Burgerhuis in eclectische stijl, voor eigen rekening gebouwd door de architect Jean Baptiste Vereecken, naar een ontwerp uit 1894. Volgens de gevelinscriptie behoort het mogelijk als vastgoedinvestering bedoelde gebouw tot het gezamenlijke oeuvre van vader Jean Baptiste en zoon Emile Vereecken, die van 1893 tot 1906 geassocieerd waren. In 1895 tekenden zij in opdracht van Henri (?) Voet ook voor een gelijkaardig, mogelijk links aanpalend pand. Met het hotel Elsen is het burgerhuis een van de laatste twee overgebleven panden, die aan de oorspronkelijke bebouwing van de Van Eycklei herinneren. Het werd in 1985 gemoderniseerd en verbouwd, waarbij venstermonelen, balustraden en het oorspronkelijke houten schrijnwerk verdwenen.
Jean Baptiste Vereecken bouwde vanaf midden jaren 1860 een succesvolle carrière uit in dienst van de belangrijkste Antwerpse makelaars- en bankiersfamilies, zoals Havenith, Grisar, Pecher, Bunge, Meeûs, Kreglinger, Good en Nottebohm. Vader Vereecken ontwierp talrijke voorname herenhuizen op de meest prestigieuze locaties van Antwerpen en Berchem zoals het Stadspark en het Prins Albertpark, naast grote aantallen burgerhuizen in nieuwe wijken als het Zuid, onder meer ook voor eigen rekening. Daarbij bleef hij trouw aan een conventioneel eclecticisme van neoclassicistische inspiratie. Vanaf midden jaren 1890 evolueerde de architectuurproductie van het bureau Vereecken, mogelijk onder invloed van zoon Emile, naar een rijker geornamenteerde neorenaissance- of neobarokidioom. Representatieve voorbeelden uit de beginjaren van de samenwerking tussen vader en zoon Vereecken zijn, naast dit burgerhuis voor eigen rekening, het hotel Vandevelde op de Louiza-Marialei, het hotel Pungs in de Beeldhouwersstraat, en het monumentale ensemble winkelpanden in opdracht van Ernest Paul Grisar en Albert Kreglinger in de Leysstraat. Vanaf 1906 zette Emile Vereecken de praktijk in eigen naam tot midden jaren 1920 voort, met herenhuizen, bank- en kantoorgebouwen in beaux-artsstijl.
Met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën, omvat de rijwoning een souterrain, twee bouwlagen en een mezzanine, onder een zadeldak. De lijstgevel onderscheidt zich door een verzorgd parement uit natuursteen, met schijnvoegen op de begane grond en een arduinen plint. Horizontaal geleed door de puilijst en asymmetrisch van opzet, legt de compositie de klemtoon op het brede zijrisaliet. Dit laatste wordt vanaf de bel-etage gemarkeerd door een balkon op consoles, kolossale composiete pilasters, en een bekronend driehoekig fronton. Boven en onder het hoge rondboogvenster met imposten en cartouchesleutel van de bel-etage, bevonden zich oorspronkelijk drielichten. Verder is het geveldecor ontleend aan de neorenaissance, met een gebroken fronton en ronde oculus boven de deur, een entablementvenster, een rolwerkcartouche en een bollenfries onder de mezzanine.
De plattegrond beantwoordt vermoedelijk aan de klassieke typologie van het burgerhuis, met een enfilade van ontvangstvertrekken geflankeerd door de vestibule en traphal op de begane grond, en de keuken in het souterrain.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1894#147 en 18#65597 en 18#66750, 1895#513.