Kleine dorpskerk ingeplant te midden van het centrum, voordien omringd door een ommuurd kerkhof dat grotendeels werd opgeslorpt door de verbreding van de omlopende straat en de voorliggende parking. Stilistische heterogeen geheel met elementen uit de 13de, 17de, 18de en 20ste eeuw.
Algemeen wordt aangenomen dat Mazenzele oorspronkelijk afhankelijk was van de moederparochie Asse, waarbij het patronaat sinds 1089 in het bezit was van de abdij van Affligem. De parochie werd bediend door een seculiere priester op voordracht van Affligem, die er het grootste deel van de tienden bezat. Vermoedelijk sinds circa 1300 is Mazenzele een zelfstandige parochie.
De bouwgeschiedenis van deze qua omvang bescheiden en stilistisch heterogene dorpskerk is nooit grondig bestudeerd. Blijkbaar lag een klein eenbeukig kerkje met westtoren, rechthoekig koor en zuidportaal aan de basis van het huidige kerkgebouw. Een schets van 1666, die kerk en pastorie voorstelt, en bewaard in het Rijksarchief, schijnt hierop te wijzen. Vermoedelijk eind 17de, begin 18de eeuw werd de kerk naar het oosten toe verlengd en uitgebreid met twee zijbeuken die de westtoren omsluiten. In 1835 volgde een neoclassicistische verbouwingscampagne, van zowel exterieur als interieur. In 1906-1907 werden de daken hersteld onder leiding van de Brusselse architect Jules Rau. In 1920 werd de toren licht verhoogd en voorzien van een nieuwe spits door architect De Buck uit Leuven. Naar aanleiding van dakwerken in 1956, waarbij eternietleien werden gelegd in plaats van de voorziene natuurleien liet de toenmalige pastoor op eigen initiatief en bijgevolg zonder de vereiste toestemming van de bevoegde overheid het interieur volledig ontpleisteren. Twee van de zuilen, die niet in Balegem waren uitgevoerd, zoals de rest, maar in baksteen werden van een similinatuurstenen bepleistering voorzien. Tegelijkertijd werden de oude barokaltaren en de preekstoel "wegens bouwvalligheid" verwijderd.
Kleine dorpskerk ingeplant te midden van het centrum, voordien omringd door een ommuurd kerkhof dat grotendeels werd opgeslorpt door de verbreding van de omlopende straat en de voorliggende parking. De plattegrond toont een ingebouwde westtoren, drie beuken van vier traveeën en een rechthoekig koor met driezijdige sluiting en geflankeerd door sacristieën. Heterogene constructie in witte kalkzandsteen met gebruik van bak- en zandsteenbouw voor het koor (eerste kwart 18de eeuw?) en blauwe hardsteen voor de neoclassicistische aanpassingen van 1835.
Vierkante westtoren (13de eeuw) op afgeschuinde plint, een driedelige geleding door middel van waterlijsten en leien tentdak met windwijzer. Twee korte steunberen met een dubbele versnijding flankeren een arduinen rondboogportiek (1835) ingeschreven in een rechthoekige omlijsting met druiplijst. Erboven een klein spitsboogvenster met metalen roedeverdeling (1835). De klokkenverdieping ten slotte is langs de vier zijden voorzien van een licht spitsbogig galmgat. Bouwnaden in het gevelparement van de westgevel van de zijbeuken op een verspringende sokkel wijzen op diverse verbouwingen.
Eveneens in witte natuursteen opgetrokken schip (eind 17de - begin 18de eeuw) geritmeerd door vier neoclassicistisch geïnspireerde rondboogvensters in smalle arduinen omlijstingen met lekdrempels, imposten en sluitsteen en metalen roedeverdeling (1835). Midden- en zijbeuken zijn afgedekt met een doorlopend gebogen zadeldak, met steile helling boven middenbeuk.
