Huis In den Arend ()

Historiek en context

Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl naar een ontwerp door de architect Albert Delrue uit 1879. Opdrachtgever was Joseph Hubert Kockx, een handelaar in confectiekleding uit de Schippersstraat, die in 1872 op het aanpalende hoekperceel van Van Arteveldestraat en De Coninckplein al twee gekoppelde neoclassicistische burgerhuizen had laten bouwen. In 1880 gaf hij Delrue ook opdracht voor het aanpalende burgerhuis "Jacob van Artevelde", dat een ensemble vormt met “In den Arend”. In 1881 volgde nog een geheel van twee burgerhuizen in neo-Vlaamserenaissance- en neogotische stijl aan het De Coninckplein, waarvan Kockx zelf het eerste betrok. Achteraan op het perceel van “In den Arend” liet Kockx in 1885 door Delrue een kantoor bouwen.

De congregatie Soeurs de la Sagesse die later het pand betrok, liet in 1907 een 'bewaarschool' inrichten in de achterbouw van het aanpalende "Jacob van Artevelde". Een project door de architect Louis De Vooght uit 1918, om de portaaltravee te verhogen met twee bouwlagen en een dakvenster, de loggia's te dichten en de traptoren te slopen vond geen doorgang. In opdracht van de socialistische mutualiteit Gewestelijke Federatie van Onderlingen Bijstand, die hier vervolgens een apotheek en medisch centrum vestigde, werd de portaaltravee in 1926 door de aannemer Jos Ryken met één verdieping verhoogd. De "Intercommunale" (Intercommunaal Werkloosheidsfonds) liet in 1936 door de aannemer Charles Melis de tweede verdieping toevoegen.

De burgerhuizen Kockx behoren tot het vroege oeuvre van Jan Delrue, van wie een vijfentwintigtal nieuwbouwprojecten zijn geïdentificeerd uit de jaren 1877 tot 1894. Hij paste voor zijn burgerhuizen zowel de conventionele neoclassicistische stijl toe, als een rijk geornamenteerde tot pittoreske neo-Vlaamserenaissance, neobarokke of neogotische vormentaal. De architect was aanvankelijk vooral actief in de Stationswijk, en vanaf midden jaren 1880 ook in Zurenborg, waar hij enkele huizengroepen tot stand bracht voor de Naamlooze Maatschappij voor het bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier. De laatste tien jaar van zijn leven – hij overleed op vijfenveertigjarige leeftijd – lijkt Delrue niet meer actief te zijn geweest.

Architectuur

De rijwoning met een gevelbreedte van vier traveeën omvat drie bouwlagen onder een half schilddak (nok parallel aan de straat, leien). Het hoofdvolume van drie traveeën werd oorspronkelijk links geflankeerd door het lage inkomportaal, waarachter de traptoren tegen de zijgevel aanleunt. Deze ronde toren opgetrokken uit bak- en natuursteen, werd oorspronkelijk bekroond door een polygonale topgeleding op kraagstenen, een ronde trommel en een gedrukt kegeldak met siervaas. Door het ophogen van de linker travee tot drie bouwlagen met een klassiek hoofdgestel in 1926 en 1936, is de toren aan het zicht onttrokken.

De bepleisterde en beschilderde verhoogde halsgevel met een geblokte begane grond rust op een hoge, bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door entablementen en balustraden, beantwoordt de opstand aan een axiaal opzet, doorgetrokken tot in de geveltop. Beide bovenverdiepingen en de geveltop zijn als loggia behandeld, met een sterk plastisch effect. Bij het opnieuw bepleisteren van de bovenverdiepingen ging het rijke stucdecor in Florisstijl verloren. De eerste verdieping met een rechthoekig drielicht onderscheidde zich oorspronkelijk door met trigliefen en diamantkoppen bewerkte pilasters, een latei met sluitsteen op korbelen in de middenas en omlijste ronde oculi boven de zijlichten. De tweede verdieping met een rondboogdrielicht was verrijkt met pilasters, geprofileerde booglijsten, sluitstenen en friezen. Enkel de balkons met zware voluutconsoles en doorgetrokken balustraden bleven behouden, op de bel-etage gebogen in de zijtraveeën en verrijkt met een gebogen fronton in de middenas. Enkel de geveltop behield grotendeels zijn oorspronkelijke luister, ondanks het verlies van de bekronende topstukken en obelisk. Gemarkeerd door klassieke entablementen (architraaf, fries, kroonlijst met tandlijst) en voluten met siervazen en balusters, vormt een driehoekig fronton de bekroning. De hoofdgeledingen worden geopend door een Serliana op balusters en bewerkte pilasters, met casementen op de borstwering en een geblokte booglijst met diamantkopsleutel als afwerking. De fries van de Serliana draagt het opschrift "in den AREND", de ronde tondo op de topgeleding de initialen “JHK” van de bouwheer.

In de verhoogde linker travee met doorgetrokken horizontale geleding en een klassiek hoofdgestel, zijn de rechthoekige vensters gevat in spaarvelden. De deur in de tweede travee is in 1929 verlaagd; vernieuwd schrijnwerk.

  • Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1879#729, 1885#373, 1907#1508, 1909#1427, 1918#7488, 1926#25100, 1929#34555 en 18#4413.

Auteurs:  Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: In den Arend [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203765 (geraadpleegd op ).


Huis In den Arend ()

Enkelhuis in eclectische stijl, uit het vierde kwart van de 19de eeuw.

Gecementeerde topgevel met uitgewerkte loggia en fronton met monogram KH.


Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: In den Arend [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7625 (geraadpleegd op ).