De eerste sigarenfabriek in de provincie Antwerpen, zou zijn opgericht in de stad Antwerpen, in 1839. De eerste fabrieken ontstonden uit kleine winkels, gespecialiseerd in de verkoop van rook-, snuif- en kauwtabak. Een échte doorbraak situeert zich ca. 1875 met de oprichting van grote 'moderne' bedrijven in de stad. Omstreeks 1870 deint de sigarennijverheid van Antwerpen uit naar de provincie. Onder meer Essen, Wuustwezel, Geel, Mol, Turnhout en Arendonk kenden een zekere bloei. Oorzaken van deze verschuiving waren het invoeren van de sigarenvormen wat -in vergelijking met de stiel van het manueel rollen- de opleiding tot sigarenmaker vergemakkelijkte, de lagere lonen op het platteland en de vakbonden die buiten de stad minder macht hadden. Het is niet toevallig dat voormelde gemeentes dicht bij de Nederlandse grens lagen. In Nederland kende de sigarenindustrie immers een opmars waardoor ook in de grensstreek fabrieken werden opgericht en nieuwe arbeidskrachten gezocht. Daarenboven bestond er in de grensstreek een intensieve tabakssmokkel wat financieel erg aantrekkelijk was.
In de eerste helft van de 19de eeuw bleef de industriële activiteit in Arendonk slechts beperkt tot voornamelijk de tijk- en kousenweverij, veelal in de vorm van huisarbeid. Met de opkomst van de mechanisatie en de grootindustrie kwijnden deze plaatselijke nijverheden weg. Als gevolg van de bloeiende sigarennijverheid in het nabije Nederland kende het centrum van Arendonk vanaf 1876 tot in de eerste helft van de 20ste eeuw een bloeiende sigarenindustrie. Sommige Nederlandse fabrikanten kwamen zich over de grens vestigen. Zo startte Henri Van de Pas, een Nederlander met sigarenfabrieken in Bladel en Reusel, in 1876 met vijf arbeiders in Arendonk, tegen 1896 waren dat er negentig. Hierop volgden snel initiatieven van plaatselijke ondernemers. In 1885 waren er al negen fabrieken. Het sigarenmaken gebeurde doorgaans op een kamer met enkele medewerkers. Slechts enkele groeiden uit tot een aanzienlijk bedrijf zoals de sigarenfabriek Lenaerts-Schillebeeckx, in 1896 met zevenenzestig arbeiders in dienst. Voor WO I stond een groot deel van de werkende bevolking van Arendonk in dienst van de sigarenindustrie. Van de negen sigarenfabrieken die ooit in Arendonk gevestigd waren, blijft er vandaag slechts één over. Materiële relicten van de sigarennijverheid 'an sich' zijn slechts sporadisch bewaard en veelal grondig gerenoveerd en/of verbouwd door herbestemming. De voormalige fabriek van 'Van der Pas', gelegen aan de Vrijheid en opklimmend tot ca . 1896, is nog herkenbaar in het straatbeeld van de Vrijheid (nr. 58) door de goed bewaarde voorgevel die nog sterk overeenstemt met de afbeelding op het briefhoofd van de firma . De achtergevel en het interieur zijn intussen aangepast tot een taverne. Van de fabrieksgebouwen 'Lenaerts-Schillebeeckx', te situeren op de percelen achter de huidige nieuwbouw ter hoogte van Begijnhof nr. 17, blijft niets meer over. De gebouwen van de voormalige fabriek van de gebroeders Verellen, later 'Karel I' genaamd, gelegen aan de Wampenberg (nr. 26) en voornamelijk daterend van 1920, vormen tot nog toe de indrukwekkendste getuigen van de lokale bedrijvigheid. In 2005-2008 werden de gebouwen grondig gerenoveerd en herbestemd tot kunstacademie. In de buurt van deze laatste, gaat het gebouw ter hoogte van Wampenberg nr. 4, thans verbouwd tot een winkel en appartementen, terug tot de fabriek 'Dante', opgericht in 1938-1939, later overgenomen door Alto. In het bedrijfsgebouw aan de Torenstraat nr. 35, is de laatste sigarenfabrikant 'De Hertogh' nog actief, sinds 1948 in Arendonk gevestigd, toen onder de naam 'P.P. Rubens'.
