is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Pastorie Sint-Martinusparochie
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als beschermd monument Pastorie Sint-Martinusparochie
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Pastorie Sint-Martinusparochie met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
Voormalige pastorie, heden voornamelijk in gebruik als politiekantoor. Achterin gelegen vrijstaande woning, gebouwd in 1696, voorgevel in neoclassicistische stijl, zij- en achtergevels in traditionele stijl; omwalde ruime tuin met oude bomen; gelegen op loodrecht een 200 meter ten westen van het dorpscentrum. Een gekasseide weg, omhaagd met beuk en liguster, leidt naar een gemetselde korfboogbrug met ijzeren toegangspoort (zie verder).
In 1264 schonk het kapittel van de Sint-Martinuskerk te Luik zijn bezittingen en rechten aan de norbertijnen van Tongerlo. Reeds sinds de 12de eeuw bezaten deze goederen te Schoonbroek, Werbeek en Hodonk. Tot circa 1819 zou de parochie bediend worden door de witheren. De oudst gekende vermelding van een pastorie te Retie dateert van 1363. Het huidige pastoriegebouw werd opgericht in 1696 op initiatief van prelaat J.-R. Crils van Tongerlo, ten tijde van pastoor Dominicus Van Hove (1689-1699). De plaatsnaam 'Kolkkuyl' refereert aan de drassige laagte die de omgeving toen was. In deze periode was de prelaat intensief bezig met diverse bouwprojecten onder meer verbeteringswerken aan de kloostergebouwen van Tongerlo, de bouw van nieuwe pastorieën onder meer in Schaffen (1680) en Wijnegem (1685). Eind 18de eeuw verlieten de witheren de pastorie; in deze periode werd een inventaris opgemaakt met een beschrijving van het gebouw. Na de Franse inval tijdelijk in gebruik als gendarmerie. In 1798 aangeslagen om te worden gebruikt als opbrengsteigendom; het pand werd toen verhuurd aan een smid van Retie; waarschijnlijk deden de bijgebouwen in deze periode dienst als atelier. In 1799 publiek verkocht te Antwerpen aan P.J. Van den Eynde, notaris, landbouwer en burgemeester te Retie. In 1808 liet deze zijn eigendom over aan de gemeente. In 1814 konden de pastoors opnieuw hun woonst betrekken. In 1984 verliet de pastoor definitief het pand; kort daarna en tot op vandaag nam het politiekorps er zijn intrek.
Of er een verband bestaat tussen de huidige pastorie en een reeds eerder bestaande constructie op diezelfde plaats is vooralsnog niet bewezen. In 1696 werd het huidige hoofdgebouw opgetrokken in een traditionele landelijke stijl, kenmerkend voor dergelijke -door kloosters opgerichte- gebouwen. De gevels werden volledig in baksteen opgetrokken met beperkt gebruik van witte natuursteen; vermoedelijk was het parement aanvankelijk met een dunne laag bepleistering gekaleid en beschilderd. De ruime woonst verschafte ook onderdak aan een onderpastoor en telde opmerkelijk veel gastenkamers.
De binnenstructuur bestond uit de gebruikelijke samengestelde balklagen en kapspanten; wat betreft de oorspronkelijke indeling en interieurafwerking, is er weinig bekend, tenzij dat op de verdieping de balken afgepleisterd waren door brandwerende troggewelfjes.
Vermoedelijk werd ongeveer tegelijkertijd begonnen met de aanleg en de beplanting van de tuin, door een brede gracht omwald. In 1719 leidde immers een lindedreef van de Pas naar de pastorie, later vervangen door populieren.
De Ferrariskaart (circa 1775) geeft een duidelijke afbeelding weer van een omwalde site met een L-vormig gebouw en klein bijgebouw. De huidige zijvleugels werden vermoedelijk eind 18de eeuw toegevoegd als stalling, koetshuis en opslagplaats; wellicht vervingen zij een reeds eerder bestaande lagere constructie. Deze fase van verbouwing is vermoedelijk samengegaan met een aanpassing of verfraaiing van het interieur, waarvan momenteel nog elementen het gebouw sieren.
