Stadswoning ()

De oudste schepenakte die melding maakt van de panden in de Goswin de Stassaertstraat 18-20-22 dateert van 25 oktober 1554. Daarin wordt beschreven hoe enerzijds Magdalene van Eede, vergezeld van haar echtgenoot Jan Colyn, raadsheer en rekwestmeester van de Grote Raad te Mechelen, en anderzijds Jacob Van Eede, Magdalenes broer, alsook Cornelis en Philippe De Meyere, twee huizen verkopen aan Jan Nonnen en zijn vrouw Lysbeth. Het betreft hier een 'groot huys met eenen clynen huyse metten hove, gronde etc. gestaen aen malcanderen inde kerckhofstrate alhier tusschen Cornelis De Greve erve aen de twee zijden ende de Biest aldaer aende derde zijde.'

De twee huizen die in de verkoopakte vermeld staan omvatten vandaag vier bouwvolumes, de panden Goswin de Stassartstraat 16 tot en met 22. De huizen die nu als de respectievelijke nummers 18, 20 en 22 bekend staan, vormden bij het opstellen van de akte in 1554 één groot geheel, het zogenaamde 'groot huys'. Deze huizen zijn ongetwijfeld ouder dan de datum van de akte vermits het duidelijk gaat om de samenvoeging van enkele huizen die mogelijk door de vorige eigenaars, de familie Van Eede - De Meyere, was doorgevoerd. De bouw van deze huizen mag dus vermoedelijk in het begin van de 16de eeuw gesitueerd worden.

De voorgevel bestaat uit twee bouwlagen en drie traveëën. Het metselwerk werd uitgevoerd in rode baksteen in kruisverband. Voorts vertoont de voorgevel een groot aantal bouwsporen uit verschillende perioden, restanten van veranderingen die het gebouw in zijn bestaan onderging en welke op dit ogenblik zichtbaar zijn doordat de voorgevel in de jaren vijftig ontpleisterd werd.

In 1834 werd de oorspronkelijke puntgevel omgebouwd tot lijstgevel. Bij deze verbouwing werden de oorspronkelijke kruiskozijnen verwijderd. Tegelijk werd de gevelindeling aangepast: waar de oorspronkelijke gevel enkel drie ramen had op het gelijkvloers werd bij de verbouwing het linkse raam omgebouwd tot inkom. Om de ramen beter te doen aansluiten bij de achterliggende ruimtes werden ze lichtjes zijwaarts verplaatst en tegelijk aangepast in hoogte. De accoladebogen met natuurstenen sluitsteen op het gelijkvloers, samen met restanten van de oorspronkelijke natuurstenen vensteromlijstingen geven nog de oorspronkelijke positie van de ramen. Op de verdieping geven enkel nog restanten van speklagen, een afgekapte druiplijst en enkele sporen van de oude vensteromlijstingen het oorspronkelijke tracé van de ramen weer; voor het overige werd deze partij bij de ombouw in 1834 grondig verbouwd.

Om de verbouwingen te maskeren werd de gevel volledig bepleisterd.

Inwendig zijn nog verschillende 15de- en 16de-eeuwse elementen aanwezig. De kelder bestaat uit twee traveeën in de breedte, drie in de diepte, met kruisgewelven ondersteund door ronde zuilen. De vroegere bakstenen keldertrap naar de achtergevel is gedeeltelijk bewaard. De globale structuur met moer- en kinderbalken is hoogstwaarschijnlijk nog bijna volledig aanwezig achter de jongere stucplafonds. Deze van de verdieping dateren van de 18de eeuw terwijl deze van het gelijkvloers samengaan met de verbouwing van 1834.

De kapconstructie van voor 1834 bleef gedeeltelijk bewaard. De bovenste schaargebinten werden echter in 1834 verwijderd en vervangen door lagere schaargebinten.

Het huidige interieur wordt sterk bepaald door de decoratieve schilderingen als marmerimitatie, houtimitatie, goudimitatie, sjabloonschilderingen met florale motieven die werden aangebracht door A.J.B. Neveux, een decoratieschilder die het pand aankocht in 1929.


Bron: Beschermingsdossier DA002308
Auteurs:  Brenders, Francis
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stadswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/129002 (geraadpleegd op ).


Stadswoning ()

Rijhuis, heden van het enkelhuistype, van drie traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak (kunstleien). Traditioneel bak- en zandstenen gebouw met grondige wijzigingen voornamelijk uit de 19de eeuw.

Lijstgevel op een similiplint met afleesbare oorspronkelijke ordonnantie na het wegnemen van de 19de-eeuwse bepleistering: speklagen ter hoogte van de dorpels, accoladevormig ontlastingssysteem van de voormalige kruiskozijnen op de begane grond. Heden aangepaste en verlaagde vensters met herstoken zandstenen neggen op de begane grond en nieuwe omlijsting op de bovenverdieping; arduinen lekdrempels. Rechthoekige deur in een bepleisterde omlijsting. Zware 19de-eeuwse kroonlijst op klossen. Haaks tegen achtergevel: bakstenen gebouw onder afgesnuit zadeldak met zijgevel voorzien van zandstenen steigergaten en hoekblokken en beraapte achtergevel.


Bron: EEMAN M., KENNES H. & MONDELAERS L. 1984: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Mechelen, Binnenstad, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 9n, Brussel - Gent.
Auteurs:  Eeman, Michèle; Mondelaers, Lydie; Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Stadswoning [online], https://id.erfgoed.net/teksten/74536 (geraadpleegd op ).