Beschrijving
Voormalige stoeterij van volbloedpaarden van het Gravenkasteel, sinds 1904 door opeenvolgende generaties Lunden uitgebouwd. De paardenhouderij Lunden was wijdvermaard voor het fokken van paarden voor de paardensport; paarden uit deze stal schitterden op de renbanen in binnen- en buitenland. De oprichting en uitbouw van een groots kasteelannex van stalvleugels voor de stoeterij in soortgelijke stijlkenmerken als het kasteel, bezorgde een nieuwe impuls aan het economisch beheer van het domein en gaf een nieuw cultureel elan aan de kasteelbewoners. De stoeterij is heden in gebruik als manege.
Het aan de straat gelegen semi-gesloten complex ligt in de zuidwestelijke hoek van het kasteeldomein. Het complex is opgetrokken in een uniforme neotraditionele stijl ondanks twee bouwfasen. De oostelijke stalvleugel met aansluitend klein woonvolume en op de noordelijke zijde een losstaand poortgebouw met rechts aansluitende paardenstallen werden circa 1904 gebouwd in opdracht van baron Theophile Lunden. Zijn zoon, baron Leopold Lunden, vergrootte de stoeterij tot een semi-gesloten geheel rond een driehoekig binnenerf. Een kleinere linker stalvleugel werd aan het poortgebouw toegevoegd met aansluitend een langwerpige westelijke stalvleugel, die evenwijdig loopt met de Driesstraat. Verder werd nog een tweeledige dienstwoning aan de Warandestraat toegevoegd, ter vervanging van een ouder gebouw. Deze uitbreiding naar ontwerp van architect J. De Boeck werd volgens de gevelsteen in 1910 voltooid, maar pas in 1936 kadastraal opgetekend.
Goed bewaard geheel bestaande uit éénlaagse bakstenen stallen en een tweelaags woonhuis rondom een onregelmatige driehoekige binnenplaats, toegankelijk via een ijzeren pijlpuntpoort aan de Warandestraat en een korfboogpoort in de zuidwestelijke stallen. Een monumentaal poortgebouw met kasteelallures verbindt de westelijke stalvleugel met de noordelijke stalvleugel.
Het ijzeren pijlpuntenhekken staat tussen bakstenen pijlers met breukstenen plint en hardstenen deksteen, bekroond door een betonnen gesteelde bol. Het eenvoudig hek heeft een aflopend beloop van de makelaar naar de bovenregel toe, versierd met een krulmotief. Het hek, geschilderd in de kasteelkleuren van wit en rood, bestaat uit ronde spijlen met deels verdwenen landspunten en met een pijnappelbekroning op de linkse stijl.
Links van het toegangshek van de voormalige stoeterij staat, aansluitend bij de westelijke paardenstallen, de dienstwoning voor het personeel, dat is opgebouwd uit verspringende volumes, van twee bouwlagen hoog op een onregelmatige en geknikte plattegrond. Het geheel is eclectisch opgebouwd in neotraditionele stijl, met invloeden van de neo-Vlaamserenaissancestijl en van de cottagestijl. Het gelijkvloers heeft een bestemming als berging; het woongedeelte bevindt zich op de eerste verdieping en is bereikbaar via een buitentrap aan de erfzijde.
De baksteenbouw vat aan op een gecementeerde plint en wordt bedekt door een pannen zadeldak (hernieuwd). De gevels zijn versierd met gecementeerde muurbanden en ruitvormige verluchtingsgaten of steigergaten van gesinterde bakstenen. De getoogde muuropeningen hebben alternerend een bakstenen en gecementeerde omlijsting met hoek- en negblokken. De boogstenen zijn uitgewerkt in gesinterde baksteen.
Het grotendeels bewaard houtwerk van de ramen en de strokendeuren zijn beschilderd in de kasteelkleuren van rood en wit en hebben een roedeverdeling. Er zijn sporen zichtbaar van de grotendeels verdwenen houten kroonlijst en van de windborden op consoles.
De erfgevel van de dienstwoning is geknikt en bestaat uit een verspringende lijstgevel gecombineerd met een puntgevel. In de oksel bevindt zich een houten trap onder een pannen lessenaarsdakje, eindigend op een terras met houten korbelen en afgezoomd met een houten hekwerk. De muuropening met een vernieuwde beglaasde inkomdeur wordt bekroond door een muuropening ingevuld met een laaddeur van houten planken (stroken). Het ijzeren takelsysteem aan de dienstwoning is bewaard. Onder de trap zit in een muurnis een hondenhok, afgesloten door een kleine houten rondboogdeur.
