, waarboven een gevelsteen.
Het interieur behield elementen van decoratieve, florale wandversieringen op pleisterwerk uit de tweede helft van de 16de eeuw. De 18de-eeuwse binneninrichting plaatste de vestibule met dubbele bordestrap centraal. Aan weerszijde hiervan bevinden zich de salons, bestemd voor ontvangsten en waarschijnlijk ook als gastenappartement; het salon in de zuidzijde is voorzien van een staatsieportret opgenomen in de betimmering van de schouw; het salon aan de noordzijde heeft een in de betimmering van de schouw opgenomen schilderij met staatsieportret van landcommandeur Caspar Anton van der Heyden de Belderbusch. In de kelderverdieping een tweebeukige kelder met ribgewelven, op een rij van drie laatgotische zuilen met waterbladkapiteel, en een gelijkaardige, kleinere kelder met één zuil. De kelderverdieping omvatte eveneens twee wapenzalen.
De noordelijke vleugel behield aan de zijde van de binnenplaats resten van de oorspronkelijke, laatgotische ordonnantie: een gedichte, korfboog in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting, op een kalkstenen zuil met gesculpteerd kapiteel. De centrale deur hier is een rondboogdeur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met neuten en imposten, ingeschreven in een rechthoekig omlijsting met driehoekig fronton; ronde gevelsteen op de plaats van de sluitsteen.
Gelijkaardige ordonnantie voor de zuidelijke vleugel; alleen de ontlastingsboog van de oorspronkelijke galerij is hier nog zichtbaar. Laatgotisch korfboogdeurtje in een geprofileerde, rechthoekige, kalkstenen omlijsting met aansluitend, rechthoekige venster in de linkerhoek. Het wapenschild boven de deur werd hier weggehakt. De kelderverdieping herbergt de zogenaamde "nieuwe keuken". In deze vleugel was de slotkapel ondergebracht met oratorium en sacristie; de kapel was ingericht als een amfitheater met zitbanken aan de west-, zuid- en noordzijde, wat verwijst naar het gebruik ervan als vergaderruimte voor het kapittel. De vertrekken worden in de 19de eeuw ingericht als appartement van de kasteelheer. Oorspronkelijk stond ook in de zuidoostelijke hoek van het waterslot een hoekgebouw.
In de noordoostelijke hoek van de binnenplaats bevindt zich de trap-, uurwerk- en klokkentoren, gebouwd door landcommandeur Jan van Ghoer in 1566. Hoge, vierkante constructie van zeven en een halve bouwlaag onder ingesnoerde naaldspits. Laatgotisch. Twee geprofileerde, mergelstenen waterlijsten. Kleine, rechthoekige vensters in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei. Twee korfboogdeurtjes in een rechthoekige, geprofileerde, kalkstenen omlijsting met wapenschild als sluitsteen, het rechtse voorzien van de initialen N M. In de toren wordt door Ferdinand Damian Hendrik von Sikkingen (1734-1749) een bibliotheek ingericht, in verbinding met het appartement van de landcommandeur, met boekenkasten en portrettengalerij van de familie van de commandeur; rococostijl; staatsieportret van de landcommandeur op de centrale schouwboezem; op het plafond, schilderij met voorstelling van de apotheose van de landcommandeur. In de zoldering, schilderijen met voorstelling van "De vier Seizoenen en de vier elementen" door W. Damery (17de eeuw).
