Heden semigesloten hoevecomplex, volgens de huidige eigenaars die het goed bezitten sinds 1917, in kern opklimmend tot de 18de eeuw, doch meermaals aangepast.
Voortgaande op de Poppkaart van circa 1860 en de kadastrale mutatieschetsen van 1863 klimt enkel de woonvleugel op tot de 18de eeuw, aangezien de overige constructies hier nog niet zijn ingetekend. De diverse bestanddelen zijn geschikt rondom een gekasseid erf met centraal gelegen mestvaalt; ten noordwesten ligt het in kern mogelijk achttiende-eeuwse woongedeelte met aansluitend rechts de schuur en ten noordoosten de paardenstal, kadastraal geregistreerd in 1863; ten zuidoosten ligt de veestal, kadastraal ingetekend in 1887 en in de loop van de twintigste eeuw uitgebreid, zie bouwnaad; de zuidwestelijke zijde wordt ingenomen door bijkomende stallen die naar verluidt oorspronkelijk geen deel uitmaakten van het geheel en kadastraal werden ingetekend in 1866. De oorspronkelijke toegang via Tienbergen ligt in de westelijke hoek en bestaat uit een ijzeren hek tussen deels gecementeerde, deels arduinen en bakstenen pijlers, bovenaan met uitgespaard driekwartzuiltje. De boomgaard strekt zich uit ten noordwesten van het complex.
Verankerde bakstenen gebouwen van één bouwlaag onder pannen zadeldaken, heden grotendeels gewit en voorzien van een gecementeerde of gepikte plint. De woonvleugel vertoont een mank, geknikt dak dat aan erfzijde overkraagt op geprofileerde daklijstbalkjes en wordt verder gemarkeerd door rechthoekige muuropeningen onder houten latei en dakvensters onder sterk overkragend en afgesnuit zadeldak; het rechtse dakvenster was voorheen vermoedelijk een laadluik, zie resten vroegere omlijsting onderaan. De voorheen beluikte vensters hebben lekdrempels van blauwe hardsteen en behielden hun schrijnwerk uit het begin van de twintigste eeuw. Met schijnvoegen gecementeerde linkerzijgevel en sobere bakstenen achtergevel met rechthoekige muuropeningen overwegend onder houten latei. Het interieur werd sterk aangepast, onder meer ten gevolge van de splitsing in twee woningen in het begin van de twintigste eeuw (circa 1910); naast een aantal marmeren schouwen bleven ook cementtegelvloeren bewaard, evenals brede binnendeuren en het gebint met pen- en gatverbindingen en telmerken, hoewel grotendeels verborgen door de realisatie van bijkomende kamers; kelder met bepleisterd tongewelf en rode tegelvloer. De rechts aansluitende dwarsschuur van drie traveeën vertoont een grote rechthoekige poort onder houten latei en inwendig een centrale dorsvloer; ook hier bleef het gebint met pen- en gatverbindingen en telmerken bewaard.
De overige bestanddelen, hoogstens opklimmend tot de tweede helft van de 19de eeuw, vertonen rechthoekige muuropeningen, vaak onder houten latei of aangepast. Paardenstal met bewaarde voederbakken van blauwe hardsteen en ijzeren ruif.
- Kadaster Vlaams-Brabant, mutatieschetsen Asse, afdeling II, 1863/25, 1866/25, 1887/99, 1910/83.