Landhuis in cottagestijl van 1934, naar ontwerp van L. Van Ravestyn palend aan een landschapspark met een grote en kleine vijver.

Op een lichte verhevenheid gebouwde villa van drie traveeën en één tot twee bouwlagen onder een complex overkragend dak (nok zowel parallel aan als loodrecht op de straat, zwarte Vlaamse pannen), doorbroken door klimmende dakkapellen en kenmerkende schoorstenen. Samenspel van witgeschilderde, bakstenen lijst- en puntgevels op dito bruine plint; rechthoekig ingekaste muuropeningen met origineel houtwerk, lekdrempels van bruine faience, luiken op de begane grond en vaste bloembakken op de bovenverdieping. Naar het park gerichte zuidzijde met woonvertrekken, in de eerste travee gemarkeerd door een driezijdige erker met balkon, in de middelste door een centrale deurpartij, waar later een beglaasde veranda werd voorgezet, aan de oostzijde door de halfronde erker ter hoogte van de eetplaats. De hoofdinkom met bordes werd ingebracht aan de westzijde, de keuken en werkruimten met onder meer de rondbogige dienstingang aan de noordzijde.

Nummer 53 aan de noordzijde: vrijstaande dienstwoning met garage.