Zo zouden de voornaamste kamers eind 18de eeuw naar de smaak van die tijd voorzien geweest zijn van een raamwerk met juten bespanning waarop bedrukt en ingekleurd papierbehang was gekleefd.
De Vandermaelenkaart (circa 1854) geeft duidelijk een centraal hoofdvolume weer met twee parallel gelegen zijvleugels. In de loop van de tweede helft van de 19de eeuw herhaaldelijk herstellingswerken. Circa 1861 werd de oude -vermoedelijk houten- toegangsbrug vervangen door de huidige stenen boogbrug met nieuwe ijzeren poort.
Fotografische opnames van rond de eeuwwisseling tonen de pastorie als een bepleisterd en beschilderd volume waar beide bakstenen vleugels tegenaan zijn gebouwd; de linker vleugel was tot op twee derde van de hoogte eveneens bepleisterd. De gelijkvloerse vensters zijn beluikt. Boven het raam in de rechter zijgevel zat een kleine dakkapel. De achtergevel vertoonde tevens een symmetrische gevelordonnantie met in de centrale travee een toegangsdeur met venster erboven die even breed waren als de andere muuropeningen. De deur had een bovenlicht met geometrisch motief.
Dit uitzicht was echter niet het oorspronkelijke: bouwsporen tonen duidelijk aan dat muuropeningen werden gedicht voornamelijk in de rechter zijgevel, of werden verlaagd onder meer alle bovenvensters van de tuingevel. Een datering van deze verbouwing is tot nog toe niet achterhaald.
Circa 1910-1913 onderging het gebouw zowel inwendig als uitwendig aanpassingswerken naar ontwerp van J. Taeymans die het karakter enigszins wijzigden; het ontwerp dateert van 20 augustus 1910. De voorgevel werd naar de mode van de tijd bekleed met een cementbezetting in neoclassicistische stijl, hierin werd ook de dakkapel opgenomen. In deze fase werden de luiken vervangen door houten rolluikkasten. De linker zijgevel kreeg een aanbouw onder lessenaarsdak met een zijportaal en bijkomend sanitair. In de achtergevel werd de middentravee geheel verbouwd: de deuropening werd versmald en rechts van het midden geplaatst, terwijl links een smal raam werd aangebracht; het raam op de verdieping werd vervangen door twee smalle vensters.
Vóór de verbouwingen bestond de begane grond van het hoofdvolume uit de inkomhal met vierkant grondplan, daarachter de gang (loodrecht op de voorgevel) naar de achterdeur en de traphal. Links van de inkom tegen de voorgevel de eetkamer met kleine aanpalende zitplaats en in verbinding met de keuken en moos achteraan; rechts vooraan een kleine studiekamer met achteraan de grote zaal. De linker aanbouw bevatte nog een zitplaats en een grote berging; de rechter aanbouw een bakhuis, schuurtje en stal. De verdieping bestond uit een gang van voor- naar achtergevel met links en rechts aparte vertrekken voor pastoor, onderpastoor en gasten. Op de verdieping leidde naast de hoofdtrap een aparte steektrap in een kleine gang (loodrecht op de hoofdgang) naar de zolderverdieping.
De huidige indeling stemt overeen met de verbouwingen door J. Taeymans: in het linker gedeelte bracht hij op beide verdiepingen een gang aan de parallel gelegen voorgevel waardoor de leefruimten daar ietwat verkleinden; vervolgens werd de zoldertrap verwijderd en geïntegreerd in een nieuwe traphal met een bordestrap die reikt tot aan de zolder. De gang van de voormalige steektrap werd verkleind waardoor bepaalde vertrekken aldaar vergrootten.