Het merendeel van de in Arendonk gelegen waardevolle heren- en burgerhuizen, arbeiders- en boerenarbeidershuizen uit eind 19de - begin 20ste eeuw refereren nog aan de opkomst van de lokale nijverheden zoals de sigarenmakerij en ook de dynamietproductie. ·Zoals het een notabele van het dorp paste, liet de ondernemende en welstellende fabrikant een statige woning optrekken in en nabij de dorpskern of wat verder van het centrum weg, aan belangrijke verkeersaders. Aanvankelijk woonde de sigarenfabrikant Johannes Lenaerts (1847-1900), zaakvoerder van de fabriek Lenaerts-Schillebeeckx, in de huidige woning nr. 15, opklimmend tot 1889 en gelegen in de toenmalige Kromstraat (heden Begijnhof genaamd). Het pand naast nr. 15 (thans het moderne appartementsgebouw op nr. 17) bevatte de inkompoort naar de achterin gelegen sigarenfabriek Lenaerts-Schillebeeckx, volgens de kadastrale mutatieschetsen en oude prentkaarten bestaande uit veelal haaks op de straat ingeplante, langgestrekte volumes die in de loop van de jaren 1880-1890 meermaals uitgebreid werden. In 1904, zo leert de jaartalinscriptie op de voorgevel, liet Johannes Lenaerts voor zijn kroostrijk gezin op het aanpalende perceel een ruime woning in eclectische stijl bouwen. Noch bouwplannen, noch de naam van een architect werden teruggevonden. Johannes Lenaerts overleed echter vooraleer de woning werd voltooid en zijn vrouw en kinderen namen hun intrek in de woning. De kadastrale registratie van 1905 toont een vrijstaande woning met een aanbouw aan de rechterzijde, op een diep perceel met voortuintje en ruime achtertuin. De aanbouw bestond uit een lager volume onder afgewolfd zadeldakje dat ten opzichte van de voorgevel insprong, ter hoogte van de achtergevel een knik maakte en als een uitspringend volume doorliep op de grens van het perceel. Volgens een bewaard ongedateerd gevelontwerp bestonden er vermoedelijk in de jaren 1920 uitbreidingsplannen waarbij de woning aan de linkse zijde zou vergroot worden met een aanpalend volume van drie traveeën, in dezelfde stijl opgevat als het woonhuis. Deze plannen werden nooit uitgevoerd. Ca. 1954 werd door een verbouwing van de woning nr. 15 (achterbouw) een deel van de grond overgeheveld naar nr. 13 waardoor deze naast de rechterzijgevel een doorgang kreeg naar de achterliggende tuin. In 1986 werd een deel van de woning verbouwd naar ontwerp van architect Lou Jansen (Turnhout): de bestaande aanbouw werd uitgebreid en verhoogd tot een volume van één tot anderhalve bouwlaag onder verspringende platte daken met een bijkomende uitsprong aan de straatzijde. Aan het oude hoofdvolume werd quasi niet geraakt, uitgezonderd aan de bestaande scheidingsmuur tussen het hoofdvolume en de aanbouw die op diverse plaatsen werd opengewerkt en de bescheiden toevoeging van sanitaire inrichtingen op de bovenverdieping. Tegelijkertijd werd de voortuin en het achterste gedeelte van de achtertuin heraangelegd naar ontwerp van Marc De Winter (Zoersel).
De woning, opgevat als een dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een leien mansardedak met vier bakstenen schoorstenen en oeils-de-boeuf, imponeert door zijn eclectische gevelarchitectuur, gekenmerkt door een polychroom materiaalgebruik en een torenvormig verhoogd middenrisaliet onder een hoog leien schilddakje met een smeedijzeren vorstkam en een windvaan. Aan de rechterzijgevel paalt een met klimop begroeide aanbouw van één tot anderhalve bouwlaag onder verspringende platte daken, met een verlichtingskoepel op het centrale, hoogste gedeelte. Dit volume springt zowel aan de straat- als aan de tuinzijde uit.
