Sterk verbouwd restant (vermoedelijk een deel van het koetshuis) van het voormalige omwalde "Lierkasteel" op de zuidoever van de Maalbeek; opklimmend tot de 17de eeuw.
De heerlijkheid van Lier was een leengoed van de heren van Grimbergen en was oorspronkelijk gelegen aan de Maalbeek, achter de Charleroyhoeve (Lierbaan nummers 16-18-20). Genoemd naar de familie van Lier die het in hun bezit hadden tot circa 1380. Tot hun eigendommen behoorden onder andere ook de Liermolen (Vorststraat nummer 8) en de Tommenmolen (Tommenmolenstraat nummer 18). Tussen 1665 en 1691 werden de gronden en gebouwen aldaar openbaar verkocht. Wanneer het Hof van Lier naar het gehucht Heienbeek werd overgebracht is niet geweten maar in het kaartboek van de abdij van 1699 is het kasteel reeds voorgesteld als een constructie met torens omringd door een rechthoekige gracht die in verbinding stond met de Maalbeek en toegankelijk was via de Winkelveldstraat. Vanaf 1859 landbouwuitbating. Circa 1872 werd nogmaals een stuk van het reeds sterk gereduceerde kasteel gesloopt en de omwalling gedempt. Circa 1899 en 1953 werd het resterende volume uitgebreid en verbouwd tot het huidige woonhuis.
Achterin gelegen vrijstaande constructie opgebouwd uit twee rechthoekige ten opzichte van elkaar verspringende volumes onder aparte zadeldaken, nok loodrecht op de straat. Het eerste volume dateert van circa 1899; het achterste volume is een restant van het voormalige kasteel van Lier en klimt vermoedelijk op tot de 17de eeuw.
Verankerd en gecementeerd volume op rechthoekige plattegrond onder steil zadeldak met Vlaamse pannen vermoedelijk opklimmend tot de 17de eeuw. Lijstgevel met gewijzigde muuropeningen; onder andere rechthoekige poort met (zand- of hardstenen) posten op neuten. Noordelijke zijgevel met aandak, top- en schouderstukken; zuidelijke zijgevel met gedeeltelijk bewaard schouderstuk.
Interieur met later aangebracht vloerniveau; op zolder zijn in de oostelijke (voor)gevel twee bakstenen rondbogen op hardstenen pijlers bewaard, de vroegere functie was dus vermoedelijk koetshuis en in de noordelijke zijgevel muurvlechtingen, drie verluchtingsgleuven en een gedicht steekboogvenster. Houten gebinte met pen- en gatverbindingen.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Grimbergen: 1872/11, 1899/5 en 1953/15.
- COSYN, A., Grimberghen. Notice Descriptive, Brussel, 1909, p. 45.
- DELESTRE, J.B., Uit het verleden van Grimbergen, bewerkte en geannoteerde uitgave onder leiding van H. DE SCHEPPER, deel II, Grimbergen, 1987, p. 69-74.