Voornaam burgerhuis in sobere neo-Lodewijk XVI-stijl gebouwd in opdracht van Henri Libbrecht, een ingenieur uit Wetteren, naar een ontwerp door architect Ernest Stordiau van 1904. Stordiau, die vooral naam maakte in de wijk Zurenborg, onderscheidde zich als beginnend architect vanaf midden jaren 1880 met woningen in een geheel eigen neo-Florentijnse-renaissancestijl, om rond de eeuwwisseling een vernieuwende rol te spelen binnen de Antwerpse art nouveau. Het hotel Libbrecht behoort tot het behoudende late werk van de architect, die zich in het decennium vóór de Eerste Wereldoorlog vooral liet inspireren door de Franse Lodewijk XIV-stijl en het classicisme. Zes jaar later realiseerde hij hogerop in de straat nog twee hotels voor Petrus Huygels-Van Humbeeck. Een ingrijpend renovatieproject door architect Georges Baines uit 1987, vond geen doorgang.

De rijwoning in halfopen bebouwing, met een gevelbreedte van drie traveeën aan de straat, telt een souterrain en drie bouwlagen onder een schilddak (pannen). Het gebouw is opgetrokken uit rode baksteenbouw, met een ruimer gebruik van natuursteen in de voorgevel, onder meer voor het parement van de pui en de erker. Het tijdschrift L’Émulation looft de sobere detaillering van het gevelfront, dat van een geraffineerde smaak en een persoonlijke geest getuigt: "La distinction, qui devient l’effort inconscient de ces trois qualités, se diffuse dans l’oeuvre toute entière." De symmetrische compositie beantwoordt aan de klassieke driedeling in een pui, een bovenbouw afgewerkt door het hoofdgestel, en een blinde attiek. De rechthoekige erker op consoles, bekroond door een smeedijzeren balkon, legt de klemtoon op de middenas. Verder beheerst regelmaat de opstand, met registers van rechthoekige vensters en een rondboogdeur. Het spaarzame, aan de Lodewijk XVI-stijl ontleende decor, zoals de guirlandes in de middenas, de strik als ornament van de erker, en de typische panelen op de borstwering en in de fries, ondersteunt de hoofdlijnen van het ontwerp. Een middenrisaliet met een hoog rondboogvenster, geeft in de veeleer blinde zijgevel de centrale traphal aan. Het houten schrijnwerk van de fraai bewerkte deur en de vensters met kleine roedeverdeling is bewaard, evenals het smeedijzeren traliewerk, de vensterleuningen en het voortuinhek. De aanpalende garage is een latere toevoeging.

De plattegrond volgt de typologie van het burgerhuis gericht op een welstellende levensstijl, met inwonend personeel. Een centrale traphal met bovenlicht, twee niveaus hoog en ontdubbeld door de diensttrap, deelt de woning over de volledige breedte op. Behalve de vestibule biedt de begane grond volgens de bouwplannen ruimte aan het salon bij de straat, en aan de eetkamer met veranda en office bij de tuin. Twee grote slaapkamers en de badkamer nemen de eerste verdieping in, vijf overige kamers de tweede verdieping. De keuken bevond zich vermoedelijk oorspronkelijk in het souterrain.