Aansluitend rechthoekig koor (eerste kwart 18de eeuw) met driezijdige sluiting in bak- en zandsteenbouw met hoge sokkel (terreinhelling!), hoekkettingen en geprofileerde rondboogomlijstingen rond drie vensters. Oostvenster langs de binnenzijde afgedicht. Flankerende sacristie, deels in baksteen, deels in natuursteen met plat dak. Een forse spitsboogarcade op gedrongen zuilen met abacus vormt de scheiding tussen schip en toren, op de begane grond overkluisd met een kruisribgewelf. De beukruimte wordt geritmeerd door twee gedrongen zuilen, twee slankere en bundelpijlers ter hoogte van een vroeger transept (?), onderling verbonden door spitsboogarcaden, mogelijk opklimmend tot de 13de eeuw. De bakstenen kruisriboverwelving dateert wellicht van later. Boven de zijbeuken wordt het ingedrukt kruisribgewelf langs de buitenzijde opgevangen door muurpilasters. De apsis van het koor, eveneens voorzien van een gedrukt kruisribgewelf, is afgewerkt met een soort halfkoepeltje op zware gordelbogen.
Zoals eerder gezegd werd het interieur in 1956 ontpleisterd waarna de bakstenen binnenmuren opnieuw werden gevoegd en de twee zuilen werden voorzien van een similinatuursteenbepleistering.
Bron: Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant, Beschermingsdossier DB002050, Parochiekerk Sint-Pieter (S.N., 1996)
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: S.N. 1996: Parochiekerk Sint-Pieter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/145332 (geraadpleegd op ).
Afhankelijk van de abdij van Affligem sinds de 13de eeuw. Kleine dorpskerk ingeplant in het centrum en voorheen omgeven door een kerkhof dat blijkbaar gedeeltelijk werd opgeofferd voor de verbreding van de nu geasfalteerde omlopende straat en de parking vooraan.
Ingebouwde westtoren, midden- en zijbeuken van vier traveeën, laatstgenoemde binnenin uitlopend op een driezijdige oostapsis, één koortravee met driezijdige sluiting; sacristieën ten noorden en ten zuiden. Heterogene constructie in de zandsteenbouw met gebruik van arduin voor de aanpassingen van 1835 en bak- en zandsteenbouw voor het koor (17de-18de eeuw). Vierkante westtoren uit de 13de eeuw; afgeschuinde sokkel en twee korte steunberen met dubbele versnijding; registerindeling aangegeven door twee waterlijsten waarvan de hoogste loopt onder de licht spitsboogvormige galmgaten (één per zijde); lichte verhoging met een vijftal zandsteenlagen en leien tentdak met windwijzer.
Interieur. Zware spitsboogarcade op gedrongen zuilen met abacus tussen toren en beuk en naar de zijbeuken; kruisriboverwelving boven de begane grond (vrij zware ribben). Beukruimte geritmeerd door deze twee gedrongen zuilen, twee slankere en de bundelpijlers bij kruising van een (vroeger?) transept, onderling verbonden door spitsboogarcaden mogelijk in de kern opklimmende tot de 13de eeuw; latere bakstenen kruisriboverwelving (16de eeuw?). Boven de zijbeuken, ingedrukte bakstenen kruisriboverwelving op brede gordelbogen opgevangen door pilasters tegen de bakstenen noord- en zuidwanden (trekijzers), (19de eeuw?). Ingedrukt kruisribgewelf boven het koor; soort van halfkoepeltje op zware gordelbogen boven de apsis; zelfde systeem achter de zijaltaren.
Moeilijk op te bouwen chronologie na de restauratie van 1956 tijdens dewelke de algehele bepleistering werd verwijderd; de baksteenpartijen van de binnenmuren werden opnieuw gevoegd terwijl ze voor de dragende elementen opnieuw werden voorzien van een soms aanvullende simili natuursteenbepleistering.
Mobilair. Aanbidding der Wijzen, 17de eeuw (noordzijbeuk); Brabantse Sint-Pieter, Sint-Anna-ten-Drieën, beiden in gotische stijl (einde 15de eeuw en circa 1500); biechtstoel uit de 18de eeuw en sobere lambrisering met laat-classicistische inslag (eerste helft 19de eeuw ?).
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Pieter [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76333 (geraadpleegd op ).