Modernistisch woon- en bedrijfspand gebouwd in opdracht van Theodoor Bauwens, naar een ontwerp door de architect Alfons Francken uit 1938. De nieuwbouw uitgevoerd door de aannemer U. Bogaert-Brock uit de Landbouwstraat, sloot aan op een bestaand fabrieksgebouw achteraan op het perceel.
Het pand behoort tot het late oeuvre van Alfons Francken, die als architect actief was vanaf 1906. Vroeg in het interbellum liet hij zich opmerken met het appartementsgebouw "Philea" in de Helenalei uit 1920, naar verluidt de allereerste hoogbouw in Antwerpen, en met het vandaag verdwenen "Magazijn Nieuwland" op de hoek van de Lange en de Korte Brilstraat uit 1921, een eigentijds rationele constructie uit gewapend beton van het Hennebique-type. Met het complex "Cyclops", "Vulcan" en "Titan", zijn belangrijkste realisatie tot dan, die in binnen- en buitenland werd gepubliceerd, verwierf Alfons Francken een internationale reputatie als vooraanstaand vertegenwoordiger van de Belgische avant-garde. Met de woonblokken van de huisvestingsmaatschappij Onze Woning op het Stuivenbergplein en de Geelhandplaats, en het vakbondsgebouw van de Algemeene Centrale van Bouw-, Ameublementwerkers en Gemengde Vakken in de Van Arteveldestraat, evolueerde Francken omstreeks 1930 naar het pragmatische modernisme dat zijn latere oeuvre zou kenmerken. Een wankele gezondheid dwong de architect zijn beroepsactiviteiten kort na de Tweede Wereldoorlog te beëindigen.
De rijwoning met een gevelbreedte van vier/drie traveeën, omvat twee bouwlagen onder een plat dak. Voor de constructie is een structuur uit gewapend beton toegepast, die een open plan toelaat. De lijstgevel onderscheidt zich door een vlak gevelparement uit blauwe hardsteenplaten in tegelverband. Functionalistisch van opzet, vertaalt het ordonnantieschema de opdeling in bedrijfs- en woonruimte van het interieur. Het inkomportaal met typische patrijspoorten als zijlichten, wordt geflankeerd door het venster van de kantoorsuite en de twee inrijpoorten van binnenplaats en garage. Brede raampartijen, de middelste uitgewerkt als erker, geven het appartement op de bovenverdieping aan. Het oorspronkelijk stalen schrijnwerk van de inkomdeur en vensters, en van de met aluminium beklede harmonicapoorten, is vernieuwd.
Volgens de bouwplannen omvat de begane grond de inkom- en traphal geflankeerd door de ontvangstkamer en het kantoor, de inrit naar de binnenplaats en de garage. Aan de binnenplaats sluiten hierbij enerzijds een koelruimte, en anderzijds een vertrek voor het personeel en een afdak aan, die de overgang vormen naar de bestaande fabriek. Het appartement is georganiseerd rond een centrale hal, die via glazen harmonicadeuren aansluit op de suite van woon- en eetkamer aan straatzijde. Deze laatste staat via de office met doorgeefluik in verbinding met de keuken, palend aan het terras en geflankeerd door de meidenkamer. Aan de achterzijde bevinden zich verder twee slaapkamers, de grootste met ‘en suite’ badkamer; een derde slaapkamer is naast de woonkamer gesitueerd.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 18#9901, 18#10986 en 18#14050.
- L.D.M. 1942: Huizen, gebouwen, gisteren en heden, Bouwkunst en Wederopbouw 2.6, 136-138.