Op het brede bouwblok op de hoek van de Arend- en de Steenbokstraat is een eclectisch hoekensemble uitgewerkt met twee neoclassicistische hoekpanden geflankeerd door twee burgerhuizen in uitgesproken art nouveau. De vier panden werden in 1911 ontworpen door bouwmeester P.J. Schroyens in opdracht van J. Hertogs en deelhebbers, wonende in de Plantin en Moretuslei 98. Schroyens is ons nog niet bekend, maar komt in de periode voor de Eerste Wereldoorlog meermaals voor in de inventaris van de bouwdossiers in het stadsarchief, met de bouw van woningen verspreid over de stad.

Het ensemble is symmetrisch opgebouwd, met op de hoek de twee identieke, spiegelende grote winkelpanden in neoclassicistische stijl, geflankeerd door de twee eveneens spiegelend geplaatste art-nouveauwoningen. De hoekpanden tellen drie bouwlagen onder een mansardedak dat in elke travee een dakvenster onder gebogen fronton heeft. Neoclassicistisch aangeklede bepleisterde en witgeschilderde lijstgevels met hardstenen plinten, een gekorniste kroonlijst op klossen, kordonlijsten en doorlopende onderdorpels. Verticale ritmering door pilasters die over de bouwlagen doorlopen en daarmee de traveeën aflijnen. Rechthoekige vensteropeningen met deels bewaard schrijnwerk: op de begane grond zijn de mooie vensters met gedeelde bovenlichten vermeldenswaard. Meest opvallende elementen in de drie gevels van deze panden zijn de houten erkers op de tweede bouwlaag, die echter door nieuwe, minder gedetailleerde versies vervangen zijn, met behoud van consoles en bekronende ijzeren balkonleuningen.

Voor de twee flankerende woningen koos Schroyens de art nouveau, met een neo-Moorse inslag. Ze zijn gebouwd volgens een typeplan dat Schroyen ook gebruikte in de Lange Van Ruusbroecstraat 135, en dat wellicht gekopieerd werd van Smet-Verhas. De woningen tellen drie traveeën en drie bouwlagen op hoog souterrain, onder zadeldaken. Bepleisterde en beschilderde lijstgevels, hardstenen plint, houten kroonlijst op modillons, kordonlijsten en doorlopende onderdorpels. In de vorm en afwerking van de muuropeningen werden de kenmerken van de art nouveau verwerkt. Keldervensters met waterlijst van gestileerd rankwerk, maskerkopsleutel en traliewerk met zweepslagmotief. Verhoogde begane grond en hoofdverdieping met hoefijzerboogvensters in gegroefde omlijsting; arabesk in sleutel en gebogen onderdorpels; bel-etagebalkon met typische consoles, postamenten en smeedwerk. Rechthoekige deur onder latei met gestileerd floraal motief en ovaal bovenlicht in zelfde omlijsting als vensters; beglaasde houten vleugeldeur met smeedwerk in art nouveau. In beide huizen bleef het verfijnde houtwerk in ramen en deur bewaard, gekenmerkt door een fantasierijke indeling van de bovenlichten.