Voornaam burgerhuis in neoclassicistische stijl naar een ontwerp door Jules Dries uit 1899. Opdrachtgever was Ernst Heinrich Gottfried Adolf Dieckmann (°Mülheim an der Ruhr), die zich in 1876 te Antwerpen gevestigd had. Hij huwde er in 1884 met Margaretha Maria Jeanne Monu (°Antwerpen, 1861), en kreeg drie zonen en twee dochters geboren tussen 1886 en 1895. Vóór de Eerste Wereldoorlog was Dieckmann 'volmachtdrager' bij de wolhandelsfirma Führmann & Co. Zijn drie zonen namen tijdens de oorlog respectievelijk dienst in het Belgisch leger, het Britse leger in Afrika en het Amerikaanse leger in Texas.
Het hotel Dieckmann behoort tot de vroegst gekende realisaties van Jules Dries. Deze realiseerde rond de eeuwwisseling een groot aantal burgerhuizen in conventionele neoclassicistische stijl, met name in de wijk Zuid. Wellicht pas in de jaren 1910 begon de architect een gematigde art nouveau simultaan toe te passen met projecten in beaux-artsstijl. Tot zijn belangrijkste realisaties uit deze periode behoort de music-hall en bioscoop uit 1914 in de Quellinstraat, bekend als Cinema Eden of Ciné Quellin.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning drie bouwlagen onder een zadeldak. De bepleisterde en beschilderde lijstgevel met geblokte begane grond en schijnvoegen op de bovenverdiepingen, rust op een bewerkte plint uit blauwe hardsteen. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten, stucwerkfriezen en kordonvormende lekdrempels, legt de compositie de klemtoon op het twee traveeën brede zijrisaliet. Dit laatste wordt op de bovenverdiepingen gemarkeerd door gesuperposeerde pilasters. Op de eerste verdieping drielicht met een entablement op composiete deelzuilen, en een halfrond balkon met kelkvormige mascaronconsole en doorgetrokken balustrade. Op de tweede verdieping drielicht met hoger middenvenster onder een driehoekig fronton en zijlichten met entablement en boogveld. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, met een register van steekboogopeningen onder waterlijsten op de begane grond, en bovenvensters met entablement en rankwerkfries op consoles in de portaaltravee. Het geveldecor onderscheidt zich door verfijnd stucwerk met mascarons, trigliefen, rankwerk, palmetten en rozetten. Een klassiek hoofdgestel met casementenfries en gekorniste houten kroonlijst op klossen vormt de gevelbeëindiging. Bewaarde houten inkomdeur en vensterschrijnwerk, en smeedijzeren keldertralies.
De plattegrond beantwoordt aan de klassieke typologie van het burgerhuis dat uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. De gebruikelijke enfilade van salon, eetkamer en veranda met bovenlicht beslaat de begane grond, geflankeerd door de keuken annex pomphuis en wc in de achterbouw.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1899#1483; vreemdelingendossier 481#38919.