is aangeduid als beschermd stads- of dorpsgezicht, intrinsiek Classicistisch landhuis met tuin
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Landhuis met tuin
Deze vaststelling is geldig sinds
omvat de aanduiding als beschermd monument Classicistisch landhuis
Deze bescherming is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed Vrijstaand landhuis
Deze vaststelling was geldig van tot
Het voormalige landhuis met omgevende tuin is gelegen in Assebroek, een deelgemeente van Brugge. Het landhuis is te situeren langs de belangrijke invalsweg Generaal Lemanlaan.
Op de huidige locatie stond reeds in het begin van de 19de eeuw een grosso modo rechthoekig bouwvolume ingetekend (confer Franse kadasterkaart uit 1807). Het was eigendom van Pierre Verstraete, rentenier uit Brugge. Het domein bestond uit een tuin met woning. De woning was loodrecht ten opzichte van de straat ingeplant en had ook een achterliggend bosperceel. De structuur van de toenmalige percelen 125, 126 en 127 komt overeen met het huidige perceel nummer 76D.
In de vroegste documenten van het Belgisch kadaster (circa 1830) vinden we Antonius Bortier als eigenaar van een lusttuin (perceelnummer 75), een huis (perceelnummer 76) en nog een lusttuin (perceelnummer 80A). Die laatste ‘lusttuin’ was volgens het Frans kadaster in 1809 evenwel nog bos en geeft ons dus een indicatie over een tweede fase van de tuinaanleg. Tussen 1809 en het begin van het Belgisch kadaster (circa 1830) is het bestaande bouwvolume uitgebreid of gesloopt en vervangen door het huidige rechthoekige volume.
De eigenaar Antonius Bortier (Diksmuide, 1765 – Brugge, 1843) behoorde als koopman en grootgrondbezitter tot de West-Vlaamse bovenlaag van de burgerij. Hij was jarenlang (gemeente)raadslid van de Stad Brugge. Hij stierf in zijn Brugse stadswoning in 1843. Deze stadswoning was gelegen in het centrum van de stad Brugge, namelijk Oude Burg 12. Zijn woning in de binnenstad was een statig herenhuis (C1/74 of Oude Burg, huidig nummer 12). Vermoedelijk was hij de bouwheer van het huidige landhuis in Assebroek. Na zijn dood in 1843 werd het landhuis verkocht aan Jacobus Herrewyn, koopman uit Oostende. Enkele jaren later werd het aan de Oostendse Maria Josephine Manceau verkocht. Volgens het kadaster breidt zij het gebouw in 1864 achteraan uit met een bescheiden centrale aanbouw. Zij sterft in 1874 in haar Brugse stadswoning gelegen in de Predikherenstraat. Sidonia Manceau, eveneens ongehuwd en nicht van Marie Josephine Manceau, erft het landhuis en bewoont het (permanent?) tot haar dood vier jaar later. Vervolgens komt het in eigendom van de familie Vanhamme de Stampaertshoucke de Wautier (circa 1900), de vrederechter De Keukelaere en, in de tweede helft van 20ste eeuw, de familie Verhaeghe-David en de huidige eigenaars sinds 1965. Het kadaster registreert in 1977 een uitbreiding van het bestaande volume richting Blekerijstraat. In de tuin worden twee gebouwen opgetrokken. Uit de analyse van cartografische bronnen vanaf de tweede helft van de 19de eeuw kan besloten worden dat de twee lusttuinpercelen geëvolueerd zijn tot één geheel, met een parkachtig karakter. Voortgaande op de huidige stamomtrekken van de nog aanwezige bomen komen zowel elementen van een vroegere als van een recentere tuinaanleg voor.
Het voormalige landhuis is een vrijstaand gebouw gelegen te midden van een omvangrijk en grotendeels ommuurd perceel met vooraan en achteraan een parkachtige tuinaanleg voorzien van waardevolle hoogstammige bomen met laat 19de-eeuwse en vroeg 20ste-eeuwse kenmerken, waarin een recentere, beperkte symmetrische tuinaanleg is toegevoegd. De onbebouwde strook aan de straatzijde, op circa 15 meter achter de rooilijn, is over de volledige perceelbreedte afgesloten door een oorspronkelijk 19de-eeuws smeedijzeren hek met dubbele poort, geheel in laat-neoclassicistische stijl en voorzien van plaatje met opschrift V LEFEVRE F BRUGES. Het opschrift zou staan voor V(alère) Lefevre F(ecit) Bruges. Valère Lefèvre was geboren in Brugge op 25/05/1862 als zoon van Edouard, een handelaar uit de Smedenstraat. Hij huwde op 07/04/1891 met Jeanne Tassier en verhuisde waarschijnlijk daarop naar het huis van zijn schoonouders in de Ganzenstraat. Kort daarop, op 11/01/1892 verhuisde het gezin naar Luik. In de bevolkingsboeken van 1880-1890, toen hij nog bij of naast zijn ouders in de Smedenstraat woonde, stond Valère omschreven als 'maitre fondeur', in de bevolkingsboeken 1890-1900, toen hij al naar de Ganzenstraat was verhuisd, stond hij omschreven als ‘ijzer- en kopergieter’. Rekening houdend met deze bovenstaande gegevens kunnen we dit hekwerk dateren tussen 1880 en 1891. Vermoedelijk stond dit hekwerk oorspronkelijk aan de straat opgesteld. De muur rondom het perceel is in verschillende fasen tot stand gekomen.
