Burgerhuis in neoclassicistische stijl uit het vierde kwart van de 19de eeuw. De heer C. Van Boxel liet het pand tot zijn huidige vorm verbouwen naar een ontwerp door de architecten Emile en Modest Van Nieuwerburgh uit 1910. Deze werken betroffen het toevoegen van de erker, het beaux-arts-stucdecor en de mansarde, en het aanpassen van het interieur van de begane grond met een bijkomende veranda.
Emile Van Nieuwerburgh was in Antwerpen actief minstens vanaf 1873, tot de overdracht van zijn praktijk aan zoon Modest Van Nieuwerburgh omstreeks 1905. Waar het gekende oeuvre van Emile vasthield aan het conventionele neoclassicisme, paste Modest vóór de Eerste Wereldoorlog zowel het eclecticisme als de art nouveau toe. Zijn laatst gekende bouwproject in Antwerpen dateert uit 1914, na de Eerste Wereldoorlog was hij in Aarschot gevestigd.
Met een gevelbreedte van drie traveeën omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een in 1910 gemansardeerd zadeldak (leien, pannen). De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met enkelhuisopstand en schijnvoegen op de begane grond, rust op een plint uit blauwe hardsteen. Horizontaal geleed door de puilijst, legt de compositie de klemtoon op de middenas, oorspronkelijk op de eerste verdieping gemarkeerd door een balkon. Dit laatste werd in 1910 vervangen door een rechthoekige houten erker met colonnetten, die rust op een gevleugelde adelaar en ramskoppen verbonden door guirlandes. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van getoogde muuropeningen. De bovenvensters zijn gevat in geriemde omlijstingen met oren en sluitsteen op individuele lekdrempels, op de tweede verdieping met gietijzeren parapet en onderdorpel. De medaillons met strik en guirlande op de borstwering van de eerste verdieping dateren uit 1910. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, met palmetfriezen in de casementen en een houten kroonlijst op klossen, tandlijst en voluutconsoles. Oeil-de-boeufs met een gebogen waterlijst op gestrekte uiteinden uit 1910. Houten inkomdeur met siersmeedwerk en vensterschrijnwerk, de guillotineramen op de begane grond uit 1910; smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de verbouwingsplannen uit 1910 beslaat de enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis in de achterbouw. De eerste verdieping omvat een voor- en achterkamer, de tweede verdieping een kabinet, voor- en achterkamer.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2020: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313697 (geraadpleegd op ).
Enkelhuis van drie traveeën en drie verdiepingen uit tweede helft 19de eeuw, met centrale erker en neo-Lodewijk XVI-decoratie.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Burgerhuis in neoclassicistische stijl [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7472 (geraadpleegd op ).