omvat de aanduiding als vastgesteld bouwkundig erfgoed Watermolen
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Watermolen
Deze bescherming is geldig sinds
is deel van de aanduiding als beschermd cultuurhistorisch landschap Watermolen met omgeving
Deze bescherming is geldig sinds
Graanwatermolen, type onderslagmolen, gelegen op een drie kilometer ten zuidwesten van de dorpskom, op de zuidelijke arm van de Witte Nete die op deze plaats over een beperkte afstand in twee rivierarmen is vertakt.
De oudst gekende vermeldingen gaan terug op een akte van 1633 in verband met de verpachting van 's heerenwindmolen en een meetboek van 1653 met een beschrijving van de eigendommen van de heer van Retie. Aanvankelijk opgetrokken als een houten gebouw werd de watermolen in 1765 herbouwd als een stenen molen, zie de Ferrariskaart (circa 1775) waarop de molensite duidelijk wordt weergegeven als een stenen complex. In 1799 samen met de rest van het herengoed openbaar verkocht (zie straatnota); sindsdien tot op vandaag in privé-bezit. In het tweede en derde kwart van de 20ste eeuw modernisering van de maalinrichting (gaande werk). Eind de jaren 1960 werd het malen wegens afnemende rendabiliteit stopgezet.
In 1975 werd de molen beschermd als monument en de omgeving als landschap. In 1983 ondergaat de molen beperkte verbeteringswerken die hem opnieuw maalvaardig maken. Grondige restauratiewerken in 1999-2000 naar ontwerp van P. Gevers (Kasterlee).
Heden een beperkte maalactiviteit namelijk het malen van rogge of haver voor veevoeder of van fijne granen voor ambachtelijk bakwerk. Het molenaarshuis bevond zich ter plaatse van de huidige recente woning met verbruikerszaal (Watermolen nummer 10) ten noordwesten van de molenvijver.
Rechthoekig verankerd bakstenen gebouw van - op de begane grond - één op vier traveeën en twee bouwlagen onder schilddak (nokrichting schuin ten opzichte van de straat, nieuwe leien), in het noordoostelijk schild een dakkapel met luik. Overwegend segmentboogvormige vensters, poorten, deuren en luiken; slechts gedeeltelijk bewaard houtwerk onder meer deur in noordoostelijke gevel voorzien van talrijke inscripties.
Zuidoostelijke kopgevel met een metalen waterrad met houten schoepen uit het tweede kwart van de 20ste eeuw. Maalgeul met een langs binnen te bedienen maalsluis; laatstgenoemde wordt voorafgegaan door een wierrek dat het rad beschermt tegen afvalstukken in het water. Naast de maalgeul twee aparte ontlastingskanalen met elk een lossluis, een houten sluisdeur met ijzeren hengsel; in 1983 werd zo nodig één lossluis bijgemaakt en de rivierbedding verbreed. Aan de zuidzijde van het gebouw stort het water in de molenvijver die enkele tientallen meters verder opnieuw overgaat in de Witte Nete.
Begane grond met vloer van betontegels; samengestelde balklaag met deels vernieuwde onderdelen; houten steektrap. Zolder met moerbalken; vier schaar- en nokgebinten met pen- en gatverbindingen; ziende kap met gordingen, flieringen, kepers en een deels vernieuwde bebording. Bakstenen binnenmuren. Specifiek aan deze molen is de maalinrichting die volledig los staat van de bakstenen muren. In het meest noordoostelijke travee van het volume bevindt zich een van de hoofdruimte afgescheiden berging.
Op de begane grond de maalvloer met metalen maalinstallatie van circa 1950. Het verticaal metalen maalwiel met houten kammen brengt via een klein volledig metalen tandwiel een horizontale as in beweging met aan beide uiteinden een verticaal metalen tandwiel met houten kammen waarop de horizontale metalen rondsels van de twee maalstoelen kunnen ingeschakeld worden; een riemschijf brengt door transmissie (riemaandrijving) een pletmolen in beweging. De twee rondsels brengen elk via een ijzeren verticale as de loper van de maalstoel op de bovenverdieping in beweging; houten meelgoten en meelschuiven. Ter vervanging van het luisysteem een later ingebrachte lift die het graan in bakjes naar de maalzolder brengt; deze lift bedient de rechter maalstoel en de pletmolen.
Op de bovenverdieping de steenvloer of -zolder met twee maalstoelen in een houten bekisting; één werd pas sinds de laatste restauratie teruggeplaatst. Per stoel een houten kaar met "meelschoentje" en een galg met stalen hoepels. Tussen beide stoelen een van elders afkomstige houten graankuiser. Luiwiel met luitouw. Voorts een bewaarde ijzeren pletmolen, een houten wanmolen, een breekmolen voor lijnzaadkoeken en een slijpmolen.
Bron: DE SADELEER S. & PLOMTEUX G. 2004: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Arendonk, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16n6, Brussel - Turnhout.
Auteurs: De Sadeleer, Sibylle
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Op de Kabinetskaart van de Ferraris was de molen een van twee watermolens op de Kleine Nete die hier vertakte. Stroomafwaarts van de molen lag een molenvijver en de vallei was ingenomen door grasland. Vanaf het einde van de 19de eeuw trad er meer verbossing op in de vallei. Vandaag is de molenvijver nog bewaard als open water ten westen van de molen. De Netevallei zelf is grotendeels bebost.
Is deel van
Watermolen
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Watermolen en omgeving [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/75867 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.