De voorgevel is een bakstenen lijstgevel op een plint van blauwe hardsteen en wordt verlevendigd met hoeklisenen, knipvoegwerk, muurbanden en booglijsten van gele en gesinterde baksteen, kordonvormende lekdrempels en een puilijst van blauwe hardsteen, bepleisterde en beschilderde paneeltjes (bovenverdieping) of paneeltjes van gele en gesinterde baksteen (begane grond) op de borstweringen. De gevel sluit af met een decoratieve boogfries, een muizentand en een houten kroonlijst op modillons met een dropmotief. Het centrale risaliet wordt gedomineerd door een beschilderd balkon op dito consoles en een met groene faiencetegels omlijst zandstenen paneel uitgewerkt als een cartouche met jaartalinscriptie '1904'. De achter- en zijgevels zijn soberder uitgewerkte bakstenen lijstgevels met een muurband van gesinterde baksteen en een muizentand.
Uitgezonderd het zoldervenster van het opgetrokken middenrisaliet dat rondboogvormig is, zijn alle muuropeningen segmentboogvormig. Behalve die op de bovenverdieping van de achtergevel en dat in de linkerzijpuntgevel (aluminium), hebben alle vensters nog origineel houten schrijnwerk en een enkele beglazing. De voordeur is een dubbele houten paneeldeur met ijzerwerk en een trekbel, voorzien van gekleurd structuurglas in de vleugels en in het bovenlicht, opmerkelijk vanwege het glas in lood met art-nouveau-siermotieven. De achterdeur heeft een gelijkaardig uitgewerkte beglazing. De oeils-de-boeuf zijn gevat in een originele houten omlijsting met een eierlijst, sleutel en een bolvormig topornament. De uitspringende aanbouw heeft aan de straatzijde een brede stalen deur (tweede inkom), aan de tuinzijde een grote rechthoekige vensterpartij (aluminium).
Het perceel is opgedeeld in een omhaagde voortuin en een ruime tweedelige achtertuin. De lage beukenhaag en de bewaarde smeedijzeren poort aan de straatzijde refereren aan de oorspronkelijke tuinaanleg. De voortuin zelf werd opnieuw aangelegd en bestaat uit grindpaadjes (dolomiet) tussen hagen en leilinden, op diverse hoogtes en blokvormig gesnoeid. Het eerste gedeelte van de achtertuin bewaart een oudere aanleg met een beplanting. Hiertoe behoren een net achter de woning links gelegen notelaar, voorts een linde, een partij van vijf thuyaconiferen en een in kegelvorm gesnoeide thuya. Centraal in dit tuingedeelte bevinden zich achter elkaar een rhododendron, een bolvormig gesnoeide en een zuilvormige taxus. Het achterste gedeelte van de tuin is later aangelegd supra) en kruisvormig ingedeeld in vier grote, met buxus omzoomde perken, ingevuld met een bloementuin, een boomgaard, een speeltuin en een moestuin.
De planindeling sluit aan bij het tot de 19de eeuw opklimmende traditiegebonden dubbelhuistype met het gebruikelijke schema van een centrale brede gang van voor- tot achtergevel, symmetrisch opgevat met links en rechts telkens twee tegenover elkaar geschikte leefvertrekken die op de gang uitgeven, en een haaks aansluitende traphal. Op de begane grond bevinden zich aan de linkerzijde twee aaneengeschakelde vertrekken, aan de rechterzijde zijn deze twee van elkaar gescheiden door de traphal. Vanuit de traphal is er op de begane grond en vanop het eerste trapbordes een doorsteek gemaakt naar de vernieuwde aanbouw. Ook in de eetplaats, de kamer rechts aan de tuinzijde, werd de scheidingsmuur tussen het hoofdvolume en de aanbouw volledig opengewerkt, mits behoud van de muurpartij met schouwmantel. De bovenverdieping vertoont een gelijkaardige indeling met een middengang, waarvan links en rechts twee slaapkamers aan de straatzijde liggen, twee aan de tuinzijde. Tussen de twee slaapkamers aan de linkerzijde bevindt zich de badkamer (voorheen een linnenkamer). Op het einde van de gang aan de tuinzijde ligt het toilet en een kamertje met een wastafel (voorheen vormden deze één kamer). De hoofdtrap leidt verder tot de zolderverdieping die bestaat uit twee mansardekamers en de eigenlijke zolder. De woning is gedeeltelijk onderkelderd met een tweedelige kelder. De aanbouw bevat aan de straatzijde een tweede inkom met vestiaire, wc en berging, vervolgens een tweede traphal, een open keuken en aan de tuinzijde een zithoek met bureau. De spiltrap leidt slechts tot het eerste bordes van de hoofdtrap.
