Teksten van Sint-Mariagesticht

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7574

Sint-Mariagesticht ()

Neotraditioneel klooster- en schoolgebouw met neogotische kapel, gebouwd in opdracht van de Zusters Annonciaden. Architect Albert Arnou ontwierp in 1904 de linker-, Joseph Goeyvaerts in 1913 de rechtervleugel.

Historiek en context

De Zusters Annonciaden van Huldenberg vestigden in 1877 een klooster en lagere school in de Sint-Willibrordusstraat. De eerste overste Melania Henrotte (Zoerle-Parwijs, 1843-Antwerpen, 1922), die in 1859 als zuster Maria Juliana was ingetreden bij de annonciaden in Ranst, had als eerste van haar congegratie het diploma van onderwijzeres behaald. Aanvankelijk namen de zusters hun intrek in een bestaande woning, die in 1882 werd uitgebreid met twee aanpalende woningen (huidige Sint-Willibordusstraat 43-49). De architect François Baeckelmans richtte hier in 1889 een kapel in. Vanaf 1890 kwam in meerdere fasen een schoolcomplex tot stand dat zich vandaag uitstrekt tussen de Sint-Willibrordusstraat, Lovelingstraat en Lange Van Bloerstraat. In 1900 breidde de lagere school zich uit met de Beroepsschool Sint-Maria, de eerste katholieke beroepsschool voor meisjes in Antwerpen, die een opleiding kleding aanbood. De in 1917 opgerichte normaalschool voor onderwijzeressen verhuisde al in 1921 naar het nieuwe Gabriël-Mariainstituut in Wijnegem. In 1929 ging Sint-Maria van start met een afdeling beroepsnormaalonderwijs, regentaat confectie, mode, snit en naad, beroepstekenen en sierkunsten. Deze school groeide uit tot het Hoger Instituut Sint-Maria, Pedagogisch Hoger Onderwijs Plastische Kunsten, en ging in 1995 op in de Karel de Grote-Hogeschool.

In 1890 lieten de Zusters Annonciaden een schoolgebouw optrekken achter hun klooster, met toegang in de Lovelingstraat. Aansluitend daarop bouwde de aannemer Gebroeders Grangé in 1894 een tweede schoolgebouw (oostvleugels speelplaats). Het schoolgebouw uit 1890 werd in 1900 door Grangé heropgebouwd, samen met de inkompoort in de Lovelingstraat. In 1904 realiseerde de architect Albert Arnou de eerste fase van het neotraditionele kloostergebouw (vier linker traveeën) in de Sint-Willibrordusstraat, samen met de achterliggende klassenvleugel (noordvleugel speelplaats, heropgebouwd). De tweede fase van het kloostergebouw met de neogotische kapel (elf rechter traveeën) volgde in 1913, naar een ontwerp door de architect Joseph Goeyvaerts. Al deze bouwcampagnes vonden plaats onder het mandaat van moeder-overste Melania Henrotte. Haar opvolgster, moeder-overste Maria Briers, engageerde Goeyvaerts in 1924 voor het verhogen van het schoolgebouw uit 1900 met een derde bouwlaag. In 1932 verhoogde deze architect ook het schoolgebouw uit 1894 met een derde bouwlaag, gemarkeerd door een galerij en arkeltorentje. Goeyvaerts ontwierp in 1938 de nieuwe schoolgebouwen Lange Van Bloerstraat 16 en Lovelingstraat 8 (voorheen 10-12), in een zakelijke baksteenarchitectuur. In de jaren 1950 werden nieuwbouwvleugels opgetrokken aan de noord- en zuidzijde van de speelplaats, en in de jaren 1980 in de Lange Van Bloerstraat.

Albert Arnou, die actief was vanaf zowat 1880 tot kort vóór de Eerste Wereldoorlog, bouwde tientallen huizen in Antwerpen waarvan een groot aantal in Zurenborg. Voor zijn belangrijkste realisaties paste hij zowel een gereserveerde neoclassicistische als een uitbundige neo-Vlaamserenaissance-stijl toe, of de klassiek geïnspireerde beaux-artsstijl. Joseph Goeyvaerts, medestichter van de Kring voor Bouwkunde, was als architect actief van omstreeks 1905 tot begin jaren 1940. Waar zijn eerste realisaties veeleer een neotraditioneel idioom volgden, paste hij vanaf de jaren 1910 zowel de beaux-artsstijl als de art nouveau toe. Voor zover gekend moeten zijn architectenwoning uit 1912 in de Rotterdamstraat en de in 1913 ontworpen Residentie Carlier op de hoek van Britselei en Mechelsesteenweg, als zijn belangrijkste art-nouveau-realisaties worden beschouwd. Tijdens het interbellum evolueert het werk van Goeyvaerts in de richting van de art-decostijl en vervolgens naar een gematigd modernisme. Tot zijn opdrachtgevers behoorden meerdere kloostercongregaties, kerkfabrieken en katholieke werkliedenverenigingen, die onder meer patronages, scholen en volkshuizen lieten bouwen. In 1925 ontwierp Goeyvaerts ook de Tuinwijk Eenheid in Wilrijk.

