Burgerhuis in eclectische stijl, als eigen woning gebouwd door de architect Jos. Bascourt, naar een ontwerp uit 1902, en voltooid in 1904. Het pand werd symmetrisch geflankeerd door twee meer conventionele, neoclassicistische burgerhuizen, die Bascourt later in 1902 in opdracht van Franz Cox had ontworpen. Het geheel werd in mei 1986 na tien jaar verwaarlozing gesloopt, voor de uitbreiding van het parkeerterrein van het aanpalende Sint-Vincentiusziekenhuis.
Geboren in Schaarbeek, werd Jos. Bascourt vanaf zijn prille jeugd in Antwerpen opgevoed door zijn tante. Nadat vader Camille Bascourt zijn handel in koffie en kerkelijke voorwerpen wegens ziekte had moeten stopzetten, waren de drie oudste kinderen van het gezin van zeven door hun moeder Joseph-Marie Buelens ondergebracht bij haar ongehuwde zus Marie-Eugenie. De jonge Bascourt groeide op boven de winkel in stoffen en lingerie - later garen en band - van zijn tante op de Groenplaats, gelegen naast het Zuidportaal van de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, waar hij uiteindelijk tot zijn huwelijk zou blijven wonen. Na het overlijden van zijn tante in 1894, vatte hij waarschijnlijk het plan op voor de bouw van een eigen woning in Zurenborg. Op dat ogenblik voerde de architect tal van opdrachten uit voor de Naamlooze Bouwmaatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen, die instond voor de verkaveling en bebouwing van deze nieuwe wijk. Daartoe behoorden enkele van de meest opmerkelijke woninggroepen in de voorname Cogels-Osylei, zoals het monumentale "In de Sterre, de Sonne en de Mane" in neo-Vlaamserenaissance-stijl. De nauwelijks 5 m brede kavel in de Kleinehondstraat die Bascourt verwierf, lag vlakbij de kantoren van de maatschappij in de Grotehondstraat. Zijn architectenpraktijk was op dat moment gevestigd in de (Lange) Noordstraat nabij de Stadswaag. In de periode waarin het huis in de Kleinehondstraat werd voltooid, kreeg Bascourt verkering met Constance Vereecken, de dochter van de bemiddelde architect J.B. Vereecken, met wie hij in 1900 in het huwelijk trad. Het jonge paar nam zijn intrek in een bestaand burgerhuis in de Jacob Jordaensstraat, in afwachting van de bouw van de eigen woning met atelier in de Sint-Vincentiusstraat. De bijzondere architectenwoning met een onconventionele typologie, getuigend van Bascourt’s vermogen tot ruimtelijke inventiviteit, vormde het sluitstuk van zijn rijpe oeuvre. Bascourt zou hier wonen en werken tot zijn overlijden in 1927, waarna het pand werd betrokken door zijn zoon, architect Gaston Bascourt, om vervolgens omstreeks 1975 te worden verkocht aan het Sint-Vincentiusziekenhuis.
De rijwoning met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat een souterrain en twee tot drie bouwlagen onder en complexe bedaking. Lijstgevel met een parement uit witte natuursteen op een plint uit blauwe hardsteen. Rechthoekige vensters in geriemde omlijsting met oren, op de bel-etage een bijkomende entablementomlijsting met empire-getinte bekroning (festoenen, acroteria) en onderdorpels op leeuwenkopconsooltjes, op de tweede bouwlaag een strakke waterlijst op rechte consoles met dropmotief; schuiframen met typische vlakverdeling in de waaiers. Deurtravee met aanzienlijk kleiner bel-etagevenster met geajoureerde leuning; rechthoekige deur in eenvoudig entablement op Ionische pilasters, marmeren fries met opschrift "Jos Bascourt architecte"; schrijnwerk van de deur met indeling in grote en kleine vierkanten. Gevelafsluiting met overstekende kroonlijst en acroteria boven eclectisch versierd fries met medaillons, lijsten, passers, festoenen, kransen, cartouches en trigliefen.
De plattegrond werd over de volledige breedte opgedeeld door de centraal ingeplante, zenithaal verlichte, 10 m hoge traphal met galerij. Deze was vanaf het gelijkvloers bereikbaar via het centrale trappenbordes in de hall, die aansloot op de vestibule. Op het ‘schoon verdiep’ bevonden het salon en het boudoir zich aan de straatzijde, daar waar de eetkamer en de veranda met bovenlicht en terras zich aan de tuinzijde uitstrekten. De bovenverdieping bood aan weerszij van de traphal ruimte aan een grote en twee kleine slaapkamers, met daarboven nog twee mansardes. Op de hall sloot een lange verbindingsgalerij aan naar het atelier achteraan het perceel. Het souterrain en de smalle achterbouw ontsloten door de diensttrap, herbergden de keuken met 'monte plats', dienstvertrekken en sanitair.
Het interieur werd gekenmerkt door een precieuze inrichting in een veelheid aan stijlen, deels uitgevoerd door het atelier van Henri Verbuecken. Meest indrukwekkend was de monumentale traphal in neo-Grec, met Korinthische zuilen en pilasters, een marmeren lambrisering en mozaïekvloer met meanders, een statige trap met smeedijzeren leuning en trappaal waarop een bronzen miniatuur van Giambologna’s gevleugelde Hermes, en een galerij op de overloop met smeedijzeren borstwering waarop klassieke bustes. Een klassieke schildering van musicerende dames sierde gelijkvloers de hall. Het salon had een decor in Lodewijk XVI-stijl, het boudoir in empirestijl, daar waar de eetkamer was uitgevoerd in Egyptiserende art nouveau en de veranda in Moorse stijl met hoefijzerbogen en houten claustra’s.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Sint-Vincentiusstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Architectenwoning Jos. Bascourt [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7572 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Stad Antwerpen
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.