Geheel van twee gekoppelde burgerhuizen in art-nouveaustijl, gebouwd in opdracht van De Winter en de verzekeringsagent Jules Van Erkel, naar een ontwerp door architect Frans Van Ballaer uit 1905. Het complex behoort tot het latere werk van Van Ballaer, een weinig productief architect die in Antwerpen actief was vanaf 1880 tot aan de Eerste Wereldoorlog.
De rijwoningen in halfopen bebouwing, met een gevelbreedte van twee ongelijke traveeën aan de straat, omvatten een souterrain en drie bouwlagen. Geschakeld volgens spiegelbeeldschema, hebben de woningen hun indeling gemeen, met een geaccentueerde gemene muur als scheiding. Beide onderscheiden zich door variaties in de opstand, die zich pas vanaf de bovenverdiepingen manifesteren. Door hun speelse silhouet, de opbouw met terrassen, en het typische materiaalgebruik, lijken deze stadsvilla’s eerder verwant met de kustarchitectuur uit de belle-epoque, dan met de statige hotels in hun onmiddellijke omgeving. Het gevelfront heeft een parement in roomkleurige Silezische baksteen verwerkt met arduin, daar waar de gebouwen zelf uit bepleisterd baksteenmetselwerk zijn opgetrokken. Het accent van de compositie ligt op de hoektraveeën, die als vierkante torentjes hoger zijn opgetrokken, met het inkomportaal onder een glazen luifel. Om ruimte te creëren voor een ondiep terras, wijkt de brede zijtravee vanaf de bovenverdieping terug. Vooral de topgeleding is afwijkend behandeld, in het linkerpand opgevat als een pseudo-mansarde (leien), en in het rechterpand als een bijkomende attiekverdieping met een vierlicht. De hoektorentjes worden dan weer bekroond door respectievelijk een helm, en een belvedère met balustrade. Het art-nouveaukarakter komt nog het meest tot uiting in de gevarieerde venstervormen - rond-, korf- of steekbogig - met een spitse ontlastingsboog. Even typisch zijn de gietijzeren borstweringen, en het houtwerk van de nog bewaarde deur en dakkapel, en de kroonlijsten. Een erker met balkon markeert in beide zijgevels het trappenhuis. Waar het vensterschrijnwerk behouden bleef, werd het voortuinhek verwijderd. De garage op nummer 17 is een latere toevoeging.
De plattegrond van beide woningen beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis, waarbij de keuken zich oorspronkelijk in het souterrain bevond. Op de begane grond wordt de gebruikelijke suite van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht, geflankeerd door de vestibule, het trappenhuis en de office; een overdekt terras vormt de overgang naar de tuin.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossiers 1905#544-545.