Geheel van twee gekoppelde herenhuizen in eclectische stijl, gebouwd in opdracht van Petrus Huygels-Van Humbeeck, naar een ontwerp door architect Ernest Stordiau uit 1910. Huygels was aannemer en bouwondernemer, actief in de privé-woningbouw in Antwerpen sinds de jaren 1880, zowel voor eigen rekening als voor derden. In de Van Putlei was het zijn tweede vastgoedactiviteit, na de bouw van twee burgerhuizen op de hoek met de Desguinlei in 1905. Huygels, die doorgaans zelf zijn bouwplannen lijkt te hebben getekend, deed in 1900 al eens beroep op Stordiau voor het ontwerp van een herenhuis in de Amerikalei. De reden was zoals hier allicht het prestigieuze karakter van het bouwproject, dat zich richtte tot de hogere burgerij.
Ernest Stordiau, die vooral naam maakte in de wijk Zurenborg, onderscheidde zich als beginnend architect vanaf midden jaren 1880 met woningen in een geheel eigen neo-Florentijnse-renaissancestijl, om rond de eeuwwisseling een vernieuwende rol te spelen binnen de Antwerpse art nouveau. De gekoppelde hotels in de Van Putlei behoren tot het behoudende late werk van de architect, die zich in de jaren kort vóór de Eerste Wereldoorlog vooral liet inspireren door de Franse Lodewijk XIV-stijl en het classicisme. Zes jaar eerder realiseerde hij verderop in de straat al het hotel Libbrecht.
De imposante rijwoningen in halfopen bebouwing, met een gevelbreedte van drie traveeën aan de straat, tellen drie bouwlagen onder een mansardedak (leien). De voorgevels onderscheiden zich door een verzorgd parement uit natuursteen op een arduinen plint, daar waar de gebouwen verder uit sober baksteenmetselwerk zijn opgetrokken. Hoewel het gevelfront als een eenheid is ontworpen, benadrukt de compositie op subtiele wijze de individuele eigenheid van de twee panden. Beide gevels volgen een identiek, door regelmaat en symmetrie beheerst schema, dat beantwoordt aan de klassieke driedeling in een gedrukte en door schijnvoegen belijnde sokkel, een rijzige bovenbouw, en een attiek. In het linkerpand wordt de bovenbouw verticaal geritmeerd door rechthoekige lisenen, met een lichte klemtoon op de middenas door het balkon van de bel-etage. Een nadrukkelijk horizontale geleding domineert de ordonnantie van het rechterpand, waar de registers worden geaccentueerd door kordons, geblokte hoekpilasters, en een gevelbreed balkon. Hoge, rondbogige deurvensters met imposten doorbreken in beide gevallen de bel-etage, steekboogvensters met oren de tweede verdieping, terwijl de gevelbeëindiging uit een kroonlijst, een attiekbalustrade en dakkapellen met een gebogen waterlijst bestaat. Een bijkomend onderscheid schuilt in de decoratieve uitwerking, met aan het classicisme ontleende voluutsleutels tussen bloemenhoorns en draperieën voor het linkerpand, en Lodewijk XIV-maskerkoptrofeeën en palmetsleutels voor het rechterpand. Hetzelfde geldt voor de ornamentatie van de zware balkonconsoles, en het patroon van de smeedijzeren borstweringen, het traliewerk, de voortuinhekken en tuinpoortjes. Boven het centrale inkomportaal in de zijgevels, tekent de traphal zich af onder de vorm van een driezijdige houten erker. Het houten schrijnwerk van de deuren en vensters is integraal bewaard, evenals het vermelde ijzersmeedwerk.
De plattegrond van beide woningen, die volgens spiegelbeeld geschakeld zijn, volgt de typologie van de bel-etagewoning, gericht op een welstellende levensstijl met inwonend personeel. Zoals gebruikelijk bij het halfopen type, wordt het gebouw over de ganse breedte opgedeeld door de ruime vestibule en traphal in het centrum van de woning. De lage begane grond biedt volgens de bouwplannen verder ruimte aan de spreekkamer, de vestiaire en de keuken. Op de bel-etage neemt het salon de volledige straatzijde in, en de eetkamer met office en overdekt terras de tuinzijde. Vier slaapkamers, waarvan twee met 'cabinet de toilette' of badkamer bevinden zich achter elkaar op de tweede verdieping, verbonden door een lange gang en slechts bereikbaar via de diensttrap. De mansarde toont een gelijkaardige indeling, vermoedelijk bestemd voor het personeel of gasten.
Beide hotels werden later uitgebreid met een garage, nummer 16 in opdracht van toenmalig eigenaar Z.W. Dekkers, naar een ontwerp door de aannemer Jules Suetens uit 1928. Deze garage met chauffeurswoning, vormt een verzorgd, vrijstaande paviljoen onder een mansardedak, bestemd voor twee wagens.
Auteurs: Braeken, Jo
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Braeken J. 2012: Gekoppelde eclectische herenhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/139569 (geraadpleegd op ).
Herenhuizen naar Frans model, uit begin 20ste eeuw naar ontwerp van E. Stordiau. Neoclassicistische lijstgevels met ijzeren balkons, laatstgenoemde gevelbreed op nummer 14. Kroonlijst met bekronende balustrade. Rondboogvensters van bel-etage met rijk uitgewerkte sleutels.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Gekoppelde eclectische herenhuizen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7673 (geraadpleegd op ).