De voorburcht bestaat uit twee parallelle vleugels, elk voorzien van een ronde hoektoren aan de oostzijde. De noordvleugel omvat van west naar oost, het rentmeesterbureau, een koetshuis, paardenstallen, het poortgebouw en de woning van de Ordepriester. De zuidelijke vleugel omvat de brouwerij, een koetshuis, een smidse en paardenstallen. Beide gebouwen zijn langgestrekte, bakstenen gebouwen onder zadeldak (leien), gedateerd 1571 op de latei van het poortgebouw. Aan de grachtzijde zijn ze voorzien van een hoge, mergelstenen plint. De westelijke zijgevels zijn krulgevels; die van de noordvleugel is voorzien van twee medaillons met wapenschilden van de Duitse Orde en een gevelsteen met datering 1574; die van de zuidvleugel draagt een gevelsteen met wapenschild van Edmond Huyn van Amstenraedt (1605-1634). Mergelstenen hoekbanden. Kleine, rechthoekige vensters en kloosterkozijnen in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken en accolademotief op de latei. Beide koetshuizen zijn voorzien van een rondboogarcade met geprofileerde, mergelstenen bogen op kalkstenen zuilen met lijstkapiteel. Korfboogdeuren in een geprofileerde, rechthoekige, kalkstenen omlijsting. Het poortgebouw is een iets hogere travee, afgewerkt met trapgevels aan de zijgevels; in de noordgevel een geprofileerde rondboogpoort in een rechthoekige, kalkstenen omlijsting, geflankeerd door pilasters, met een weggehakt wapenschild op de sluitsteen en datering 1571 op de latei; twee spleetvormige openingen wijzen erop dat het vroeger een ophaalbrug was. Boven de poort bevindt zich een mergelstenen omlijsting van een gedicht venster. In de zuidgevel een rondboogpoort in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken.
Het voorhof bestaat uit twee parallel tegenover elkaar gelegen gebouwen, de tiendschuur ten noorden en de rijschool ten zuiden, aan de noordzijde met elkaar verbonden door het inrijhek. Het geheel dateert van de bouwcampagne van landcommandeur Caspar Anton van de Heyden de Belderbusch (1764-1780). Het zijn identieke gebouwen van negen traveeën en een bouwlaag onder wolfsdak (leien). Bakstenen gebouwen met mergelstenen hoekbanden; geprofileerde, mergelstenen kroonlijst. De rijschool is voorzien van smeedijzeren, S-vormige muurankers. Rechthoekige vensters en deuren in een vlakke, kalkstenen omlijsting. In elk gebouw een kalkstenen rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting met negblokken aan de posten en sluitstenen aan de boog. Beide gebouwen zijn verbonden door een lage, bakstenen muur met ijzeren hek (1775). Smeedijzeren inrijhek tussen kalkstenen pijlers met paneelmotieven en siervazen.
Het buitenhof is een U-vormig geheel, gebouwd vanaf 1634 door landcommandeur Godfried Huijn van Geleen.
De noordvleugel aan de Maastrichter Allee omvat het poortgebouw tussen stallingen ten westen en de pachterswoning ten oosten. Aan beide zijden staat een vierkante toren onder ingesnoerde naaldspits (smeedijzeren windvanen). Bakstenen gebouw op een kalkstenen plint; de hoektorens hebben en gebouchardeerd plint; mansardedaken; kalkstenen hoekbanden en band; S-vormige, smeedijzeren muurankers. In de noordgevel, geprofileerde, mergelstenen kroonlijst op ojiefvormige consoles. De overige gevels en de torens hebben een vlakke kroonlijst.
Het poortgebouw heeft in de noordgevel een monumentale rondboogpoort in een rechthoekige, geblokte, kalkstenen omlijsting, voorzien van een entablement met trigliefenmotief, een druiplijst en een driehoekig fronton met wapenschild van Godfried Huijn van Geleen (1605-1634) in de timpaanvulling. Aan de zuidzijde een eenvoudige rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting met negblokken aan de posten. Kleine, rechthoekige vensters, kloosterkozijnen en kruiskozijnen in een kalkstenen omlijsting met negblokken. De pachterswoning werd aan erfzijde aangepast: de omlijsting van de oorspronkelijke vensters bleef gedeeltelijk behouden, doch de huidige muuropeningen dateren uit de tweede helft van de 19de eeuw; hardstenen latei en lekdrempel. Rechthoekige deuren met afgeronde hoeken in een rechthoekige omlijsting van gebouchardeerde kalksteen met negblokken.
De westelijke hoektoren werd gebruikt als klokkentoren voor de kapel, en voorzien van ronde, bakstenen galmgaten.
De oostvleugel omvat stallingen, haaks aansluitend bij de noordvleugel, en een schuur. De stallingen zijn als die in de noordvleugel. Schuur onder zadeldak, met twee ronde poorten in de westgevel; de grote poort in het midden is voorzien van een geprofileerde druiplijst met guirlandemotief en een voluutvormige sluitsteen. Rechts, een lagere rondboogpoort in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting. In de noordelijke zijgevel een eenvoudige, kalkstenen rondboogpoort met sluitsteen .
