Gebouwen van de Belgische Boerenbond die grote delen van het bouwblok beslaan gevormd door Van de Wervestraat, Van Aerdtstraat, De Pretstraat en Cassiersstraat. Het complex in neotraditionele en art-decostijl kwam in meerdere fasen tot stand tussen 1902 en 1931.
De Belgische Boerenbond werd op 20 juli 1890 in Leuven opgericht door hoogleraar-architect Joris Helleputte (Gent, 1852-Leuven, 1925) als voorzitter, en pastoor Jacob-Ferdinand Mellaerts (Binkom, 1845-1925) als algemeen-secretaris en proost. Vanuit een katholiek-corporatistische maatschappijvisie, stelde deze beroepsorganisatie voor de agrarische sector zich tot doel de Belgische landbouw te moderniseren en te beschermen tegen buitenlandse concurrentie. Gradueel werd een netwerk van dienstverlening uitgebouwd, zoals spaar- en kredietinstellingen, coöperatieve aankoop, verzekeringen, onderricht en juridisch advies. Vóór de Eerste Wereldoorlog evolueerde de Belgische Boerenbond naar een centralistisch gestuurde belangenorganisatie met ook afdelingen voor boerinnen, tuinders en boerenjeugd. Ingeschakeld binnen de nieuwe Katholieke Unie van België, werd de organisatie in de loop van de jaren 1920 een geduchte commerciële en socio-politieke machtsfactor. De Belgische Boerenbond initieerde de boeren in de moderne grondbewerking, zaadverdeling, veevoeding, veeverbetering, stalhygiëne en zuivelbewerking. Zo leverde de organisatie tijdens het interbellum een belangrijke bijdrage aan de modernisering en de rendementstoename van de Belgische landbouw.
De kern van het complex wordt gevormd door een imposant pakhuis voor graan en meel op de binnenplaats, met een dienstwoning, kantoor en poortgebouw in de Van de Wervestraat, gebouwd naar een ontwerp in neotraditionale stijl door de architect Eugène Dieltiëns uit 1902. Indiener van de bouwaanvraag was het Antwerpse ‘Hulpkantoor en molen’ van de Naamlooze Maatschappij “Belgischen Boerenbond” uit Leuven. Uit 1903 dateert de milieuvergunning voor een maalderij, in 1910 volgden de milieuvergunning voor een stoommachine en de bouwvergunning voor een schoorsteen, die in 1926 zou worden gesloopt. Zijde Van Aerdtstraat kreeg het complex al in 1907 een uitbreiding met een loods voor de opslag van kunstmest. In 1908 volgde zijde De Pretstraat een ijzeren loods onder een sheddak, bestemd voor de opslag van veevoeder. Beide werden gebouwd door de aannemer Aimé Hesbain. Bij latere bouwprojecten trad de Aan- en Verkoopvennootschap van de Belgische Boerenbond op als bouwheer. Tegen de dienstwoning zijde Van de Wervestraat werd een neotraditioneel kantoorgebouw opgetrokken naar een ontwerp door de architect Joseph Goeyvaerts uit 1922. De afsluitmuur naast de inrijpoort werd in 1927 uitgebouwd tot een garage en washuis, door de eigen technische dienst van de Belgische Boerenbond. De veevoederloods zijde De Pretstraat maakte in 1928 plaats voor een pakhuis in art-decostijl, waarvoor de technische dienst eveneens het ontwerp tekende. De Gentse aannemer Anciens Etablissements Van Herrewege & De Wilde, die deze werken uitvoerde, realiseerde in 1929 ook de uitbreiding van het kantoorgebouw aan de noordzijde van de binnenplaats. Het perceel zijde Van Aerdtstraat werd in 1931 afgesloten door bakstenen muur met inrijpoort en achterliggend atelier (tussen nummers 28 en 38). Later was de Kraan Natie in het complex gevestigd.
Het complex van de Belgische Boerenbond behoort tot het rijpe oeuvre van Eugène Dieltiëns, wiens carrière begin jaren 1880 van start ging, en die als architect actief was tot 1923. Tijdens de laatste twee decennia van de 19de eeuw bracht hij een conventionele productie van voornamelijk burgerhuizen in neoclassicistische stijl tot stand. Vanaf de vroege jaren 1900 ontwierp hij zowel in een eclectische stijl van klassieke of neo-Vlaamserenaissance-inspiratie, als in beaux-artsstijl met een decor ontleend aan régence en rococo.