In 1987 werd de pastorie beschermd als monument, de omgeving met toegangsweg, omgrachting en tuin als dorpsgezicht. In 1995 een gevelrestauratie naar ontwerp van R. Verspreeuwen en studie- en ontwerpbureau Gedas. De optie hierbij was een consolidering van de toenmalige architecturale toestand: zo werd onder meer de cementbezetting van de voorgevel hersteld, alle bakstenen gevels kregen een grondige reinigingsbeurt met herstel van het voegwerk en van de gecementeerde onderdelen; het houtwerk van het hoofdvolume werd waar nodig hersteld en herschilderd, in de zijvleugels vervangen; natuurstenen onderdelen werden hersteld of vervangen bijvoorbeeld de arduinen trap aan de achtergevel; in het oostelijk dakschild werd een dakkapel deskundig gerenoveerd als "uilenbak".
Rechthoekig dubbelhuis van zeven traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (nok parallel aan de straat, leien), in het oostelijk dakschild een als uilenbak gerestaureerde dakkapel. Centrale inkomtravee verhoogd met een dakvenster met tuitgeveltje. Uitspringende parallel gelegen zijvleugels van elk vijf traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen). Lijstgevels met omlopende houten kroonlijst.
Voorgevel met cementbezetting in neoclassicistische stijl: schijnvoegen; horizontale geleding door geprofileerde puilijst en kordonvormende lekdrempels; typische sierelementen zoals diamantkoppen en rozetten; fries van gevarieerde panelen. Voor zover het perspectief reikt, loopt de bezetting door over de zijgevels. Rechthoekige vensters in een geprofileerde omlijsting met pilastermotief, op de bovenverdieping met entablement; op de borstwering paneeldecoratie met neuten en guttae. Rechthoekige inkomdeur met bovenlicht in plattebandomlijsting met entablement, bovenlicht met ijzeren roedeverdeling waarin initialen IHS; arduinen afgeschuinde treden.
De achter- en zijgevels zijn verankerde bakstenen lijstgevels met een geprofileerde houten daklijst. Imitatie van een traditionele bak- en zandsteenbouw door middel van gecementeerde onderdelen, zie de speklagen, geblokte vensteromlijstingen en omlijste steigergaten; beperkt gebruik van witte natuursteen onder meer lekdrempels en hoekblokken in achtergevel. Op de begane grond rechthoekige vensters met zandstenen lekdrempels, op de bovenverdieping verlaagde getoogde vensters met arduinen lekdrempels, zie op oude foto’s de ontdubbelde strekse bogen; door de huidige nieuw aangebrachte bandomlijsting in de zijgevels en de geblokte omlijsting in de achtergevel zijn enkel de oude strekse bogen nog zichtbaar. Rechthoekige en segmentbogige getraliede keldervensters. Gerenoveerd houtwerk.
Verankerde bakstenen zijvleugels met gecementeerde plint en dito geprofileerde daklijst. Zijgevels met aandak; de aan het hoofdvolume aansluitende zijgevels met een aandak uitgewerkt als een halve gevel met in- en uitgezwenkte top voorzien van een analoge bezetting, de buitenste zijgevels met vlechtingen, een segmentboogluik en een luikap. De rechter zijvleugel met in voor- en achtergevel herstelde kruisvensters, een rondboogdeur, korfbogige poorten en deuren; de linkerzijvleugel met (nieuwe) korfboogpoorten, dito deur, segmentboogvensters en bewaarde bouwsporen van een gedicht venster.
Verankerde bakstenen korfboogbrug; ijzeren poort met pijlpunten tussen colonnetten met bekronende eikel en met voluutvormige decoratie. Nieuw gekasseid voorerf.
Plattegrond, zie hoger. Twee kelders met tongewelven parallel aan de voorgevel; oude rode tegelvloer. Begane grond. Inkomhal met symmetrisch opgevatte bepleisterde en beschilderde rondboogarcade in neoclassicistische stijl, zie hoofdgestel met metopen en trigliefen met guttae; centrale rondboog met eikenhouten bordestrap; aan weerszijden een lagere rondboog, links de gang naar de achtergevel met loodrecht hierop, in de linker helft van het gebouw, een gang parallel aan de voorgevel; de rechter rondboog geeft toegang tot een vertrek van drie traveeën achteraan. Het beeldhouwwerk in de hal is afkomstig van de gedemonteerde preekstoel van de Sint-Martinuskerk. In hal en hoofdgang zwarte en witte marmeren vloertegels (circa 1862); later ingebrachte gang met cementtegels.