De bouw van de kapel wordt begonnen in 1631, onder landcommandeur Edmond Huyn van Amstenrade (1605-1634), en afgewerkt onder zijn opvolger, Godfried Huijn van Geleen (1634-1657); ze wordt ingewijd in 1638. In 1870 wordt ze parochiekerk van Rijkhoven. Het is een vroeg-barokke zaalkerk van vijf traveeën, waarvan de noordtravee een pseudo-transept vormt, met een koor van een rechte travee en vlakke sluiting. Ze vormt een onderdeel van het buitenhof, gelegen aan de noordzijde van de westvleugel, met ten zuiden aansluitend de galerij en het hospitaal.
Bakstenen gebouw onder wolfsdak (leien), op een kalkstenen plint. Geprofileerde, mergelstenen kroonlijst met een fries van trigliefen, ruiten en gestileerde bloemen. Travee gemarkeerd door steunberen met mergelstenen afwerking, opgevat als pilasters. Spitsboogvensters in een mergelstenen omlijsting met geprofileerde druiplijst, en posten uitgewerkt als pilasters. In elke travee, boven de vensters, een gevelsteen met medaillon. De noordgevel, de koorafsluiting, is een krulgevel, waarvan de geveltop afgewerkt is met mergelstenen ornamenten: een aedicula, oculi, een kalkstenen gevelsteen in mergelstenen omlijsting en twee mergelstenen cartouches met opschrift: ANNO en 1637. Centraal in de gevel een mergelstenen rondboognis met schelpmotief en beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind; gesculpteerde omlijsting met voluten en boogvormig fronton. Het portaal bevindt zich aan de zuidzijde, binnen de galerij: rondboogpoort in een geblokte, kalkstenen omlijsting. In de westgevel bevindt zich een tweede portaal, dat voor de landcommandeur bedoeld was: een rechthoekige deur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met druiplijst, waarboven een mergelstenen gevelsteen met wapenschild van Damian Hugo von Schönborn.
Bepleisterd interieur. Kruisribgewelven met mergelstenen ribben tussen dito, spitsboogvormige gordelbogen, neerkomend op de gesculpteerde kapitelen van mergelstenen pilasters, die de traveeën markeren. Ook aan de binnenzijde hebben de vensters de geprofileerde, mergelstenen druiplijsten. Rondboogvormige scheiboog tussen schip en koor in een geprofileerde omlijsting tussen mergelstenen pilasters met Ionisch kapiteel.
Mobilair: schilderij met voorstelling van Christus en de Wenende Vrouwen; schilderij met voorstelling van de Piëta met Sint-Franciscus en Sint-Elisabeth van Hongarije, en schilderij met voorstelling van Sint-Michael en Sint-Joris, voormalige altaarstukken der zijaltaren, beide toegeschreven aan Casper de Crayer (eerste helft 17de eeuw). Beeld van Sint-Blasius, gepolychromeerd hout, rechterzijaltaar (tweede kwart 17de eeuw); beeld van de Verrezen Christus, eik; beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind in stralenkrans, gepolychromeerd hout, linkerzijaltaar (begin XIV); triomfkruis boven de scheiboog, gepolychromeerd hout. Hoofdaltaar, beschilderd hout, barok, door Leonard en Gilis de Froidmont van Luik (1638-1640); altaarstuk met schilderij van Gerard Douffet, Luik, voorstellend de Geboorte van Christus (1641); huidig altaar, bestaande uit vier panelen met hoofden van de Evangelisten. Koorbanken, eik (eerste helft 18de eeuw). Koorstoel van de landcommandeur (tweede helft 17de eeuw). Twee biechtstoelen, eik (circa 1650). Doopvont, marmer, met wapenschild van landcommandeur Godfried Huijn van Geleen en datering 1651. Grafsteen van Edmond von Wörth ( 1292), kalksteen en witte marmer, vroeg-gotisch; grafsteen van de landcommandeurs Edmond Huyn van Amstenrade (+ 1634) en Godfried Huijn van Geleen (+ 1657); grafsteen van Caspar von Schenck van Nidecken tot Hellenraedt en Brempt, commandeur van Siersdorf ( 1668); grafsteen van de familie Cox (1676-1734); gedenksteen voor Edmond Otto van Rochau, door middel van een chronogram gedateerd 1680. Stichtingssteen (1638).
