Parochiekerk, gewijd aan Sint-Jan de Doper, ingeplant te midden van een ommuurd kerkhof. De typische plattelandskerk vormt een stilistisch heterogene constructie met een complexe bouwgeschiedenis, waarbij de westtoren als oudste kern teruggaat tot circa 1300.
De Sint-Jan-de-Doperkerk werd ingeplant in een kromming van de oude Opperzelestraat (heden Osselstraat-Kasteelstraat) die vertrok vanaf de heirbaan Brussel-Merchtem en door Ossel, over Amelgem naar Meise liep. De aanleg van de Brusselsesteenweg die Ossel doorkruist, verstoorde echter het lokale wegenpatroon waardoor de kerk fysisch werd gescheiden van de meer westwaarts gelegen pastorie (1758). De kerk wordt omringend door grotendeels verbouwde dorpswoningen en is aan de oostzijde via een dreef verbonden met het aangrenzende kasteeldomein.
Als moederkerk van Brussegem, Meuzegem, Wolvertem, Rossem, Impde en zelfs Londerzeel vormt Ossel de oudste parochie op het grondgebied van Brussegem. In 1139 schonk bisschop Nicolas van Kamerijk Ossel en haar appendicium Londerzeel aan de abdij van Affligem, belangrijkste tiendheffer die tot het einde van het ancien régime de bediening verzekerde.
De bouwgeschiedenis werd nog niet in detail onderzocht zodat de hiernavolgende datering benaderend blijft. De westtoren is vermoedelijk het oudste deel, namelijk opklimmend tot circa 1300. Omstreeks de 16de eeuw en de vroege 17de eeuw werden het koor en de beuken gebouwd. Een sluitsteen in het schip vermeldt ‘1632’ en verwijst naar de toenmalige vernieuwing van het dak en gewelf. De oudste iconografische voorstelling in het kaartboek van de abdij van Affligem (1717) toont een qua omvang bescheiden kerkje waarvan het algemeen silhouet, op de zuidelijke uitbouw na, in hoge mate overstemt met het huidige volume. Het kerkhof is volledig ommuurd afgebeeld met een toegang aan de westzijde.
De sacristie en bergruimte die het koor flankeren dateren uit 1778-1779. Op dat moment werden ook de zijbeuken verbreed, zie vermelding ‘1779’ op de scheiboog tussen schip en koor. Omstreeks 1996-1998 werd het exterieur verbouwd. Sinds de bescherming van de kerk met kerkhof als monument in 2002, vond een vooronderzoek plaats door bureau Erfgoed & Visie, dit in functie van een volledige interieurrestauratie, waaronder bijvoorbeeld de glasramen. In 2007 werden bovendien sporen van laatmiddeleeuwse bouwpolychromie (circa 1500) ontdekt op de witstenen gewelfribben van het koor en volgde een proefrestauratie. De restauratiewerken werden heden nog niet aangevat.
Georiënteerd longitudinaal kerkgebouw van het pseudo-basilicale type met ingebouwde westtoren. Achter de westgevel, ontvouwt de plattegrond een driebeukig schip van drie traveeën en een koor van twee rechte traveeën en een driezijdige sluiting, aan weerszijden geflankeerd door een sacristie ten zuiden en een bergruimte ten noorden. De kerk met natuurleien bedaking is grotendeels opgetrokken in zandhoudende kalksteen met uitzondering van de zijbeuken en de sacristieën waarvoor deels baksteen werd gebruikt.
De symmetrische westgevel wordt centraal gemarkeerd door de oprijzende vierkante, tweeledige toren met vier rondbogige galmgaten en ingesnoerde naaldspits (leien). Bouwnaden en verschillen in materiaalgebruik veruitwendigen de verschillende bouwfasen De gevel wordt verticaal geleed door twee hoge pilasters (vroegere steunberen?) en door twee lage steunberen die de ingang flankeren. Deze verwijzen naar het kruisribgewelf boven het gelijkvloers van de toren. De vernieuwde houten inkomdeur is gevat in een lichtgetoogde, hardstenen omlijsting met sluitsteen met acanthusbladversiering en een geprofileerde, gestrekte kroonlijst. Dit Louis XV-portaal wordt bekroond met een spitsboogvenster met geprofileerde druiplijst met gestrekte uiteinden en twee kleine lichtopeningen. Het opschrift "III. card. archiep./ Beda praep. Hafflig./ J.E. Montana past./ placido cyndico/ ampliatum 1778" verwijst naar de verbreding van de zijbeuken.
