is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jan de Doper
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Parochiekerk Sint-Jan-Baptist: orgel
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Parochiekerk Sint-Jan de Doper
Deze vaststelling was geldig van tot
Georiënteerde pseudo-basiliek met oudere zestiende- en zeventiende-eeuwse kern en neogotische aanpassingen en uitbreidingen; de kerk ligt parallel aan de straat op een sterke verhevenheid en wordt omringd door een ommuurd kerkhof met twee toegangen, respectievelijk ten noordoosten en ten zuiden. Het kerkhof werd gesloten in 1964 en nagenoeg volledig opgeruimd circa 2002, het monument voor de gesneuvelden, gelegen ten zuiden van de kerk, bleef behouden. De in de jaren 1990 hermetselde kerkhofmuur vertoont ter hoogte van de ingangen bakstenen hekkenpijlers met een neogotische bekroning. Het kerkorgel werd als monument beschermd bij Besluit van 21 augustus 1979.
Betreffende het ontstaan van de parochie zijn slechts weinig gegevens voorhanden: M. De Doncker oppert de mogelijkheid dat Emebertus, broer van de Heilige Gudula van Hamme, die circa 720 de omgeving kerstende, alhier een kapel oprichtte, toegewijd aan Sint-Jan de Doper, een vaak voorkomende patroonheilige bij de oudste stichtingen. Volgens J. Verbesselt is de parochie Relegem pas in de elfde eeuw ontstaan en werd ze opgericht vanuit Wemmel langs de oude verbindingsweg Zellik-Relegem-Wemmel.
Toen bisschop Liethardus in 1132 het altaar van Wemmel schonk aan de abdij van Grimbergen, kwam ook de dochterparochie Relegem onder haar patronaat en dit tot het einde van het ancien régime; pas in 1825 werd Relegem erkend als zelfstandige parochie.
Tot het begin van de twintigste eeuw had de kerk een homogeen laatgotisch uitzicht; voortgaande op een overeenkomst met de steenhouwers zouden koor en middenbeuk opgericht zijn in 1537, de zijbeuken werden later toegevoegd; de zuidelijke sacristie dateert van 1643 en de ingebouwde westtoren kan volgens M. De Donker gesitueerd worden circa 1580. J. Verbesselt daarentegen spreekt op basis van iconografische bronnen van een romaanse toren en schip terwijl hij koor en transept laat opklimmen tot de vijftiende eeuw.
Foto's van circa 1900 tonen ons een gewitte, transeptloze zaalkerk van vier traveeën met zware, volledig ingebouwde westtoren, een lager koor van één rechte travee met driezijdige blinde sluiting en de kleine 17de-eeuwse sacristie ten zuiden; midden- en zijbeuken zijn afgedekt door één groot zadeldak en de vensters zijn getoogd met uitzondering van het koor dat spitsboogvensters vertoont.
Op het einde van de negentiende eeuw was de kerk sterk bouwvallig geworden; zo werden reeds in de jaren 1880 stutten aangebracht tegen de sacristie, zie oude foto's. Provinciale bouwkundige Metdepenninghen stelde in 1910 vast dat de muren barsten vertoonden, het welfsel van de middenbeuk was verzakt en ook het dak was in zeer slechte toestand. Ten gevolge hiervan werd aan architect Ed. Ramaekers (Brussel) opdracht gegeven tot het maken van een restauratieontwerp: dit ontwerp voorzag in het slopen van een groot deel van de oude kerk; enkel de toren en de zuilen bleven behouden; de zijbeuken zouden verbreed worden met hergebruik van materiaal en voorzien van een lessenaarsdak en neogotische spitsboogvensters; ten slotte werd voorzien in de uitbreiding met een transept, een westportaal, een traptorentje en de noordelijke sacristie; het koor zou gereconstrueerd worden waarbij de koorsluiting werd geopend door neogotische spitsboogvensters en versterkt door steunberen; de zuidelijke sacristie van 1643 zou afgebroken worden en met zorg heropgebouwd. Om ongekende redenen werden deze plannen blijkbaar niet uitgevoerd, aangezien het definitieve ontwerp gesigneerd is door architect Robert De Pauw en gedateerd 1911; voortgaande op het huidige uitzicht blijkt het wel aan te sluiten bij de oorspronkelijke bedoelingen van E. Ramaekers. De inwijding gebeurde op 9 april 1913. De doopkapel ten noorden van het inkomportaal is een toevoeging van 1953. De plechtige inzegening gebeurde door Monseigneur Schoenmaekers op 12 april 1953. In de jaren 1990 werden nog herstellingswerken uitgevoerd, waarbij onder meer het dak werd vernieuwd en het koor onderstut met betonnen pijlers; in 1998 werden ook bevloerings- en vochtbestrijdingswerken uitgevoerd, muren en gewelven werden hersteld; in oktober 1998 kon de kerk opnieuw in gebruik genomen worden.