In de westvleugel van het buitenhof, aansluitend bij de kapel. Dit gedeelte was oorspronkelijk even hoog als de kapel, doch werd in de 19De eeuw gedeeltelijk gesloopt. Datering 1635 op één der bogen. Bakstenen gebouw van zeven traveeën en een bouwlaag onder schilddak; kalkstenen hoekbanden. Galerij aan de oostzijde: rondboogarcade met geprofileerde, kalkstenen bogen op kalkstenen zuilen met lijstkapiteel. Houten zoldering. Erachter, aan de westzijde ligt het hospitaal. De eerste travee, aanleunend bij de kapel, telt twee bouwlagen onder lessenaarsdak. De westgevel herhaalt het arcade-motief van de oostgevel, doch hier zijn de bogen dicht en voorzien van rondboogvensters met negblokken.
Gelegen vlak bij de westingang, langs de Maastrichter Alle, in het verlengde van de noordvleugel van het buitenhof. Bakstenen gebouw van een bouwlaag onder schilddak (leien), met dakkapellen aan de stallen.
De oranjerie is het centrale gedeelte van het gebouw: zeven traveeën met blinde noordgevel, aan de zijde van de Franse tuin (zuiden) voorzien van een uitspringende gevel. Gebouwd in 1706 onder landcommandeur Hendrik van Wassenaer. Travee geritmeerd door mergelstenen pilasters, die een dito entablement dragen, voorzien van het wapenschild van Hendrik van Wassenaer. Rechthoekige vensters in een geprofileerde, mergelstenen omlijsting. Rondboogdeur in een rechthoekige, geblokte omlijsting.
De flankerende paardenstallen dateren van de bouwcampagne van landcommandeur Jan van Ghoer (circa 1571). Ze hebben hun muuropeningen in de noordgevel; kleine, laatgotische vensters in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met accolademotief op de latei, en rechthoekige deuren met afgeronde hoeken in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting met negblokken.
De westelijke, secundaire ingang, is voorzien van een rondboogpoort in een kalkstenen omlijsting (1775), en wordt geflankeerd door een ronde muurtoren van anderhalve bouwlaag onder ingesnoerde naaldspits (circa 1570, verbouwd circa 1700). Rechthoekige vensters in een vlakke, kalkstenen omlijsting; kleine, rechthoekige zoldervensters in een kalkstenen omlijsting met negblokken.
Flankeert de inrijpoort aan de noordzijde. Dubbelhuis van zeven traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (leien). Oude kern van circa 1571, de gevel werd aangepast in 1716 en volgende onder landcommandeur Damian Hugo von Schönborn. Bakstenen gebouw, voorzien van mergelstenen hoekbanden, smeedijzeren, S-vormige muurankers, en bakstenen muizentandfries met dropmotief onder de kroonlijst. Kloosterkozijnen in een omlijsting van kalksteenblokken, met beluikt benedengedeelte. Lage rondboogdeur in een geprofileerde, kalkstenen omlijsting; erboven een mergelstenen fronton op consoles met acanthusmotief. De travee boven de deur wordt ingenomen door een grote, mergelstenen gevelsteen met weggehakt wapenschild onder boogvormig fronton.
In de ruimte tussen de oranjerie en de westvleugel van het buitenhof bevindt zich de Franse tuin met centrale fontein. Ten zuiden van het complex bevindt zich de ommuurde, Engelse tuin met vijvers, paviljoenen en belvedère, de zogenaamde Minervatempel, een paviljoen in Toscaans-Dorische rondtempelvorm onder koepeldak met centraal geplaatst Minervabeeld. Deze tuinaanleg dateert van 1785, toen landcommandeur Franz Johann Nepomuk von Reischach opdracht gaf aan de in Dinant geboren en in Parijs werkzame architect Ghislain-Joseph Henry de tuinen van Alden Biesen te vernieuwen.
U-vormig geheel uit het derde kwart van de 17de eeuw, gebouwd in Maasstijl, en gelegen aan de straat, wat ten noorden van de ingang van de commanderie, met de open zijde van de gekasseide binnenplaats naar het oosten. Waterput in de noordwestelijke hoek van deze binnenplaats.