Joseph Goeyvaerts, medestichter van de Kring voor Bouwkunde, was als architect actief van omstreeks 1905 tot begin jaren 1940. Waar zijn eerste realisaties veeleer een neotraditioneel idioom volgden, paste hij vanaf de jaren 1910 zowel de beaux-artsstijl als de art nouveau toe. Voor zover gekend moeten zijn architectenwoning uit 1912 in de Rotterdamstraat en de in 1913 ontworpen Residentie Carlier op de hoek van Britselei en Mechelsesteenweg, als zijn belangrijkste art-nouveau-realisaties worden beschouwd. Tijdens het interbellum evolueert het werk van Goeyvaerts in de richting van de art-decostijl en vervolgens naar een gematigd modernisme. Tot zijn opdrachtgevers behoorden meerdere kloostercongregaties, kerkfabrieken en katholieke werkliedenverenigingen, die onder meer patronages, scholen en volkshuizen lieten bouwen. In 1925 ontwierp Goeyvaerts ook de Tuinwijk Eenheid in Wilrijk.
Het oorspronkelijke complex in neotraditionele stijl naar een ontwerp door Eugène Dieltiëns uit 1902, bestaat uit een dienstwoning oorspronkelijk geflankeerd door twee inrijpoorten als voorbouw aan de Van de Wervestraat, en een imposant graan- en meelpakhuis aan de binnenplaats. Het kantoorgebouw door Joseph Goeyvaerts uit 1922 sluit ten noorden aan op de dienstwoning, waarvan het stijlkenmerken doortrekt. Het wordt met het graan- en meelpakhuis verbonden door de uitbreiding uit 1929. Het pakhuis in art-decostijl door de technische dienst van de Belgische Boerenbond uit 1928 aan de De Pretstraat, sluit ten oosten loodrecht aan op het graan- en meelpakhuis.
De dienstwoning met dubbelhuisopstand op een rechthoekige plattegrond, omvat drie traveeën, een souterrain en twee bouwlagen onder een schilddak (nok parallel aan de Van de Wervestraat, kunstleien). Hierbij sluit ten zuiden een korfboogpoort aan als hoofdtoegang tot het complex, en een afsluitmuur van drie traveeën. Deze laatste is in 1927 uitgebouwd tot een garage en washuis op een rechthoekige, achteraan afgeschuinde plattegrond, twee bouwlagen hoog onder een plat dak (verbouwd). Een zelfde poort en afsluitmuur vormde vóór de bouw van het kantoorgebouw uit 1922 het symmetrisch pendant aan de noordzijde. Het langgerekte graan- en meelpakhuis op een rechthoekige plattegrond, omvat elf traveeën en vier bouwlagen onder een schilddak (nok parallel aan de Van de Wervestraat, kunstleien). Het complex is opgetrokken uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband met smeedijzeren sierankers, geaccentueerd door gele baksteen voor friezen ter hoogte van de dorpels en het aflijnen van de ontlastingsbogen. Blauwe hardsteen is gebruikt voor de ruw geboste plint, schamppalen, lateien, lekdrempels, kraag- en dekstenen. Axiaal-symmetrisch van opzet, beantwoorden de lijstgevels aan een regelmatig ordonnantieschema, afgewerkt door getoogde boogfriezen op kraagstenen onder de kroonlijst.
De opstand van de dienstwoning wordt in de middenas gemarkeerd door een tudorboogdeur en een getrapt dakvenster van vier treden met postamenten op korbelen, schouderstukken, een overhoeks topstuk en smeedijzeren bekroning. Verder registers van rechthoekige vensters met individuele en cordonvormende lekdrempels en een accolademotief in de lateien, de tudorboogvelden geaccentueerd door sgraffito’s. Uitgevoerd in grisaille, met een decor van wijnranken of eikenloof en banderollen, dragen deze van de middenas de Belgische Leeuw met het devies "Eendracht maakt Macht", het wapenschild van de Belgische Boerenbond, herkenbaar aan de initialen BB, een kruisje en ploeg, en het bouwjaar "Ao Di [1902]". Getraliede tweelichten in het souterrain. De houten inkomdeur met siersmeedwerk is bewaard. Eenvoudig van opzet zijn de korfboogpoort, afsluitmuur en dienstgebouw, de laatste met spaarvelden op de begane grond, rechthoekige tweelichten en vensters. Volgens de bouwplannen was het interieur dwars opgedeeld in een woongedeelte (twee linker traveeën) en een kantoorgedeelte (rechter travee) elk met eigen trappenhuis.