De plattegrond vertoont een driebeukig schip van drie traveeën met ingebouwde, vierkante westtoren, voorafgegaan door een portaal dat rechts geflankeerd wordt door een polygonaal traptorentje met lichtgleuven en links door de eenvoudige rechthoekige doopkapel van 1953; voorts een licht uitspringend transept van één travee met vlakke sluiting en een door annexen ingebouwd, lager koor met driezijdige sluiting. Het geheel werd opgetrokken uit zandsteen hoewel het gevarieerde coloriet en metselverband verwijzen naar de verschillende fasen in de bouwchronologie. Leien zadel- en lessenaarsdaken.
De onderaan ingebouwde westtoren met twee zichtbare geledingen onder ingesnoerde naaldspits, heeft met uitzondering van de rondbogige galmgaten een sterk gesloten karakter, geritmeerd door omlopende waterlijsten. Het in 1912-1913 toegevoegde inkomportaal vertoont een puntgevel met aandak, schouderstukken en bekronend kruis; voorts overhoekse, versneden steunberen, een eenvoudige korfboogpoort en een bekronend roosvenster, beide onder waterlijst. Het schip wordt evenals de rest van de kerk geritmeerd door versneden steunberen waartussen spitsboogvensters met neogotisch maaswerk. Haaks aangebouwde sacristieën met tuit- (zuid) of puntgevel (noord).
Bepleisterd en beschilderd interieur met spitsboogarcade waarvan de zuilen voorzien zijn van een achtzijdige basis en een koolbladkapiteel; kruisribgewelven met natuurstenen ribben en bakstenen gewelfvlakken; straalgewelf in het koor.
Schilderijen: De beul geeft het hoofd van Johannes aan Salomé, getekend en gedateerd A. Sallaert(s), 1634; Laatste Avondmaal, Vlaamse school, einde zestiende eeuw; Jezus wordt in het graf gelegd, Vlaamse school, zeventiende eeuw.
Beeldhouwwerk: gepolychromeerde houten beelden van Johannes en Onze-Lieve-Vrouw van Smarten, zestiende eeuw, afkomstig van een calvarie; gepolychromeerde neogotische kruisweg.
Meubilair: neogotische altaartafel, steen, 1921, gekapt door Temperman; neogotisch, houten zijaltaar (noord); eiken communiebank, einde zeventiende eeuw, heden door Hendrik Van den Cruyce omgevormd tot altaar, lezenaar, zuidelijk zijaltaar en credenstafel; eiken preekstoel, midden achttiende eeuw; neogotische biechtstoelen.
Centraal glasraam in het koor, Bary en Bardhewers, 1918; de zijglasramen in het koor, gesigneerd Jacobs J.B. pinxit, werden aangebracht in 1927-1928; diverse arduinen grafstenen van de zestiende tot de negentiende eeuw.
Orgel, in oorsprong balustrade-orgel, op basis van constructie-eigenschappen toegeschreven aan H. De Volder (Brussel), vermoedelijk gebouwd in het midden van de 19de eeuw. Bij de uitbreiding van de kerk in 1912 werd een nieuw doksaal gebouwd en de het orgel werd opzij van het doksaal geplaatst zodat de oorspronkelijk frontzijde nu naar de muur gekeerd is en ontoegankelijk is.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Asse, Deelgemeenten Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Dorpsstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Parochiekerk Sint-Jan de Doper [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/76828 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.