Voormalige paardenstallen, koetshuis en dienstgebouw van het prinsenkasteel heden als "'t Guldendal" bekend. L-vormig volume opklimmend tot de 17de eeuw voorzien van een prachtige, vermoedelijk gerecupereerde renaissance bogengalerij. Heden in gebruik door het Museum voor de Oude Technieken. Sedert 1980 is "het Guldendal" beschermd als monument binnen het dorpsgezicht: "Het Prinsenhof" bij Ministerieel Besluit van 9 juli 1980. Het domein is toegankelijk via een smeedijzeren pijlpunthekken tussen witte natuurstenen pijlers met een tentvormige bekroning.
Oorspronkelijk waren de dienstgebouwen gelegen op het omwalde neerhof ten noorden van het eveneens omgrachte kasteel. In 1610 verbouwde Jacques van Bergen echter het kasteel tot een "huis van plaisantie" met bijhorende lusttuin. Vermoedelijk werd in dat kader ook ten zuiden van het kasteel een representatief gesloten voorplein aangelegd, aan de westzijde afgesloten door een langgerekt bakstenen volume onder leien zadeldak (paardenstallen en koetshuis?), waarachter een gesloten hoeve werd opgetrokken (zie kaartboek van de abdij, 1699). Er is een duidelijke scheiding tussen het langgerekte volume en de hoeve.
Mogelijk heeft men bij de bouw van de dienstgebouwen gebruik gemaakt van afbraakmateriaal van het kasteel. De sokkels van de hardstenen rondboogarcade zijn immers gedecoreerd met een brangaza-teen, een motief uit de Spaanse manuelstijl voorkomend op het einde van de 15de en het begin van de 16de eeuw. Deze periode komt overeen met de heropbouw van de burcht nadat ze in 1488 en 1489 compleet vernield werd. Ook in de kelder van het kasteel werden twee gelijkaardige zuilen hergebruikt ter ondersteuning van een schouwboezem. De sluitstenen van de bogen die boog per boog verschillend zijn, wijzen ook op recuperatie.
Een anonieme ingekleurde tekening van circa 1770 en de kaart van Ferraris van 1771-1778 benaderen meer de huidige toestand, zijnde een L-vormig volume - waarbij de rondboogpoort, de bogengalerij, de vooruitspringende noordelijke travee en de vele dakkapellen duidelijk waar te nemen zijn - waarachter de overige hoevegebouwen zich uitstrekken.
Een foto van vóór 1909 bevestigt de L-vormige toestand die echter pas in 1914 op het kadaster verschijnt. De lange westelijke vleugel was toen in twee gesplitst waarbij het meest zuidelijke deel in gebruik werd genomen door de hoeve en het andere deel als washuis omschreven staat (zie de zusters die toen het kasteel bewoonden). Circa 1951-1952 kwam er een definitieve splitsing tussen de hoeve en het aanpalende L-vormige volume waarna laatstgenoemd grondig werd verbouwd en aangepast tot woning. Het zuidelijke volume werd uitgebreid met één travee (zie hardstenen waterlijst, bouwnaad achtergevel en ongedateerde foto KIK) en afgewerkt met een zijtrapgevel waarin de "1681" gedateerde rondboogpoort van de schuur en een rondboogvenster (vermoedelijk van de kapel van het kasteel, zie oude foto) werden hergebruikt. De twee dakkapellen aan de achterzijde werden verwijderd. Twee rechthoekige deuropeningen in het westelijke volume werden vervangen door natuurstenen rondboogomlijstingen. Het schrijnwerk van de deuren en poorten werd vernieuwd en afgewerkt met van elders gerecupereerd hang- en sluitwerk. Het interieur werd eveneens totaal aangepast in een historiserende stijl.
In 1980 vestigde het Museum voor de de Oudere Technieken zich in het gebouw.
17de-eeuws L-vormig complex van zeven + twaalf traveeën en één bouwlaag en een gedeeltelijke ondergrondse kelderverdieping in het langste volume; verspringende leien zadeldaken die om de andere travee onderbroken worden door getrapte dakvensters. Opgetrokken in witte natuursteen met uitzondering van de koergevels die een representatieve uitwerking kregen in traditionele bak- en zandsteenstijl. Bakstenen lijstgevels voorzien van witte natuursteen voor de afgeschuinde plint, hoekkettingen, muurbanden, venster- en deuromlijstingen en steigergaten. Prachtige renaissance gaanderij van 6 + 4 hardstenen rondbogen op slanke zuiltjes verrijkt met kapitelen en een hoge veelhoekige sokkel met braganzateen; onder een geprofileerde hardstenen waterlijst. De twee eerste bogen zijn gedicht met een afgeschuinde natuurstenen sokkel waarboven houten vensters met roedeverdeling en een vast bovendeel met waaier. Kleine, rechthoekige, getraliede vensters onder hoog geplaatste ontlastingsbogen; rechthoekige en rondbogige deuren en poorten. De laadvensters en rechthoekige deuropeningen zijn voorzien van kwartronde lateiconsooltjes. Het schrijnwerk werd vernieuwd met hergebruikt hang- en sluitwerk van elders. Ver vooruitspringende meest noordelijke travee afgewerkt met een zijtrapgevel (vier treden en een topstuk).
Later toegevoegde oostelijke zijtrapgevel (zeven treden en een topstuk) met gerecupereerde rondboogpoort met sluitsteen en gedateerde imposten "1681", bekroond door een slank, eveneens gerecupereerd, rondboogvenster met sluitsteen en neuten met dropmotief onder een geprofileerde waterlijst die tevens dienst doet als loopplank voor de erboven gelegen vlieggaten.
De zij- en achtergevel van het westelijke volume zijn volledig opgetrokken uit witte hergebruikte natuursteen. Aan de achterzijde een (gerecupereerde?) rondboogpoort met sluitsteen en doorlopende druiplijst, de overige muuropeningen dateren uit het midden van de 20ste eeuw.
Interieur: behouden dakgebint met drie reeksen van telmerken.
- Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten & Landschappen, Afdeling Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumentenzorg Vlaams-Brabant, Monumenten en Landschappen, beschermingsdossiers: "het Prinsenhof als dorpsgezicht met de ruïnes, de voormalige paardenstallen en de hoeve als monument" bij Ministerieel Besluit van 9 juli 1980.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen, Grimbergen: 1914/14 en 1951-1952/44.
- Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium: beeldarchief.
- Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het cultuurbezit in België. Architectuur, deel 2n, Vlaams Brabant. Halle-Vilvoorde, Gent, 1977, p. 183-184.
- COSYN, A., Grimberghen. Notice Descriptive, Brussel, 1909, p. 14.