Laatgotische kerk, gelegen op een hoogte en omgeven door een ommuurd kerkhof, sinds 1937 buiten gebruik en vervangen door een nieuwe begraafplaats elders in de straat, zie straatinleiding.
Al in 974 is er sprake van een kerkje, vermoedelijk van hout met een strodak, dat werd opgericht door de Sint-Baafsabdij van Gent en daardoor toegewijd aan Sint-Bavo. Het brandde af in 1431 en werd vervangen door een romaanse kerk die werd ingewijd op 20 december 1432. Dit nieuwe gebedshuis werd zwaar beschadigd tijdens de godsdiensttroebelen en ten gevolge hiervan gesloopt in 1648.
De huidige kerk werd gebouwd ten tijde van pastoor Cornelius Lambrechts in de periode 1659-1662, zie de niet meer zichtbare gedenkstenen in de linkerzijbeuk; de torenbasis van de oude kerk bleef bewaard. Pastoor Snijders liet in 1684 het gotische venster van de doopkapel verwijderen en vervangen door een renaissancevenster met een chronogram dat verwijst naar het jaartal 1659 toen begonnen werd met de bouw van de kerk. Op een tekening van 1717 bewaard in het Rijksarchief (RA. KP. nummer 4652 met reproductie in het werk van J. Verbesselt) is de kerk te zien met min of meer hetzelfde uitzicht als vandaag, met uitzondering van de toren die bovenaan telkens twee openingen vertoont in plaats van één en een niet ingesnoerde spits; het koor was duidelijk korter en lager dan het huidige dat werd toegevoegd in 1839; ook de vorm en het volume van de huidige sacristie wijken af, waaruit kan afgeleid worden dat ook dit gedeelte een latere toevoeging is.
In 1783, ten tijde van pastoor Reussens, werd de kerk hersteld, zie jaarsteen 1783 in de voorgevel en de vandaag niet meer zichtbare vermelding I(acobus) R(eussens) Pastoor rechts van de deur; in hetzelfde jaar werd een nieuwe kerkdeur geplaatst, zie jaartal op de makelaar. J. Verbesselt is van mening dat de tot dan toe bewaarde romaanse torenbasis samen met de voorgevel in 1783 grondig werd verbouwd. In 1835 werd in de kerk een gewelf aangebracht en in 1839 werd het huidige koor toegevoegd. In 1862-1863 werd de haag rondom het kerkhof vervangen door een bakstenen muur om te voorkomen dat de opgehoogde aarde zou afkalven. Hoewel op foto's van 1893 van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium nog niet zichtbaar, werd volgens literatuurbronnen in 1892 een ruimte gebouwd ten noorden van het koor vermits de bestaande sacristie ten zuiden te klein was geworden; deze laatste zou tegelijkertijd aangepast zijn met nieuwe vensters en een plat dak. Algemene restauratie in 1896-1897 naar ontwerp van architect Florent Van Roelen (Brussel) van 1894: deze werken omvatten het opvoegen van de buitenmuren, het herstel van de daken en de vervanging van de dakgoten, reconstructie van de steunberen en herstel van de sacristietrap. Voortgaande op de briefwisseling van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen en een aantal bewaarde plannen werd een nieuwe restauratiecampagne uitgevoerd in de periode 1969-1972 onder leiding van architect Simon Brigode en in het begin van het tweede millennium werden restauratie- en herstellingswerken gerealiseerd naar ontwerp van architect Emiel Van Lembergen (Opwijk) van 1991. Deze werken, aangevat op 3 september 2001 en beëindigd op 31 juli 2002, bestonden onder meer uit het herstellen van de goten en de draagstructuren, een behandeling tegen opstijgend vocht en het afschermen van de galmgaten.