De oostelijke zijgevel van de woning heeft een klimmende boogfries en een uitgewerkte schouw op consooltjes. De westelijke zijgevel werd deels aangepast met een recent aangebrachte (kunst-) leien bebording. De tweedelige zolderverdieping behield zijn dakconstructie met kapconstructie en dakbeschot.
Alle stalvleugels zijn opgetrokken in baksteen en zetten aan op een gecementeerde plint. Elke muuropening stemt overeen met een deurtravee en verbergt één paardenstal. De langgerekte gevels tellen één bouwlaag onder (deels vernieuwde) zwarte en rode pannen. De geveleinden zijn versierd met gecementeerde hoekblokken en worden bekroond met laadvensters onder lage zadeldaken.
De getoogde staldeuren onder segmentboog van gesinterde baksteen zijn telkens omlijst in alternerende bakstenen en gecementeerde hoek- en negblokken; geflankeerd door ruitvormige verluchtingsgaten van gesinterde bakstenen. De rechthoekige tweeledige houten staldeuren hebben een getoogd bovenlicht met roedeverdeling. De deuren zijn oorspronkelijk geschilderd in de kasteelkleuren van rood en wit. Zij bewaren het oorspronkelijk hang- en sluitwerk.
De vrijstaande oostelijke stalvleugel werd gebouwd in 1904 en is dertien traveeën breed. De laatste drie traveeën werden vanaf het ontwerp ingenomen door een éénlaags woongedeelte, thans verbouwd tot cafetaria. Daarbij werden een deur- en venstertravee verwisseld en werd de achterzijde verlengd en uitgebreid met restanten van een rustieke constructie, die in stijl aanleunt bij de houten schuur in het park. Achter de stallen werd een recente hangar als binnenpiste toegevoegd.
De noordelijke stalvleugel telt negen traveeën en dateert eveneens uit 1904. De achterzijde werd uitgebreid met een bakstenen volume onder lessenaarsdak als opslagplaats voor hooi of zadelhuis, later verder uitgebreid met een identiek jong bouwvolume onder lessenaarsdak.
In 1910 werd deze noordelijke stalvleugel aan de linkerzijde uitgebreid met een poortgebouw en tevens verlengd met een haakse westelijke stalvleugel van tien en zes traveeën, licht verspringend en doorbroken door een overdekte doorgang met houten poortafsluiting onder een bekronend laadvenster.
Het poortgebouw met kasteelallure werd toegevoegd in 1910. Het vormt het sluitstuk tussen de westelijke en de noordelijke stalvleugel. Het monumentaal volume is drie traveeën breed en één bouwlaag hoog onder een plat dak. De uiterste deurtraveeën zijn ingenomen door paardenstallen, maar werden aan de veldzijde omgevormd tot een blinde venstertravee, De bakstenen erfgevel op gecementeerde plint vertoont bovenaan een lichte uitkraging op een dubbele rij gesinterde baksteen, dat bekroond wordt door kantelen en overhoekse pijlers. Centraal zit een rondboogpoort met getoogde staldeur en geflankeerd door ruitvormige verluchtingsgaten.
Langs de veldzijde is het poortgebouw op een gelijkwaardige maar meer kenmerkende wijze uitgewerkt door het gebruik van afgeronde hoeken, die voorzien zijn van ronde torentjes (rondelen) met kantelen en pseudo-schietgaten op een uitkragende halfronde sokkel. De oorspronkelijke deuropeningen zijn gewijzigd tot blinde gecementeerde vensters.
De ruimten onder de lage zadeldaken van de stalvleugels behielden nog hun oorspronkelijke dakconstructie en bekapping, evenals de zoldervloerbeplanking. De noordelijke en oostelijke paardenstallen hebben een bewaard plafond in bakstenen troggewelf tussen metalen I-profiel. De westelijke paardenstallen hebben een houten plafond op houten dwarsbalken. De binnenmuren van alle stallen zijn witgekalkt. De vloeren zijn in baksteen gelegd.
Auteurs: Van Branden, Gudrun; Himpe, Koen; Michiels, Marijke
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Branden G. & Himpe K. & Michiels M. 2019: Stoeterij van het Gravenkasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/313425 (geraadpleegd op ).
Voormalige wijdbekende stoeterij (fokkerij) van volbloedpaarden van het Gravenkasteel (nummers 100-102), heden manege. Aan de straat gelegen semi-gesloten complex ten zuidwesten van het kasteel. Opgetrokken in een uniforme eclectische neotraditionele stijl ondanks twee bouwfasen. De noordwestelijke en noordoostelijke volumes werden gebouwd in opdracht van baron Theophile Lunden circa 1904 (kadastrale registratie) en uitgebreid tot de huidige configuratie in opdracht van zijn zoon baron Leopold Lunden naar ontwerp van J. De Boeck in 1910 (zie gevelsteen) hoewel pas in 1936 kadastraal opgetekend.
