Dit imposante neoclassicistische bioscoopcomplex, gekend als Cinema Eden en Ciné Quellin, werd in 1914 ontworpen door architect Jules Dries als Music Hall en cinema in opdracht van Marcel Souweine, wonende op de Frankrijklei 56 en C. Mendel, wonende op de Kleine Markt 14. De stationsbuurt was tot in de jaren 1950 bekend omwille van de talrijke cinema- en feestzalen die er gelegen waren en garant stonden voor een levendig uitgaansleven. Ondertussen allemaal opgeslokt door de UGC-gigant aan de De Keyserlei, is dit gebouw met de prachtige neoclassicistische gevel, een getuige van de rijkelijk vormgegeven cinema’s die de buurt ooit rijk was.
De cinema is een volledig onderkelderd gebouw van drie bouwlagen onder een zadeldak gedragen door een ijzeren spant, met een neoclassicistische lijstgevel in de Quellinstraat van elf traveeën. De rijkelijk uitgewerkte gevelwand heeft een asymmetrische uitwerking, met een hoofdingang in de achtste travee en een tweede ingang in de vierde travee. De begane grond, oorspronkelijk bestaande uit glazen deurvensters voor de inkompartijen en grote etalages daartussen, werd volledig verbouwd. De bovengevel echter, moest niet inboeten aan karakter. Het accent ligt op de hoofdingang, bestaande uit een brede natuurstenen travee verlicht door een monumentale, gebogen erker tussen flankerende pilasters en met tussen de twee vensterregisters een rij muurvelden met Lodewijk XVI-stucversiering. Boven de erker bevindt zich een rij ovale zoldervensters en een bekronende dakkapel met oeil-de-boeuf. De rest van de lijstgevel kreeg een gestuct en witgeschilderd parement, waardoor het natuurstenen ingangsrisaliet extra in het oog springt. De tweede ingang is in dezelfde trant maar bescheidener uitgevoerd, met een gevelhoge gebogen erker in een korfbogig muurveld tussen pilasters en eveneens met stucversiering tussen de twee vensterregisters. De overige traveeën zijn per drie gegroepeerd, met rechthoekige vensteropeningen in verticale muurvelden, afgesloten met houten kroonlijst op gekoppelde consoles.
Het gebouw heeft een rechthoekige plattegrond, met aan straatzijde een smalle rij van naast elkaar gelegen ruimtes, in de kelder ingenomen door een trap en bierkelders, op de begane grond door een grote en een kleine vestibule en bureaus, op de eerste verdieping door kantoren en een vergaderruimte en boven ten slotte door een driekamerwoning voor de conciërge (links) en burelen voor de administratie rechts. Achter deze rij kamers bevindt zich de drie bouwlagen tellende cinemazaal, met links (zuid) de scène. In de linker achterhoek een kleine, iets uitspringende ruimte voor toiletten. De grote zaal werd overspannen door ijzeren spanten, die echter verborgen werden achter een rijke Lodewijk XVI-stucversiering. De wanden werden in vlakken ingedeeld door pilasters waartussen korfbogige velden met ovale medaillons. De scène werd door een grote hoefijzerboog omspannen, druk versierd, wat het geheel een art-nouveautoets meegaf.
Het pand werd verbouwd, met een postkantoor op de begane grond en appartementen op de verdiepingen.
- Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 1914 # 5184.
- WILDIERS C., De Kinema verovert de Scheldestad, Antwerpen, 1956, 30.