De gevels van het schip zijn opgebouwd uit baksteen (voorheen gecementeerd) op een hoge natuurstenen plint, geopend met drie brede, gedrukte rondboogvensters in een vlakke natuurstenen omlijsting met licht kwarthol beloop. Het smallere en lagere, twee traveeën diep koor wordt geritmeerd door afgeschuinde steunberen en deels dichtgemetste spitsboogvensters onder druiplijst met gestrekte uiteinden. De 18de-eeuwse sacristie en bergruimte met schilddak, die het koor flankeren, tonen een hoge natuurstenen plint en een bakstenen bovenbouw opengewerkt met rondboogvensters met negblokomlijsting en diefijzers, waarbij één voorzien van houten luiken.
Deels bepleisterd interieur, waarbij het driebeukig schip geritmeerd wordt door spitsbogige scheibogen op kalkzandstenen zuilen met vernieuwde marmeren sokkel en koolbladkapiteel. Gewelfsleutel in het schip gedateerd '1632'. Een spitsboogopening op vierkante pijlers verbindt het schip met de torenruimte, ingevuld met een tochtportaal met stucwerk. Een spitsbogige scheiboog tussen schip en koor vermeldt het jaartal ‘1779’, dat verwijst naar de verbreding van de zijbeuken, die voorzien zijn van een kruisriboverwelving en gordelbogen opgevangen door ingediepte classicistische pilasters en kapitelen. Het gotische koor is voorzien van een kruisribgewelf op consoles, terwijl de ten zuidoosten gesitueerde sacristie een stucplafond bewaart. De vloer bestaat uit een recentere tegelvloer van zwarte natuursteentegels in de middenbeuk, versierd met een stermotief in marmer ter hoogte van het koor, een zwarte tegelvloer met witte natuurstenen banden in de zijbeuken en een diagonaal geplaatste zwart-witte natuurstenen vloer in het koor.
Mobilair. Tegen de westwand van de kerk hangt een gepolychromeerd houten beeld van Christus aan het Kruis, te dateren eind 16de, begin 17de eeuw. In twee nissen van de koorafsluiting staan vandaag 18de-eeuwse, gepolychromeerde houten beeldjes van de Heilige Drogo en Jacobus de Meerdere.
Meubilair. Rijkelijk uitgewerkte altaren. Portiekaltaar in het koor, uitgevoerd in gemarmerd hout en te dateren eind 17de, begin 18de eeuw, gekenmerkt door een opvallende laatbarokke stijl met getorste zuilen en gebroken fronton met bekronende putti. Altaar bekroond met driehoek met Oog Gods, daaronder Onze-Lieve-Vrouw met Kind en Lam van de Apocalyps, expositietroon met Goede Herder en altaartafel met Christusmonogram, en oorspronkelijk met zijpanelen. Classiciserende zijaltaren in gemarmerd hout, daterend uit eind 18de, begin 19de eeuw. Noordelijk zijaltaar, opgevat als een portiekaltaar met in de bekroning een Mariamonogram, en centrale voorstelling met een gekleed beeld van Onze-Lieve-Vrouw met Kind onder de voorstelling van de Heilige Geest onder de gedaante van een duif. Zuidelijk zijaltaar, uitgewerkt als een portiekaltaar met in de bekroning een buste van God de Vader en als hoofdvoorstelling een beeldengroep met de Doop van Jezus. Huidige altaartafel bestaande uit een gerecupereerd eikenhouten paneel van de kuip van de 17de-eeuwse preekstoel, voorzien van een voorstelling van Johannes de Doper.
Eikenhouten koorlambriseringen uit eerste helft 19de eeuw, met toegangsdeuren tot de sacristieën, waarboven een Maria- (noord) en Christusmonogram (zuid). 18de-eeuwse eiken lambrisering in de noordelijke zijbeuk. De oorspronkelijke eikenhouten communiebank in rococostijl, daterend uit het derde kwart van de 18de eeuw, werd naar achter verplaatst in het koor. Panelen met voorstelling Joodse kandelaar en hostiedragende kelk. Twee houten biechtstoelen uit eerste helft 19de eeuw.
