Typisch Brabantse hoeve met huidig gebouwenbestand opklimmend tot de zeventiende en achttiende eeuw. Het complex werd beschermd als monument bij Besluit van 10 januari 1980 en maakt bovendien deel uit van het bij Koninklijk Besluit van dezelfde datum beschermde dorpsgezicht in Bollebeek-centrum.
In 1117 schonk hertog Godfried I van Brabant zijn allodium in Bollebeek, gegroeid uit een oud domein van de abdij van Nijvel, aan de circa 1096 opgerichte vrouwenabdij van Meerhem bij Lede, die in 1102 werd overgebracht naar Vorst bij Brussel. Zo kwam niet alleen het Hof van Bollebeek, centrum van het domein, in handen van de abdij, maar verwierf de abdij ook het patronaat van de parochiekerk en dit tot het einde van het ancien régime. De naam "Hof te Bollebeek" komt voor het eerst voor in een pachtbrief van 1438. Eeuwenlang oefende dit hof als één van de oudste bezittingen van de abdij van Vorst, een belangrijke impact uit op zijn omgeving. Bij het hof hoorde oorspronkelijk ook een inmiddels verdwenen watermolen. In loop van de zestiende eeuw werd een eerste stenen huis gebouwd, maar in 1684 werd het grootste deel van het complex door brand vernield; voortgaande op de "Cronicke van Vorst" werd in 1687 gestart met de heropbouw "den 9 april 1687 hebben wij beginnen bauwen op het pachthof te Bollebeke een nieuwe scheure, waegenhuys, stalleken ende vier nieuwe poorten ende het hof alsoo rontom gesloten". Tot op dat ogenblik was het een open hoeve, bestaande uit losse bestanddelen met strodaken en doorkruist door de baan naar Asse, zoals blijkt uit de kaart opgemaakt door Ph. De Dyn in 1632; bij de heropbouw door de abdij werd de baan verlegd en evolueerde het hof naar een gesloten complex met binnenplaats. In dezelfde periode werd het hof trouwens gesplitst in een "Groot Hof" (Hof te Bollebeek) en een "Nieuw Hof", het huidige Hof ter Heiden, Terheidenboslaan nummer 15; volgens de kronieken van Vorst werden beide hoven in 1687 op kosten van de abdij verbonden door een lange eikendreef. In 1704 werd het opnieuw door brand geteisterd, maar in 1706 was alles met uitzondering van de schuur en het wagenhuis hersteld.
Gesloten, monumentaal hoevecomplex met een ruime, gekasseide binnenplaats, waarvan de oudste bestanddelen opklimmen tot de zeventiende eeuw. Het ensemble vertoont een onregelmatige vijfzijdige plattegrond met het woonhuis en een aansluitende stal ten zuidwesten, bijkomende stallen aan de zuid-, oost- en noordoostzijden en een monumentale schuur aan de noordwestzijde; de oorspronkelijk ommuurde moestuin en een poel liggen ten zuidwesten, en wel aan de buitenzijde van het gesloten complex, dat toegankelijk is via een eenvoudige, overluifelde poort in de noordelijke hoek tussen schuur en stal; in de houten latei staat het jaartal 1700 gegraveerd. Een tweede poort, de zogenaamde veldpoort, ligt in de westelijke hoek en gaf toegang tot de omliggende landbouwgronden. Het geheel bestaat uit verankerde, bakstenen gebouwen met gewitte gevels op gepikte plint onder aaneengesloten pannen zadeldaken, met uitzondering van het woonhuis dat wordt afgedekt door een steil leien zadeldak tussen aandaken met vlechtingen; voorts diverse dakvensters met houten luik en een duiventil. Centraal op de binnenplaats ligt de mestvaalt en ter hoogte van de woning staat een oude weegschaal.
Het woonhuis is groots opgevat en bestaat uit twee delen met links een gedeelte van vier traveeën en twee bouwlagen en rechts een gedeelte van vier traveeën en één, onderkelderde en verhoogde bouwlaag. Getraliede, rechthoekige vensters op lekdrempels van blauwe hardsteen met contrasterend ontlastingsboogje van baksteen; benedenvensters met sponning in het linkerdeel. Korfboogdeurtje in zandstenen omlijsting met kwarthol beloop en accoladevormige waterlijst met gotisch getinte bekroning, in de loop van de twintigste eeuw gedeeltelijk weggebroken voor een rondbogig heiligennisje van baksteen.
Naderhand werd het woongedeelte nog uitgebreid met haakse aanbouwsels tegen de overigens met grote vensters aangepaste achtergevel, ook hier sporen van vroegere zandstenen omlijstingen en een nog deels zichtbare zandstenen onderbouw; haaks aangebouwd bakhuisje. Interieurbezoek werd niet toegelaten.
De rechts aansluitende stal van vier traveeën vertoont nog sporen van vroegere vakwerkbouw in de vorm van houten standvinken en zichtbare ankerbalkkoppen; voorts rechthoekige muuropeningen onder een houten latei. Dit deel is van latere datum dan het woonhuis vermits er in de heden ingebouwde rechterzijgevel van de woning duidelijke sporen zijn van een gedicht venster in een zandstenen omlijsting; hieruit kan immers besloten worden dat de stal werd aangebouwd tegen een al bestaande constructie. Inwendig bleven een houten hijsrad en het gebint met pen- en gatverbindingen bewaard.