Goed bewaard geheel bestaande uit éénlaagse bakstenen stallen en een tweelaags woonhuis rondom een onregelmatige, quasi driehoekige binnenplaats toegankelijk via een ijzeren pijlpuntpoort aan de Warandestraat en een korfboogpoort in de zuidwestelijke stallen. Een monumentaal poortgebouw met kasteelallures verbindt de noordwestelijke met de zuidwestelijke stallen en geeft toegang tot de rotonde achter het gebouwencomplex.
Smeed- en gietijzeren toegangspoort tussen bakstenen pijlers met breukstenen plint en hardstenen deksteen waarop een betonnen gesteelde bol. Eenvoudig hek met aflopend beloop van de makelaar naar de bovenregel versierd met krulmotief; ronde spijlen met grotendeels verdwenen lanspunten en een pijnappelbekroning op de linker stijl. Rechts van het hek een laurierhaag.
Links van het hek pittoresk woonhuis opgebouwd uit verspringende volumes van hoofdzakelijk twee bouwlagen op een onregelmatige, geknikte plattegrond in een eclectische stijl met neo-Vlaamse en cottagestijl invloed van 1910 naar ontwerp van J. De Boeck. Het gelijkvloers is voorbehouden aan berging; het woongedeelte op tweede bouwlaag is bereikbaar via een buitentrap aan erfzijde. Baksteenbouw op een gecementeerde plint onder complex vernieuwd pannen zadeldak versierd met gecementeerde muurbanden en ruitvormige verluchtingsgaten van gesinterde baksteen; getoogde muuropeningen in een alternerende bakstenen en gecementeerde hoek- en negblokomlijsting en boogstenen in gesinterde baksteen grotendeels met bewaard wit en rood geschilderd houtwerk met roedeverdeling. Voorheen houten kroonlijst en windborden op uitgelengde consolen, zie sporen op de baksteen. Geknikte erfgevel met inspringende lijstgevel gecombineerd met een puntgevel, in de oksel trap onder pannen lessenaarsdakje gecombineerd met een terras op houten korbelen en houten hekwerk. Onder de trap hondenhok met rondboogdeurtje. Oostelijke zijgevel met klimmende boogfries en uitgewerkte schouw op consooltjes. Aangepaste westelijke zijgevel, deels met recente leien bebording.
Bakstenen paardenstallen van één bouwlaag op een gecementeerde plint met dito hoekblokken onder vernieuwde zwarte en rode pannen zadeldaken met laadvensters onder zadeldakjes. Getoogde staldeuren onder segmentboog van gesinterde baksteen in een alternerende bakstenen en gecementeerde hoek- en negblokomlijsting geflankeerd door ruitvormige verluchtingsgaten van gesinterde baksteen. Rechthoekige tweeledige houten deuren met getoogd bovenlicht met roedeverdeling, oorspronkelijk rood en wit geschilderd.
Vrijstaand noordoostelijk volume van dertien traveeën van circa 1904, waarvan eertijds de laatste traveeën woonhuis, nu verbouwd tot cafetaria waarbij een deur- en vensteropening werden verwisseld en de achterzijde uitgebreid met een houten rustieke constructie. Achter dit stalgedeelte recente hangar. Noordwestelijke stallen van negen traveeën circa 1904 opgetrokken als een vrijstaand volume en in 1910 aan de linkerzijde uitgebreid met een poortgebouw en een daarop haakse verspringende stalvleugel van tien en zes traveeën.
Monumentaal poortgebouw met kasteelallures van drie traveeën en één bouwlaag onder plat dak; de uiterste traveeën worden ingenomen door paardenboxen. Bakstenen erfgevel op gecementeerde plint, bovenaan met lichte uitkraging op een dubbele rij gesinterde baksteen bekroond door kantelen en overhoekse pijlers. Centrale rondboogpoort geflankeerd door ruitvormige verluchtingsgaten en getoogde staldeuren op dezelfde wijze uitgewerkt als de stalvleugels. Gelijkaardige doch meer representatief uitgewerkte veldzijde met afgeronde hoeken voorzien van ronde torentjes met kantelen en pseudo-schietgaten op een uitkragende halfronde sokkel; blinde gecementeerde vensters.
Bron: VAN DAMME M. met medewerking van DEBACKER I. & BOEKSTAL P. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Grimbergen, Deelgemeenten Grimbergen, Beigem, Humbeek en Strombeek-Bever, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB4, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Van Damme, Marjolijn
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van Damme M. 2005: Stoeterij van het Gravenkasteel [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76506 (geraadpleegd op ).