Kleinschalige dorpsbebouwing van boerenarbeidershuizen, van twee tot vijf traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (nok parallel aan de straat, mechanische en Vlaamse pannen); vierde kwart van de 19de eeuw tot het eerste kwart van de 20ste eeuw.

Verankerde baksteenbouw met gecementeerde plint, voor- en/of zijpuntgevel. Nummers 3 en 8 met getande baksteenfries en houten kroonlijst. Rechthoekige muuropeningen, de nummers 7, 26, 28 met bewaarde houten lateien; getoogde muuropeningen, nummer 8 met gecementeerde lateien, nummer 15 met dito boogstenen. Overwegend bewaard houtwerk onder meer paneeldeuren en schuiframen. Aangepaste muuropeningen onder meer nummer 8; later ingebrachte garagepoorten op nummers 24, 26. Al dan niet vernieuwde - soms gekoppelde - achterbouwen.