Het orgel is gebouwd door A. Coppin (Nijvel) in 1817 (zie inscriptie in de kleppenkast). Het was oorspronkelijk gebouwd als balustrade-orgel, maar is heden achteruitgeschoven. De 18de-eeuwse orgelkast werd vervaardig door Collijn (Nijvel).
In de zuidwestelijke hoek opgestelde, 17de-eeuwse hardstenen doopvont met deksel in messing. In de sacristie is een 17de-eeuwse, marmeren lavabo bewaard, evenals 19de-eeuwse eikenhouten sacristiekasten. In het schip zijn twee hardstenen wijwatervaten bewaard, waarvan het éne dateert van de 13de eeuw en mogelijk teruggaat tot een romaanse doopvont (?) en het tweede van de 16de-17de eeuw. In het koor zijn meerdere zitmeubels bewaard, namelijk een zetel en twee stoelen door Pierre Krischer vervaardigd in smeedijzer in de tweede helft van de 19de eeuw, en een eikenhouten zetel uit midden 19de eeuw. Een 18de-eeuwse houten trap leidt naar het doksaal.
In de vloer van het koor en de zijbeuken van het schip zijn twaalf, hoofdzakelijk hardstenen, grafstenen aanwezig, die dateren van de 16de tot vroege 19de eeuw.
Tegen de westwand zijn 19de-eeuwse obiitborden bevestigd. De zes rondboogvensters van het schip zijn ingevuld met gebrandschilderde glas-in-loodramen met symbolische voorstellingen van de aanroeping van Maria in cartouchevorm, zoals de Toren van David en de Poort des Hemels, telkens met daaronder de vermelding 'Bid voor ons'. De glasramen zijn vervaardigd in het atelier van de Brusselse glazenier Edward Steyaert (1868-1932).
Het omringende kerkhof omvat relatief recente grafstenen (vooral jaren 1950-1960), en is omringd door een lage ommuring in breuksteun aan de straatzijde en baksteen aan de achterkant.
Auteurs: Verhelst, Julie; Paesmans, Greta
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Verhelst J. & Paesmans G. 2017: Parochiekerk Sint-Jan de Doper met ommuurd kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/195352 (geraadpleegd op ).
Heterogene constructie met omringend kerkhof ingeplant op het dorpspleintje met ten zuidwesten een hoeve en ten oosten het kasteeldomein. De plattegrond ontvouwt: een ingebouwde westtoren, een driebeukig pseudo-basilikaal schip van twee traveeën, een koor met driezijdige sluiting en twee sacristieën.
Vierkante westtoren van zandsteen met ingesnoerde naaldspits; opklimmend tot circa 1300 doch aangepast bij het bouwen van schip en koor in de loop van de 16de eeuw - begin 17de eeuw. Rondboogvormige galmgaten en, tegen de westgevel, twee lage steunberen en een spitsboogvenster met druiplijst boven het arduinen Louis XV-portaal uit het vierde kwart van de 18de eeuw. Begane grond overkluisd met een kruisribgewelf en naar het schip geopend met spitsbogen op vierkante pijlers.
Driebeukig schip geritmeerd door spitsboogvormige scheibogen op zuilen met koolbladkapiteel; kruisriboverkluizing gedateerd Anno/1632 op de gewelfsleutel (oosttravee). Het jaartal 1779 aangegeven op de spitsboog tussen koor en schip, slaat terug op de verbreding der zijbeuken (ook aangeduid in het opschrift op de westgevel : III. card. archiep./ Beda praep. Hafflig./ J.E. Montana past./ placido cyndico/ ampliatum 1778.).
Zijbeuken met gecementeerde gevels, verlicht door middel van grote rondboogvensters; kruisriboverwelving, naar classicistische wijze opgevangen door geprofileerde kraagstenen.
Gotisch koor van zandsteen met twee traveeën en een driezijdige sluiting, daterend uit de 16de eeuw tot begin 17de eeuw. Met druiplijst gemarkeerde spitsboogvensters (deels dichtgemetseld) tussen de steunberen. Kruisribgewelven op consooltjes. Sacristieën van 1778-1779 tegen koor en zijbeuken.
Mobilair: Bustereliekhouders; laat-barok hoofdaltaar en classicerende zijaltaren (18de eeuw), met gestoffeerde Madonna met Kind; classicistische lambrisering en biechtstoelen.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Jan de Doper met ommuurd kerkhof [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76331 (geraadpleegd op ).