Algemeen heeft de villa een gaaf bewaard interieur met een rijke aankleding in voornamelijk de gang, de twee linkse salons die er op uitgeven en de traphal. De gang overweldigt door de bewaarde schilderingen in overwegend art-nouveaustijl die zich bescheiden verderzetten in de traphal. De salons zijn opmerkelijk omwille van de bewaarde lambriseringen, de stucplafonds, de schilderingen, de marmeren schouwen met ingewerkte spiegels en het bewaard binnenschrijnwerk van deuren en vensters met hang- en sluitwerk. De later aangebrachte doorsteken naar de vernieuwde aanbouw op de tussenverdieping (trapbordes) en in de eetplaats, doen geen afbreuk aan de interieuraankleding en decoratie.
Een houten steektrap leidt naar de kelder. De kelder heeft een vloer van rode gebakken tegels en is overwelfd met bepleisterde en geschilderde troggewelven. Achter een houten deurtje met bewaard hang- en sluitwerk bevindt zich de kruipkelder.
Begane grond
De gang is eclectisch opgevat met een aankleding en decoratie in neoclassicistische en art-nouveaustijl. De ruimte is uitvoerig geornamenteerd met stucwerk en beschilderd met hout- en marmerimitaties alsook met natuurtaferelen in pasteltinten. De gang en de zijgang van de haakse traphal hebben een marmeren plint en een met een witte marmerimitatie geschilderde lambrisering. Aan straat- en tuinzijde bevinden zich telkens twee tegenover elkaar gelegen dubbele paneeldeuren van de vier vertrekken die op de gang uitgeven. Het centrale gedeelte van de gang, ter hoogte van de traphal, wordt gemarkeerd door vier pilasters met een composiet kapiteel en een schacht, deels gemarmerd, deels versierd met arabesken en gestrikte medaillons. Hier is het muurvlak neoclassicistisch uitgewerkt met een rondboogmotief op pilasters, ingevuld met een geschilderd parkzicht. De andere muurvlakken vormen een verdiept omlijst paneel met telkens een schildering van een met blauwe regen en irissen begroeide pergola. Een art-nouveau-invloed is hier merkbaar in de boord van bloemsjablonen en het zweepslagmotief. Deze muurvlakken omvatten de met houtimitatie beschilderde dubbele paneeldeuren, gevat in een gemarmerde omlijsting. Het stucplafond wordt door dwarsbalken ingedeeld in rechthoekige vlakken met een kooflijst, omlopend lijstwerk en een rozet. De vloer bestaat uit tegels van zwarte en witte marmer, in de middengang geschikt in rechthoekige zwarte vlakken waarin telkens een geometrische figuur, in de gang van de traphal met een dambordvormig patroon.