Zuid georiënteerd landhuis met dubbelhuisopstand van vijf traveeën breed en twee bouwlagen hoog onder schilddak bedekt met Vlaamse pannen. Sterk symmetrisch opgebouwde bepleisterde en witgeschilderde lijstgevel. De centrale travee is uitgewerkt als een risaliet met bossage op de benedenverdieping. De begane grond is opengewerkt met rondbogige muuropeningen, veelal gevat in dito omlijsting. Sober uitgewerkte rechthoekige vensters op de verdieping. De benedenvensters en de twee linker bovenvensters zijn voorzien van luiken; de overige bovenvensters bewaren nog duimen. Bewaarde 19de-eeuwse ramen: oorspronkelijk schuiframen, maar later aangepast tot ramen met vleugels. De toegangsdeur wordt getypeerd door neoclassicistische elementen zoals onder meer een tandlijst, het driehoekig fronton op klossen en paneelwerk. De overige gevels zijn van verankerde witbeschilderde baksteen. De zijgevels zijn blind, maar telkens met opvallende uitbouwtjes onder zinken dakjes met lamberkijn. Deze uitbouwtjes zijn voorzien van diepe wandkasten die de schouwen in beide voorsalons flankeren.
De achtergevel werd vermoedelijk in 1977 deels verbouwd (confer mutatieschets kadaster) in functie van een nieuw terras en aanbouw met onder andere een keuken. Deze later toegevoegde elementen bezitten geen uitgesproken erfgoedwaarde. De achtergevel was oorspronkelijk qua indeling identiek aan de voorgevel. In dezelfde periode (1970-1980) werden de halfcirkelvormige bermen langs de zijgevels opgeworpen en komen ze achteraan samen tot een bordes naar een centrale achterdeur. Onder het bordes ligt een uitbouw met keuken uitgevend op een symmetrisch opgevat terras omsloten door vergelijkbare cirkelvormige bermen, aansluitend op het oorspronkelijk tuinniveau.
Gaaf bewaard interieur met elementen in directoire- en empirestijl.
In de vlakke voortuinruimte bevinden zich aan de westzijde enkele waardevolle bomen waaronder gewone en bruine beuken, afgewisseld met linden, gewone esdoorns, een Noorse esdoorn en een tamme kastanje. In het centrale deel bevinden zich enkele meerstammige trompetbomen en een venijnboom. De oostzijde van de voortuin bestaat uit een minder waardevolle aanplant met fijnsparren, kersen, berken, gewone esdoorns, witte paardenkastanjes en laurierkers. In deze tuinruimte bevindt zich aan de oostzijde één afzonderlijke garage, een bakstenen volume onder zadeldak zonder erfgoedwaarde. De achtertuin bezit een centrale lobvormige verdiepte gazonpartij met een waardevolle, min of meer vrijstaande bruine beuk. Deze tuinzone is voorzien van een rondgaand graspad met enkele eenvoudige trapconstructies en een aftakking uitgevend op een rechthoekig bakstenen bijgebouw (vermoedelijk gebouwd als een tuinberging) onder pannen bedaking en een brede poorttoegang aan de Blekerijstraat. Net ten westen van deze eenvoudige tuinberging bevindt zich de omvangrijkste beukenboom op het tuinperceel. De toegangspoort aan de Blekerijstraat bezit geen erfgoedwaarde. Aan de oostzijde van de tuin bevinden zich tegen de perceelgrenzen nog twee constructies. Beide bouwvolumes hebben geen erfgoedwaarde. De randzones van de achtertuin zijn dicht beplant met waardevolle hoog opgaande parkbomen waaronder overwegend gewone en bruine beuken, aangevuld met gewone esdoorns, linden alsook enkele robinia’s en een aantal zomereiken. In de westzijde van de achtertuin zou zich ook een bijzondere papieresdoorn (Acer griseum) bevinden. In de struikaanleg worden typische struiksoorten aangetroffen, waaronder aucuba en boerenjasmijn. Centraal in de gazonpartij is een rond vijvertje aangelegd, omrand met bakstenen muurtjes, trap en helling. De lobvormige ruimte is ook afgezet met geschoren hagen, die ter hoogte van de achterdeur samenkomen in een door keermuren beschutte terraszone afgewerkt met natuursteentegels. Langs de keermuren dalen twee symmetrische trappen af naar de achtertuin. Deze terraszone, het vijvertje en de sierhagen behoren wellicht tot dezelfde verbouwingsfase uit de jaren 1970-1980 en bezitten geen uitgesproken erfgoedwaarde. De centrale, verdiepte gazonpartij en de omvangrijkste bomen in de voortuin en achtertuin, met stamomtrekken boven de 2 meter, verwijzen ongetwijfeld naar de fase waarin de twee lusttuinpercelen geëvolueerd zijn tot één parkachtig geheel. De meerstammige trompetbomen en de bijzondere papieresdoorn zijn latere toevoegingen die de garnituur van de parkachtige tuin verrijken.
Bron: Beschermingsdossier 4.001/31005/132.1
Auteurs: Gilté, Stefanie
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Is deel van
Generaal Lemanlaan
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: Landhuis met tuin [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77083 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.