De grosso modo U-vormig ingeplante stallen aan de zuid-, oost- en noordoostzijden hebben rechthoekige, ten dele aangepaste muuropeningen onder houten lateien, op een aantal plaatsen met bewaarde zandstenen rechtstanden en contrasterende bakstenen ontlastingsboogjes. Verspreide, klimmende laadluiken. De zuidelijke, blijkbaar latere stal wordt gemarkeerd door een overkragend dak op daklijstbalkjes, zandstenen hoekblokken en een hoger oplopende middentravee met rondboogpoort. Aan veldzijde vertonen de stallen een vrij gesloten karakter met uitzondering van de veelvuldige lichtgleuven en kleine rechthoekige venstertjes. Inwendig zijn de stallen overdekt door bakstenen troggewelven tussen ijzeren I-balken.
De noordwestzijde wordt volledig ingenomen door de monumentale, tweebeukige langsschuur met talrijke lichtgleuven in de zijpuntgevels. In de noordelijke zijgevel zitten twee rondboogpoorten in een zandstenen omlijsting met sluitsteen en imposten met vermelding AN NO 16 87; de linkerpoort, de voormalige toegang tot het erf, is nu gedicht; de sluitsteen hier draagt een afbeelding van de abdissenstaf. Rechts een recent ingebrachte rechthoekige poort. Latere aanbouwsels tegen beide langszijden.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Asse, Deelgemeenten Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2005: Hoeve Hof te Bollebeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76822 (geraadpleegd op ).
Zogenaamd "Hof te Bollebeek", als domein reeds vermeld in 1096 en een der oudste bezittingen van de abdij van Vorst. Begin 16de eeuw wordt een eerste stenen huis gebouwd, dat op een figuratieve kaart van 1631 wordt afgebeeld; een complex geheel (aanleunende stallen) met een torenachtige hoge kamer tussen trapgevels en met losstaande aanhorigheden; na brandstichting in 1684 worden er in 1687 een nieuwe schuur, wagenhuis, stal en vier poorten gebouwd zodat een gesloten verband ontstaat: in 1704 opnieuw afgebrand, op de schuur en het wagenhuis na, worden de gebouwen hersteld in 1705-6. Heden is het een fraai gesitueerde, mooie gesloten hoeve met interessant volume der gebouwen uit de 17de en 18de eeuw, gegroepeerd rondom de ruime geplaveide polygonale, binnenplaats.
Ten noordwesten, overluifelde rechthoekige inrijpoort met bakstenen posten en houten lateibalk met ingegrift jaartal 1700.
Ten zuiden, breed boerenhuis met steil zadeldak (leien), voorzien van dakkapellen en een duiventil; kern uit de 16de en 18de eeuw doch nadien nog aangepast en vooral aan de achtergevelzijde met bijgebouwen vergroot. Het linkerdeel telt twee verdiepingen van vier smalle traveeën en het rechtergedeelte een onderkelderde en verhoogde bouwlaag van vier brede traveeën (doorlopende nok). Getraliede rechthoekige vensters met sponning, lekdrempels van arduin en bakstenen ontlastingsboog; bovenvensters met bakstenen stijlen; fraaie korfboogdeur met nog gotische inslag uit de 16de eeuw: doorlopend kwartholbeloop der zandstenen omlijsting, met de aanzet van een plint in de posten, en met bekronende accoladedruiplijst eindigend op een kruisbloem; ze werd in eerste helft van de 20ste eeuw naar de voorgevel overgeplaatst en bekroond met een bakstenen kapelletje.
Tegen de achtergevel, meerdere bijgebouwen uit verschillende perioden, doch zichtbare resten van een zeer hoge met profiel afgewerkte plint van zandsteen en sporen van met negblokken verrijkte posten aan de verbrede vensters. Gecementeerde zijpuntgevels met vlechtingen en schouderstukken.
Links, een recenter hoevegebouw met oudere hoekstenen. Rechts, een aanhorigheid onder zadeldak (pannen), met resten van het oorspronkelijk vakwerk: stijlen, liggers, schoorstukken en uitstekende ankerbalken. Ernaast, een veldpoort, met kwarthol geprofileerde posten met negblokken van zandsteen en een houten latei.
Hoevegebouwen ten oosten en ten noordoosten, in baksteenbouw met zadeldaken (pannen), uit de 18de eeuw, doch met wijzigingen onder meer aan de muuropeningen; rechthoekige vensters en deuren met sponning en negblokken aan de zandstenen posten, houten lateien en bakstenen ontlastingsboog.
Op de westzijde, een enorme langsschuur van baksteen met zadeldak (pannen); aan de straatzijde, twee naast elkaar gebouwde rondboogpoorten (de linker eertijds de toegangspoort tot het erf en nu gedicht) met zandstenen omlijstingen, fraai gedateerde imposten AN/ NO/ 16/ 87; met een abdissenstaf op de linkersluitsteen en met een druiplijstje boven de rechtersleutel.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Hoeve Hof te Bollebeek [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39391 (geraadpleegd op ).