Pastorie, met verwilderde tuin ten zuiden.

Eeuwenlang was de Sint-Jan-Baptistparochie afhankelijk van Wemmel, pas in 1825 werd Relegem erkend als zelfstandige parochie, zie ook Dorpsstraat 29. Een schets op basis van het Caertboeck van de infirmerie van Brussel van 1739 toont op de plaats van de huidige pastorie wel het huis van de kapelaan; of de schets betrouwbaar is valt moeilijk te beoordelen aangezien cartografische bronnen van 1687, 1764, 1786 en 1804, evenmin als de Ferrariskaart van 1771-1777 bebouwing geven op deze plaats. Pas wanneer Relegem samen met Bollebeek en Kobbegem op 6 juni 1803 erkend wordt als succursale parochie, werd in 1805 toelating verleend voor de bouw van een pastorie die vermoedelijk werd opgetrokken in de periode 1809-1810.

Na de erkenning als zelfstandige parochie wordt in 1843-1844 een nieuwe pastorie gebouwd; een vrijstaand breedhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder zadeldak met de nok loodrecht op de straat en een klokkentorentje; blijkbaar werd het pand naderhand met één travee uitgebreid, zie de bouwnaad en de mutatieschetsen van het kadaster van 1864. De oude pastorie was vermoedelijk het gebouw dat lange tijd in gebruik was als garage en gesloopt werd in de jaren 1930. In 1882 bleek de nieuwe pastorie scheuren te vertonen en moesten twee schoormuren en twee trekkers aangebracht worden. In het begin van de jaren 1930, zie de mutatieschetsen van het kadaster van 1933, werd het vervallen gedeelte aan de straat licht vergroot herbouwd en voorzien van een neogotisch gevelparement; bij deze aanpassingswerken werd ook de ingang verplaatst naar de straatkant. Tegelijkertijd werd de oude stal ten zuidoosten omgevormd tot koetshuis en stal. De plannen hiervoor werden getekend door architect Georges Evrard, broer van de toenmalige pastoor Alexander Evrard (1919-1949).

Het oudste gedeelte van 1843-1844, vijf traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak met resten van een klokkentorentje, vertoont eenvoudige, gecementeerde lijstgevels met rechthoekige, deels gedichte vensters in een vlakke omlijsting. De naar het zuiden gerichte voorgevel heeft een dubbelhuisopstand waarbij de centrale deur gevat is in een omlijsting van blauwe hardsteen met geprofileerde kroonlijst; de vensters op de begane grond zijn beluikt en behielden hun schrijnwerk met roedeverdeling; de lagere bovenvensters hebben ijzeren hekjes. Aflijnende, houten kroonlijst op modillons. De heden neogotisch geïnspireerde uitbreiding, herbouwd in de jaren 1930 vertoont aan de straatzijde een bakstenen trapgevel (vijf treden + top) op natuurstenen onderbouw, en wordt gemarkeerd door gecementeerde muurbanden en een Brugse travee, geopend door rechthoekige muuropeningen met dorpels van blauwe hardsteen en bewaard schrijnwerk.