De opstand van het graan- en meelpakhuis beantwoordt aan een tweeledig ordonnantieschema, opgebouwd uit de sokkelvormende begane grond en de bovenbouw in kolossale orde. Deze wordt vanaf de puilijst geritmeerd door tudorbogige spaarvelden op lisenen. Drie getrapte dakvensters van vier of vijf treden met postamenten, schouderstukken en een hijsbalk, een grotere geflankeerd door twee kleinere, markeren de vijf middentraveeën. Verder wordt de begane grond alternerend geopend door steekboogpoorten en getoogde tweelichten, en is de bovenbouw opgebouwd uit registers van alternerend getoogde laadluiken en vensters. Deeels bewaard houten schrijnwerk van luiken en vensters met kleine roeden, en smeedijzeren hijskoker in de middentravee. Het vier traveeën diepe interieur berust volgens de bouwplannen op een structuur van bakstenen troggewelven op gietijzeren kolommen voor de begane grond, en een houten draagstructuur voor de bovenverdiepingen.
Het gebouw met een gevelbreedte van vier ongelijke traveeën, omvat twee bouwlagen onder een afgesnuit zadeldak (nok parallel aan de Van de Wervestraat). Qua materiaalgebruik volgt de opstand het schema van de aanpalende dienstwoning. Het opengewerkte ordonnantieschema onderscheidt zich door het rechthoekige drielichten met geprofileerde lekdrempels, tussenposten en lateien, onder tudorboogvelden waaruit de sgraffito’s zijn verwijderd. De middenas, gemarkeerd door een tudorbogig spaarveld en tweelichten, loopt op in een getrapt dakvenster van vier treden met schouderstukken, een overhoeks topstuk en een bolornament. In de smalle linker travee, rondboogdeur en ovaal bovenlicht met waterlijsten, en een getrapt dakvenster van drie treden met schouderstukken en een overhoeks topstuk; korfboogpoort in de rechter travee. Behouden smeedijzeren traliewerk op de begane grond.
De plattegrond, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal, biedt volgens de bouwplannen gelijkvloers ruimte aan een kantoor naast de tweede inrijpoort tot de binnenplaats, en op de bovenverdieping aan twee kantoren. Bij de uitbreiding in 1929 werd loodrecht op de achtergevel een volume in baksteenbouw toegevoegd, zes traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder een plat dak, met gelijkvloers één groot kantoor en op de bovenverdieping twee kantoren.
Het gebouw met een gevelbreedte van drie traveeën omvat vier bouwlagen onder een plat dak. Opgetrokken met een skeletstructuur uit gewapend beton, heeft de lijstgevel een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband. Ruwe breuksteen is gebruikt voor de plint en blauwe hardsteen voor de lekdrempels, aanzet- en dekstenen. De opstand beantwoordt aan een regelmatig ordonnantieschema, in kolossale orde geritmeerd door gelede pilasters met decoratief metselwerk onder het getrapte topstuk. Hoge lateien uit rollagen gevat tussen wigvormige aanzetstenen kenmerken de rechthoekige tweelichten en de poort in de middenas. Het oorspronkelijke stalen schrijnwerk met kleine roeden van de vensters is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk op de begane grond.
De plattegrond heeft een driebeukige structuur van zes traveeën diep, links ontsloten door een zijdelingse trap en in het midden door een hijskoker met zakophaler.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2017: Pakhuizen en kantoorgebouw Belgische Boerenbond [online], https://id.erfgoed.net/teksten/203766 (geraadpleegd op ).
Eclectische gebouwen van de Kraannatie, in 1903 gebouwd door de Boerenbond als stapelhuis voor graan en meel.
Complex geheel van kantoren, magazijnen, werkplaatsen en twee woningen gegroepeerd rondom een rechthoekige binnenplaats.
Diverse bouwvolumes in verankerde baksteenbouw verlevendigd met banden van gele baksteen, gemarkeerd door lisenen en boogfriezen, sierankers. Getrapte dakvensters en diverse muuropeningen.
Interieur met gietijzeren kolommen en troggewelven.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Pakhuizen en kantoorgebouw Belgische Boerenbond [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7631 (geraadpleegd op ).