Het kerkhof is sinds 1937 buiten gebruik; slechts een beperkt aantal grafzerken bleef bewaard. In 1931 werden de kerkhofmuur en de trap gereconstrueerd door architect Vanden Driessche in klampsteen
Georiënteerde, laatgotische hallenkerk, volledig opgetrokken uit zandsteen onder gecombineerde leien zadeldaken. De plattegrond vertoont een driebeukig schip van drie traveeën met ingebouwde westtoren, links geflankeerd door een bergruimte, rechts door de doopkapel, een licht uitspringend pseudo-transept, twee traveeën breed met vlakke sluiting en een rechthoekig koor met driezijdige sluiting; flankerende rechthoekige zijkoren van één travee met vlakke sluiting; sacristie ten zuiden en ten noorden de uitbreiding van 1892. De westgevel met versneden hoeksteunberen wordt vooral gedomineerd door de sterk verankerde, vierkante westtoren van vier ongelijke geledingen onder ingesnoerde, leien naaldspits. Verschillen in het metselverband en het coloriet van het bouwmateriaal verwijzen duidelijk naar vroegere herstel- en verbouwingswerken; literatuurbronnen spreken in dit verband ook van het behoud van de romaanse torenbasis. Het vrij massieve karakter wordt slechts doorbroken door een gedrukte rondboogpoort in een geprofileerde omlijsting, ingeschreven in een rechthoekige; onder de rechterimpost zit een nieuw ingebrachte jaarsteen 2002 als herinnering aan de recente restauratiecampagne; hogerop een verdiept rondboogvenster en een gevelsteen met vermelding "RESTAURA/ TUM ANNO/ 1783", duidend op de herstelwerken ten tijde van pastoor Reussens, jaartal dat trouwens herhaald wordt in de deurmakelaar; de derde geleding wordt geopend door vier, rondbogige galmgaten, aan elke zijde één, onder omlopende waterlijst en jaarsteen 1662 in de westzijde, verwijzend naar het einde van de bouw.
Het schip dat geritmeerd wordt door versneden steunberen, vertoont in de zuidelijk westtravee een renaissancistisch venster in de zuidgevel, als resultaat van een ingreep van de toenmalige pastoor Snijders die in 1684 het gotische venster van de doopkapel liet verwijderen en vervangen door het huidige met chronogram "aVe eLeCta DeI Mater aeternI regIs porta nobIs patens esto" dat verwijst naar het jaartal 1659 toen begonnen werd met de bouw van de kerk; het gaat hier om een rondboogvenster in geprofileerde zandstenen omlijsting met sluitsteen en imposten, gevat tussen voluutvormige vleugelstukken en bekroond door een driehoekig fronton en vermelde gevelsteen met chronogram. De als dwarskapellen uitgewerkte zijbeuken hebben tuitgevels die geopend worden door eenvoudige spitsboogvensters zonder maaswerk onder een omlopende waterlijst die ook doorloopt over het transept en de zijkoren waarvan het uitzicht volledige aansluit bij dat van de zijbeuken. De derde travee aan de zuidelijke zijde toont duidelijke bouwsporen van een gedichte deur, terwijl de zuidelijke transeptarm in de top het jaartal 1659 bevat (aanvang bouw).
In tegenstelling tot de rest van de kerk is het vrij gesloten koor met uitzondering van de zandstenen hoekkettingen, volledig bepleisterd en beschilderd en vormt hiermee een duidelijke verwijzing naar de latere toevoeging in 1839, zie ook de gevelsteen "ME FT./ I.DE.MA.SENER./ ANNO 1839."; eenvoudige steekboogvensters ter verlichting, in de noordzijde in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen, guttae en waterlijst. Tegen de kopgevel van het koor is er een overluifelde, heden lege rondboognis die voorheen en dit tot circa 1950 de symbolische voorstelling van het "vagevuur" bevatte; een bewaard fragment ervan hangt vandaag in de kerk.
Het bepleisterde en beschilderde interieur vertoont een andere indeling dan het exterieur laat vermoeden: de rondboogarcade op zandstenen zuilen met achtzijdige sokkel en lijstkapiteel telt vier traveeën en loopt derhalve door over de pseudo-transeptarmen; de middenbeuk heeft een bepleisterd tongewelf met verzwakte gordelbogen; de zijbeuken en het transept zijn geplafonneerd en versierd met stucwerkpanelen, rijker uitgewerkt en voorzien van initialen in de pseudo-transeptarmen, laatstgenoemd vooral in de zuidelijke arm die in de oostwand bovendien een gotisch geprofileerd, heden gedicht deurtje naar de sacristie bevat. De eiken binnendeur naar de doopkapel dateert uit het derde kwart van de 18de eeuw, bevat een paneel met Jezusmonogram en is gevat in een natuurstenen rondboogomlijsting.
Schilderkunst: Jezus aan het kruis, Vlaamse School, 18de eeuw; Tenhemelopneming van Maria, C. Stevens, tweede kwart n19de eeuw.