In het salon in overwegend neorococostijl met neorégence-elementen zijn de wanden, het stucplafond en het binnenschrijnwerk beschilderd in wit- en pasteltinten met vergulde accenten. De kamer heeft een lambrisering van monochroom geschilderd reliëfbehang met verheven kaders van rankwerk en een boord van vaas- en guirlandemotieven. Het omlopend lijstwerk bovenaan de wanden zet zich verder in het lijstwerk van het stucplafond met rozet. Het geschilderd stucplafond toont een ovaalvormige tekening, aan elke zijde verrijkt met een met rankwerk omlijst tafereeltje in roze tinten met een liefdesthematiek (twee duiven) en met plant- en bloemmotieven. Buiten het ovaal zijn de vakken ingevuld met een verguld geometrisch motief. De luster van goudkleurig geschilderd zamak telt vijf armen, voorzien van meerkleurige (opaal, transparant en lichtgroen) glazen lampenkapjes in een bloemvorm met een dubbele kelk, vermoedelijk van Boheems glas. Enkele kapjes ontbreken. De schouw heeft een neoclassicistische schoorsteenmantel in witte marmer met op het centraal paneeltje de voorstelling van een pijlkoker. De stookplaats is afgesloten met een geïntegreerd geornamenteerd ijzeren haardscherm voorzien van deurtjes in ajour, nagenoeg identiek aan die van het aanpalende salon. De boezem is bekleed met een wandspiegel in een houten, gestucte omlijsting, bovenaan met een in rocaille gevat schilderij van een herderstafereeL De vierdelige tussendeur naar het aanpalend salon en de dubbele deur naar de gang hebben paneelwerk, aan deze zijde beschilderd met o.m. rankwerk, vlechtwerk met guirlandes en romantische landschapstafereeltjes met muziekinstrumenten. Het gestreept behangpapier werd later aangebracht. De vensters hebben vergulde met rocaille bekroonde gordijnkasten, witmarmeren vensterbanken en bewaard schrijn- en sluitwerk (spanjoletten). De huidige vloer van grenen planken is de bewaarde ondervloer, naar verluidt voorheen bekleed met vast tapijt.
Het salon in eclectische stijl met neo-VIaamserenaissance en neogotische elementen heeft een lambrisering van monochroom geschilderd reliëfbehang. Het omlopend lijstwerk bovenaan de wanden zet zich verder in het lijstwerk van het stucplafond met in de hoeken gestrikte medaillons, uitgewerkt als een imitatie van een tweekleurige camee met portretjes in profiel, en met een centrale rozet. Het stucplafond is polychroom beschilderd met houtimitaties, neogotische sjablonen en langs de vier zijden met banderollen waarop telkens een spreuk staat: "Geen beter gemack als eygen dack/eygen haerd is goud waert/'t is voorwaer een wysen man, die ieder 't syne geven kan/gelyck d'oude songhen, soo piepen de jonghen". De bolluster van goudkleurig beschilderd zamak telt acht armen. De schouw heeft een neoclassicistische schoorsteenmantel in zwarte marmer met paneeltjes in groen-wit geaderde marmer. De stookplaats is afgesloten met een geïntegreerd geornamenteerd ijzeren haardscherm voorzien van deurtjes in ajour, nagenoeg identiek aan die van het aanpalende salon. De boezem is bekleed met een wandspiegel in een eikenhouten kader met neogotisch houtsnijwerk zoals de halfzuiltjes, onderaan de liggende draken aan weerszijden van een embleem met initialen "LS" (Lenaerts-Schillebeeckx) en bovenaan het baldakijntje met pinakels en driepasbogen. Tegen het penant tussen de vensters staat een in dezelfde stijl uitgewerkte eikenhouten consoletafel met wandspiegel in een kader met bekroning. De vierdelige tussendeur naar het aanpalend salon en de dubbele deur naar de gang hebben paneelwerk, aan deze zijde beschilderd met een houtimitatie. Het gestreept behangpapier werd later aangebracht. De vensters hebben houten gordijnkasten, zwartmarmeren vensterbanken en bewaard schrijn- en sluitwerk (spanjoletten). De huidige vloer is de bewaarde ondervloer van grenen planken, naar verluidt deze vroeger bekleed met vast tapijt.
In de zitkamer zijn de wanden bepleisterd en in een wittint geschilderd, het sobere witte stucplafond heeft omlopend lijstwerk en een centrale rozet. Het koperen lustertje met art-nouveauvormgeving heeft vier armen en kapjes van opaalglas in kelkvorm waarvan er één ontbreekt. De vloer van steengoedtegels heeft een middenveld van achthoekige tegels met invultegels, afwisselend effen blauwe tegels en witte tegels met een gestileerd floraal motief. De boord met dubbele bies toont tevens blauwe gestileerde florale motieven tegen een witte achtergrond. De schouw heeft een schoorsteenmantel van travertijn met onder de schouwbalk witmarmeren consoles en op de boezem een wandspiegel in een deels gestucte houten omlijsting, beschilderd in een hout- en zilverimitatie. De vensters hebben bewaard schrijn- en sluitwerk (spanjoletten), houten vensterbanken en voorzetramen .
