Meergezinswoning in beaux-artsstijl naar een ontwerp door de architect François Van Rompaey uit 1912 (gevelinscriptie). Opdrachtgever was de Duitser Ludwig Gottlob Pfost (°Stuttgart, 1872), die in 1894 vanuit Heidelberg naar Antwerpen was geëmigreerd, voor een betrekking als klerk. Hij huwde er in 1896 met Zenobie Marie Caroline Maelfeyt (°Varsenare, 1871), en kreeg twee dochters geboren in 1898 en 1904.
De woning Pfost is representatief voor het vroege oeuvre van François Van Rompaey, die als zich omstreeks 1905 als architect vestigde. Vóór de Eerste Wereldoorlog bouwde hij talrijke burgerhuizen zowel in neoclassicistische of beaux-artsstijl als in eclectische stijl met art-nouveau-inslag gekenmerkt door een polychroom baksteenparement. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoren de neogotische Sint-Jozefskerk en Heilig Hartkerk in Hoboken en het Gemeentehuis van Hemiksem. Hogerop in de Robert Molsstraat had Van Rompaey in 1911 voor eigen rekening al een geheel van drie gekoppelde burgerhuizen in art-nouveaustijl tot stand gebracht.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen, volgens de bouwplannen onder een zadeldak, vandaag een pseudo-mansarde. De lijstgevel heeft een parement uit witte natuursteen, op een plint uit blauwe hardsteen. Geleed door de puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede, geblokte zijrisaliet. Dit laatste wordt op de bovenverdiepingen gemarkeerd door kolossale lisenen, achtereenvolgens een korfboogvenster en een rondboogdrielicht met cartouchesleutel en gebogen waterlijst op imposten, respectievelijk geaccentueerd door een ingesnoerd balkon met doorgetrokken balustrade, en een Frans balkon met siersmeedwerk in de borstwering. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema met registers van rondbogige deur- en vensteropeningen met sluitsteen, waterlijst, een entablement of onderdorpel. Een houten kroonlijst en tandlijst, in het risaliet op hoekconsoles, vormt de gevelbeëindiging. Bewaarde houten inkomdeur en benedenvensters met typische roeden, smeedijzeren keldertralies en gietijzeren voetschraper.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. Volgens de bouwplannen bestaan zowel de begane grond als de eerste verdieping uit een enfilade van salon, eetkamer en veranda, in de achterbouw geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc, waarbij de bovenwoning over een extra zijkamertje en badkamer beschikt. Op de tweede verdieping bevinden zich twee slaapkamers en een zijkamertje.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1912#1100; vreemdelingendossier 481#82116.