Architectuur

Het klooster- en schoolgebouw in de Sint-Willibordusstraat vormt een langgerekt gevelfront van in totaal vijftien traveeën, drie bouwlagen hoog onder een zadeldak (nok parallel aan de straat, leien). De eerste bouwfase door Albert Arnou uit 1904 onderscheidt zich van de tweede bouwfase door Joseph Goeyvaerts uit 1913, door een getrapt aandak tussen de vierde en de vijfde travee. Goeyvaerts bouwde voort op de gevelordonnantie van Arnou, maar voegde ter wille van het gevelritme een dakvenster toe aan de vierde travee, analoog aan deze boven het nieuwe hoofdportaal en de secundaire traphal. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband, met spaarzaam gebruik van blauwe hardsteen voor de plint, hoekblokken, lekdrempels, lateien en deuromlijstingen, en witte natuursteen voor steigergaten kraag- en dekstenen. Sober van opzet beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, opgebouwd uit verkleinende registers van rechthoekige vensters, op de bovenverdiepingen gevat in oplopende spaarvelden. De benedenvensters rusten op de plint, de bovenvensters op individuele lekdrempels. Waar Arnou getoogde boogvelden aanbracht boven de lateien van alle bouwlagen, liet Goeyvaerts ze weg in de topgeleding, met uitzondering van de inkomtravee. Het rondboogportaal met middenkalf op kraagstenen en bovenlicht in de vierde travee, is de oorspronkelijke toegang van de eerste bouwfase. De nieuwe hoofdtoegang van de tweede bouwfase in de tiende travee, een breder rondboogportaal van hetzelfde type, wordt geaccentueerd door een geprofileerde booglijst met imposten op bolornamenten, metopen in de zwikken, en een gebroken driehoekig fronton met voluten en ranken als bekroning. De gevelsteen draagt de inscriptie: “Lager Middelbaar & Beroeps Onderwijs Zusters Annonciaden”. In de voorlaatste travee tekent de secundaire traphal zich af, met een getralied bolkozijn boven de plint. Beide inkomtraveeën en de traphal lopen op in een getrapt dakvenster van drie tot vier treden met schouderstukken en een overhoeks topstuk. Het bredere dakvenster boven het hoofdportaal onderscheidt zich door een rondboogvenster en overhoekse pinakels, beide andere door een boogfries en oculus. In de laatste travee bevindt zich een derde rondboogportaal, dat toegang verleent tot de schoolgebouwen op de speelplaats. Een houten kroonlijst op kraagstenen vormt de gevelbeëindiging.

De opstand aan de speelplaats beantwoordt over vijf traveeën aan hetzelfde schema als de voorgevel. De brede travee van de traphal in de as van het hoofdportaal - met een afwijkende ordonnantie - wordt gemarkeerd door een rondboogdeur met een archivolt op zuiltjes, gevat binnen een puntgevel met schouderstukken, vierpas en overhoeks topstuk. Tegen de linkerflank leunt de kapel aan, een constructie van twee bouwlagen en drie traveeën met een polygonale sluiting. De ingebouwde, manke puntgevel met schouderstukken, heeft in de oksel een ronde traptoren waarvan de spits is verwijderd. Geleed door versneden steunberen, doorbreken spitsboogvensters met maaswerk het bovenste register van de kapelgevel, drieledig in het schip en tweeledig in het koor.

Volgens de bouwplannen uit 1904 biedt de eerste bouwfase gelijkvloers ruimte aan de inkomhal en vermoedelijk dienstvertrekken van de school. De oorspronkelijke klassenvleugel van zeven traveeën in het verlengde, telde drie klaslokalen per verdieping, vermoedelijk ontsloten door twee traphallen. Volgens de bouwplannen uit 1913 is de tweede bouwfase, georganiseerd rond de centrale inkom- en traphal, met in de linker flank twee spreekkamers, de refter van de leerlingen en de keuken annex pomphuis. De rechter flank omvat twee overige spreekkamers, de secundaire traphal, en de refter van de zusters, die zich onder de kapel bevindt. In beide bouwdossiers ontbreken de plattegronden van de bovenverdiepingen.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1882#198, 1889#994, 1890#854, 1894#2044, 1900#309, 1900#554, 1904#362, 1913#3054, 1924#18240, 1932#42058, 18#10724, 18#11054 en 18#30076.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Mariagesticht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313753 (geraadpleegd op ).


Technisch Instituut Sint-Maria ()

Eclectisch bakstenen schoolgebouw van drie bouwlagen, uit laatste kwart 19de eeuw. Straatgevel gemarkeerd door getrapte dakvensters boven ingangstravee; rondbogige hoofdingang met middenkalf in natuurstenen omlijsting met gebroken driehoekig fronton, voorts rechthoekige vensters met ontlastingsboog en spaarveld op de verdieping.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Sint-Mariagesticht [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7574 (geraadpleegd op ).