Enkele vertrekken met afgekaste moerbalk loodrecht op de voorgevel onder meer in de kamer van twee traveeën links van de inkom met stucplafond voorzien van sierend lijstwerk (18de eeuw?); andere soortgelijke plafonds mogelijk verborgen achter planchetten.
Op de verdieping moerbalken loodrecht op de voorgevel met balksloffen; sommige vertrekken met bepleisterde al dan niet samengestelde balklaag met troggewelven tussen de kinderbalken. Eén vertrek met houten schouwmantel. Plankenvloer. Bewaarde houten paneeldeuren. Oorspronkelijke dakstructuur met zes dubbele schaar- en nokgebinten met pen- en gatverbindingen en telmerken; bewaarde flieringen en kepers (daksporen); vernieuwde bebording; dito houten zoldervloer.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Arendonk, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n6, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
De noordelijke grachtarm van de walgracht rondom de pastorietuin was ten tijde van de Ferrariskaart (1771-1778) uitgevoerd in een spiegelboogvorm. Vermoedelijk hangt deze vormgeving samen met de bouw van de nieuwe pastorie op het einde van de 17de eeuw. Eenzelfde barokke vormgeving van de gracht werd voor Norbertijnerpastorieën enkel teruggevonden bij de pastorie van Messelbroek. De binnenste oevers van de walgracht worden door een bomenrij begeleid, maar over de verdere tuinaanleg treedt de Ferrariskaart, net zoals de opeenvolgende topografische kaarten, niet in detail.
In de 19de eeuw werd de aanleg van de pastorietuin aangepast aan de heersende mode. Van deze aanleg in landschappelijke stijl zijn enkel drie heuveltjes langs de oostzijde van de tuin bewaard. In 1929-1930 bezocht schrijver Ernest Claes hier de priester-dichter Jozef De Voght en vermelde dat de tuin een reusachtige linde bezat en dat achter in de tuin abrikozenbomen stonden. Deze boomgaard bleef tot in de jaren 1980 in gebruik. In 2001 werd de pastorietuin heraangelegd: de voortuin werd gekasseid en deels als parking ingericht, een aantal nieuwe heesters en bomen werden aangeplant en een oude hardstenen zuil werd omgevormd tot zonnewijzer en verplaatst naar de ingang van de pastorie.
Omwalde pastorietuin met deels bewaarde spiegelboogvorm (noordwestelijke deel). Op oude foto’s uit het begin van de 20ste eeuw schermt een bomenrand met onder meer een aantal treurbomen de voortuin af. Vandaag resten nog een zomereik en een taxus. De bakstenen toegangsbrug en het smeedijzeren hek uit 1861 zijn een ontwerp van de Herentalse ijzergieter Van Aerschot.
De achtertuin bestaat uit een vlak gelegd gazon met solitaire bomen en bomengroepen. In de heden sterk uitgedunde bomengordel staan in de noordwestelijke hoek en langs de oostzijde nog enkele markante bomen: een bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’), Amerikaanse eik (Quercus rubra) en wintereik (Quercus petraea). Vermoedelijk zijn het 19de-eeuwse restanten van de landschappelijke aanleg. Andere voorkomende soorten zijn: tamme kastanje, okkernoot, linde, Noorse esdoorn en een meerstammige gladde iep. Van de vroegere landschappelijke aanleg zijn, op drie verhevenheden na, bijna geen sporen bewaard. Op het hoogste heuveltje staan een bomencirkel van vijf linden en de restanten van een betonnen zitbank.
Is deel van
Passtraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Pastorie Sint-Martinusparochie met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75842 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.