Beeldhouwkunst: gotisch, houten beeld van Jezus aan het kruis, 15de eeuw, vernieuwd kruis; fragment Vagevuur, gedecapeerd hout, J.B. Du Ray, einde 18de eeuw; gepolychromeerde houten beelden Sint-Bavo, Heilige Blasius, Heilige Quirinus van Neuss en Heilige Barbara, 19de eeuw.
Meubilair: portiekaltaar, gemarmerd hout, circa 1839; deels ontmanteld koorgestoelte, eik, eerste helft 17de eeuw; preekstoel, bewaard in gedemonteerde toestand en verspreid over de kerk, eik, 1715; eiken biechtstoelen van circa 1625; orgel van 1916, Van Bever. Diverse grafstenen van de 16de tot de 19de eeuw.
Bron: KENNES H. met medewerking van VAN DAMME M. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Asse, Deelgemeenten Asse, Bekkerzeel, Kobbegem, Mollem, Relegem en Zellik, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB6, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Kennes, Hilde
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Kennes H. 2005: Parochiekerk Sint-Bavo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/76857 (geraadpleegd op ).
Zandstenen hallenkerk in laatgotische stijl, ingeplant op een opgehoogd voormalig kerkhof.
De plattegrond beschrijft: een westtoren gevat tussen bijgebouwen, een driebeukig schip, pseudo-transeptarmen, en een rechthoekig koor met driezijdige sluiting geflankeerd door bijgebouwen. Toren, schip en transeptarmen dateren uit de 17de eeuw: jaartal 1662 boven de galmgaten van de toren, bouwjaar 1659 in de geveltop van de zuidarm, en aangegeven in een chronogram op de zuidgevel; doch ze werden aangepast in 1783, jaartal op de deurmakelaar en opschrift "restauratum anno 1783" boven het westvenster.
Het koor dateert vermoedelijk uit dezelfde tijd. Vierkante toren van zandsteen met drie geledingen en een ingesnoerde naaldspits; brede rondbooggalmgaten met doorlopende druiplijst (1662), rondboogvormig westvenster en een geprofileerde rondboogdeur ingeschreven in een rechthoekige omlijsting (1783). Begane grond met vlakke zoldering op zware moerbalken en voorzien van rondboogdeuren naar de bijgebouwen.
Blind middenschip van vier traveeën geritmeerd door brede rondboogvormige scheibogen op zandstenen zuilen met sokkel en dekplaat en afgedekt met een doorlopend bepleisterd tongewelf met nauwelijks aangeduide gordelbogen en stucversiering. Smalle zijbeuken van twee traveeën gemarkeerd door puntgevels tussen steunberen, voorzien van spitsboogvensters zonder maaswerk en vlak overzolderd. Spoor van een gedicht zuidportaal (in 1783?).
Pseudo-transeptarmen van twee traveeën uitgewerkt met puntgevels ten oosten. ten zuiden en ten noorden eveneens vlakke overzoldering met sober stucwerk (initialen). De zuidarm bewaart in de oostmuur een gotisch geprofileerd deurtje naar de sacristie met uitgewerkte lateiconsooltjes.
Rechthoekig koor met driezijdige sluiting daterend van circa 1783; bepleisterd tongewelf zoals in het schip, en verlichting door middel van licht steekboogvormige vensters.
Zuidsacristie in kern daterend uit dezelfde tijd als het schip, doch nadien aangepast (vensters en plat dak). Recente bijbouw ten noorden.
Recente restauratie, architect S. Brigode.
Mobilair. Gotische Christus aan het Kruis (16de eeuw), beelden van de patroonheilige en van Sint-Pieter in het schip (17de eeuw) en gepolychromeerde heiligenbeelden onder de toren;
Barokke biechtstoelen (17de eeuw) en hoofdaltaren (18de eeuw). Grafstenen 17de en 18de eeuw in de vloer. Houten bas-reliëf van het Vagevuur gesigneerd I. De Masener 1893, tegen de koorsluiting op het kerkhof.
Bron: DE MAEGD C. & VAN AERSCHOT S. 1975: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Vlaams-Brabant, Halle-Vilvoorde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 2n, Gent.
Auteurs: De Maegd, Christiane; Van Aerschot, Suzanne
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: De Maegd C. & Van Aerschot S. 1975: Parochiekerk Sint-Bavo [online], https://id.erfgoed.net/teksten/39400 (geraadpleegd op ).