De eetkamer is opengewerkt in functie van de vernieuwde aanbouw. Van de oorspronkelijke buitenmuur is enkel de muurpartij ter hoogte van de schouw bewaard gebleven. Links en rechts hiervan werden bijkomende muuropeningen en doorbrekingen of nieuwe draagconstructies gemaakt naar de zithoek en de keuken in de aanbouw. De muren zijn bepleisterd en in een wittint geschilderd, het sobere witte stucplafond heeft omlopend lijstwerk en een centrale rozet. Boven de nieuwe balkvormige constructie van de zithoek bleef nog het bovenlicht van het voormalige venster bewaard. De vensters hebben bewaard schrijn- en sluitwerk (spanjoletten waarvan de top ontbreekt) en houten vensterbanken. De luster van goudkleurig beschilderd zamac bestaat uit banden versierd met art-nouveaumotieven en kristallen pegels, en drie armen met een kelkvormig glazen kapje van opaalglas. De huidige parketvloer van dunne latjes is later gelegd.
De wandafwerking van de traphal reikt tot aan de zolderverdieping en zet zich identiek voort in de gang op de bovenverdieping: boven een met diverse marmerimitaties beschilderde lambrisering loopt een geschilderde boord van art-nouveaugetinte bloem- en plantsjablonen (papavers) met zweepslagmotieven in pasteltinten. De muren zijn verder bepleisterd en in een wittint geschilderd. Een houten bordestrap met een geprofileerde trappaal en een leuning van spijlen met een handgreep. Op het eerste trapbordes is een doorsteek gemaakt naar de vernieuwde aanbouw via het bestaande venster dat vergroot werd tot een deuropening, zie de originele vensteromlijsting met bewaard bovenlicht.
Eerste bovenverdieping
De bepleisterde en beschilderde middengang heeft een identieke afwerking als de traphal. Het plafond heeft eenvoudig omlopend lijstwerk/ een kooflijst en een centrale rozet. De binnendeuren zijn de originele omlijste enkeldeuren met paneelwerk, aan de gangzijde beschilderd met een houtimitatie. Aan de straatzijde geeft de vensterpartij uit op het centrale balkon. De vloer is bekleed met vast tapijt. De vier slaapkamers zijn sober ingericht met telkens een eenvoudige marmeren schouwen, een vloer van grenen planken, bepleisterde en monotoon geschilderde muren en een vlak plafond met rozet. Enkel de kamers aan de straatzijde hebben vensters met bewaard schrijn- en sluitwerk (spanjoletten waarvan de top ontbreekt) en houten vensterbanken.
Een bewaarde enkeldeur geeft toegang tot de zolder: de houten dakconstructie met gebinte, kepers en gordingen en de bebording bleef bewaard. De twee mansardekamers zijn ingericht als slaapkamer en atelier en hebben vernieuwde deuren.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Sadeleer S. 2016: Villa Lenaerts-Schillebeeckx met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/437914 (geraadpleegd op ).
Villa met omhaagde voortuin, in 1904 gebouwd in opdracht van sigarenfabrikant J. Lenaerts maar bewoond door de gezusters Lenaerts.
Dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder een leien mansardedak met oeils-de-boeuf, doorbroken door een torenvormig verhoogd middenrisaliet onder een hoog schilddak met smeedijzeren vorstkam en windvaan.
Bakstenen lijstgevel met hoeklisenen op arduinen plint, verlevendigd met knipvoegen, beschilderde muurbanden en booglijsten van gele en witte baksteen, kordonvormende lekdrempels en puilijst van arduin, bepleisterde paneeltjes; gevelafsluiting met boogfries, muizentand en houten kroonlijst op modillons met drop. Centraal risaliet met beschilderd balkon op dito consoles en omlijste gevelsteen met jaarcijfers 1904. Segmentbogige muuropeningen met origineel houtwerk; dubbele houten paneeldeur met glas en ijzerwerk onder art-nouveaugetint bovenlicht van glas in lood.
Zij- en achtergevels met muurbanden van gesinterde baksteen. Latere rechteruitbouw.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Arendonk, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n6, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. 2004: Villa Lenaerts-Schillebeeckx met tuin [online], https://id.erfgoed.net/teksten/75381 (geraadpleegd op ).