Bakstenen gebouwen met mergelstenen banden en hoekbanden onder zadel- en schilddaken (leien en Vlaamse pannen); afgewolfde dakkapellen; mergelstenen kroonlijsten met trigliefenmotief; S-vormige, smeedijzeren muurankers. De ordonnantie van sommige delen schijnt gewijzigd, evenals sommige muuropeningen.
De zuidvleugel omvat de inrijpoort en een gedeelte van het woonhuis). Een ongelijk aantal traveeën en twee bouwlagen. Het centrale gedeelte van de buitengevel wordt ingenomen door de inrijpoort: rondboogpoort in een omlijsting van kalkstenen blokken, met geblokte posten; de travee is afgelijnd met mergelstenen banden; onder de kroonlijst, twee kleine, vierkante vensters in een waarschijnlijk hergebruikte, kalkstenen omlijsting met geprofileerde posten; gelijkaardige vensters in het rechtse gedeelte; voor het overige, kruiskozijnen in een kalkstenen omlijsting met negblokken. De gevel aan erfzijde is voorzien van een bakstenen rondboogpoort, waarboven een mergelstenen gevelsteen uit de tweede helft van de 17de eeuw met weggehakt wapenschild; kleinere korfboogpoort met bakstenen boog en posten van kalksteenblokken. Kruiskozijnen confer supra. Een rechthoekige deur in een omlijsting van kalksteenblokken met een rechthoekig bovenlicht; een gelijkaardige deur naar een tussenverdieping, met een steektrap. In de rechtertravee op de bovenverdieping, houten kloosterkozijn; dit venster is origineel, alle houten kozijnen in de westvleugel werden naar dit model gereconstrueerd.
Het woonhuis loopt door in de westvleugel. Deze bestaat uit twee delen: links, vijf traveeën en twee bouwlagen, rechts, drie traveeën en anderhalve bouwlaag; een bouwnaad scheidt beide delen. Het linkergedeelte is door middel van een mergelstenen gevelsteen met cartouche gedateerd A(1656. Op de benedenverdieping, twee kalkstenen kloosterkozijnen confer supra; houten kloosterkozijnen van het hoger beschreven type op de bovenverdieping. Twee deuren van het hoger beschreven type met bovenlicht. Het rechtse gedeelte heeft kruiskozijnen in een kalkstenen omlijsting op de benedenverdieping; kleine, rechthoekige zoldervensters; een lage deur in een kalkstenen omlijsting van hergebruikt materiaal. De gevel aan straatzijde vertoont muuropeningen van verschillende vorm. In het midden een vierkante toren onder peerspits (leien), gebouwd in 1922, waarschijnlijk met hergebruikt materiaal. Onderaan een kalkstenen gevelsteen met het wapenschild van rentmeester Cox en de datering 1667; bovenaan een gevelsteen met twee wapenschilden.
Ten noorden, dwarsschuur, waarschijnlijk later gedeeltelijk heringericht als stal. Bakstenen korfboogpoort (19de eeuw) in voor- en achtergevel. Twee rechthoekige staldeuren in een kalkstenen omlijsting (hergebruikt materiaal?). Zijgevels met de oostelijke zijgevel: gewijzigde dakhelling) vlechtingen, aandak, en ronde, mergelstenen uilengaten in de geveltop.
De binnenplaats is aan de oostzijde afgesloten door een lage bakstenen muur van hergebruikt materiaal (poortje, mergelstenen banden). Kalkstenen gevelsteen met wapenschild en opschrift (chronogram): CARDINAL VON SCHOBORN BISCHOFF UND FURST VON SPER TEUTSCH ORDENS PROVINCIAL ALTEBIESSENER BALEY (1741), afkomstig van de Motmolen, een thans verdwenen watermolen op de Demer.
Bron: SCHLUSMANS F. 1996: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Limburg, Arrondissement Tongeren, Kantons Bilzen - Maasmechelen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 14n3, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Schlusmans, Frieda
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is gerelateerd aan
Hoogstamboomgaarden van de landcommanderij Alden Biesen
Is deel van
Reekstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Landcommanderij Alden Biesen en rentmeesterswoning [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/745 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.