is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed De Centrale Begraafplaats
Deze vaststelling is geldig sinds
is aangeduid als vastgesteld bouwkundig erfgoed De Centrale Begraafplaats
Deze vaststelling was geldig van tot
Een edict, uitgevaardigd in 1784 door keizer Jozef II, verplicht de openbare besturen om de begraafplaatsen buiten de stadsmuren aan te leggen. Napoleon bevestigt dit edict in 1804 met een nieuw decreet. Het Brugse stadsbestuur koopt op Assebroek het "raapstik" aan, een stuk land dat al in 1566 wordt vermeld en eigendom was van de Sint-Trudo-abdij. In 1787 is er sprake van een eerste begrafenis en vanaf 1810 worden alle Bruggelingen hier begraven. Na aflossing van enkele schulden wordt de Stad in 1820 volledige eigenaar en het kerkhof definitief de Stedelijke Begraafplaats.
Al bij het begin krijgt het kerkhof een geometrische aanleg met hoofddreven en dwarswegen. Het terrein is aan de westkant toegankelijk via een poortgebouw met de woning van de kapelaan en de grafmaker. Hier vertrekt de centrale gang met op het einde het calvariekruis. De graven liggen volgens een strikte rangorde met de hoogste klasse gesitueerd rond de calvarie.
In 1841 blijkt een eerste uitbreiding noodzakelijk, het kerkhof is dan 2 ha groot. Er wordt aan de oostkant, achter de calvarie, een oppervlakte van circa 1 hectare en 24 are bijgevoegd. Op dit nieuwe stuk komen speciale percelen voor de religieuze orden, onder meer jezuïeten en begijnhofzusters. Daarnaast blijft een deel beschikbaar voor niet-katholieken, hoofdzakelijk anglicanen (een 200-tal), afkomstig van de Engelse kolonie in Brugge. Een stuk niet gewijde grond is gereserveerd voor ongelovigen.
In 1864 volgt een tweede uitbreiding in zuidelijke richting, met integratie van een oude straat. Op het snijpunt met een dwarsweg komt de neogotische kapel van het kapittel van de Sint-Salvatorskathedraal, ontworpen door Jean-Baptiste Bethune. De kapel bevat graven van de kanunniken en vanaf 1895 ook van de bisschoppen. Architect Huib Hoste (Brugge) restaureert de kapel in 1909-1912 en vergroot de grafkelder. In 1985-1992 wordt de kapel grondig gerestaureerd.
Een derde uitbreiding, in zuidelijke richting, na de Eerste Wereldoorlog dient vooral voor het groot aantal oorlogsslachtoffers en oud-strijders. Ook voor de Duitse soldaten is er plaats voorbehouden.
De Stad legt in 1971, na de fusie met de deelgemeenten, een nieuwe algemene begraafplaats met crematorium aan in Dudzele, de "Parkbegraafplaats De Blauwe Toren". Begrafenissen blijven mogelijk op Assebroek. Vanaf 1978 tot 2001 zorgt de Stedelijke Commissie voor Graftekens voor het beheer en restauratie van het waardevolle funeraire erfgoed.
Onder de impuls van de Commissie wordt in 1983 tegen de westmuur, in het Engelse gedeelte, een lapidarium voor het opstellen van oude zerken of bewaarde fragmenten, ingeplant. Het ontwerp van architect Johan Bellaert, krijgt in 1984 de Baksteenprijs voor Architectuur. Sinds 1993 herbergt het lapidarium een permanente, didactische tentoonstelling.
In 1979 en 1996 laat de Stad een columbarium met strooiweide en urnezandgraven, respectievelijk in het oostelijk en zuidelijk gedeelte aanleggen. Marc Meulemeester van de Stedelijke Gebouwendienst staat in voor het ontwerp van het columbarium van 1996.
In 1997-1998 wordt de toegangszone heraangelegd en een onthaalgebouw opgericht.
Volledig ommuurde (baksteen) kerkhofsite van circa 12 ha toegankelijk via een verankerd bakstenen poortgebouw. Dit gebouw, uit het begin van de 19de eeuw, oogt als een boerenhuis met de typische kenmerken zie de witbeschilderde gevels boven een zwarte plint, eenvoudige rechthoekige ramen met kleine roeden en luiken op de begane grond. Breed gebouw onder pannen zadeldak, met twee aandaken en centrale doorrit. De eenvoudige voor- en achtergevel zijn enkel versierd met een bakstenen tandlijst onder de dakgoot.
Daarachter ligt het nieuwe toegangsgebouw van 1997-1998: een halfopen, ronde constructie met binnenin het opschrift "DE TIJD IS EEN MACHTIGE CIRKEL. ER IS GEEN BEGIN EN GEEN EIND" door de schriftbeeldhouwster Maud Bekaert (Brugge).
Het kerkhof bevat heel wat, vaak imposante, graven van vooraanstaande Brugse personen uit de kunst, literatuur, politiek of adel. Hier liggen onder meer begraven: de architecten Jean-Brunon Rudd, Charles De Wulf, Karel Verschelde, Pierre Buyck, Louis Delacenserie en Théo Raison; de kunstenaars Flori Van Acker, Samuel Coucke, Hendrik en Gustaaf Pickery; de schrijvers Guido Gezelle en Julius Sabbe, de historici Karel de Flou en kanunnik Adolf Duclos. Belangrijke personaliteiten uit de Engelse kolonie zijn de gebroeders Georges en William Chantrell, de oudheidkundige James Weale en kunstverzamelaar John Steinmetz.
Bekende architecten of beeldhouwers stonden in voor de grafmonumenten onder meer Jean-Baptiste Bethune, Louis Delacenserie en Karel Laloo. Belangrijke grafmonumenten in neogotiek, neorenaissance en neoclassicistische stijl. Graven uit de 20ste eeuw in art nouveau, art deco of modernisme, komen minder aan bod.
De begraafplaats, van het landschapstype, heeft een overwegend 19de-eeuws karakter. De aanplant in het kerkhof bestaat uit linden, beuken, essen, berken, esdoorns en lijsterbessen. Het deel met graven van religieuzen wordt gekarakteriseerd door coniferen.
Het domein is strak geritmeerd door meerdere hoofddreven met dwarswegen. Achter de poort ligt de hoofddreef, daterend van de eerste aanleg en geflankeerd door kathedrale, 200 jaar oude, rode beuken. Op het eind van de dreef ligt de calvarie, die in 1852 een ouder exemplaar (van 1811?) vervangt. Architect Jean-Brunon Rudd (Brugge) ontwerpt een voetstuk in neoclassicistische stijl, afgedekt met een getrapte koepel. Het gietijzeren kruisbeeld is van de beeldhouwer François Dumon (Brugge).
De dwarsweg, ter hoogte van de calvarie, geeft in zuidelijke richting uit op de kapel met crypte, ontworpen in 1864 door Jean-Baptiste Bethune en gewijd in 1866, van de kanunniken van de Sint-Salvatorskathedraal. De geörienteerde, eenbeukige neogotische kapel is aan alle kanten omgeven door een breed pad. Rode baksteenbouw onder leien zadeldak met dwars gebouwde sacristie aan de zuidkant. Verzorgd metselwerk met versiering in zandsteen. Lancetramen met glas-in-lood. Boven de geprofileerde spitsboogpoort een beeld van Maria onder baldakijn. Tegen de oostkant staat een klein oratorium, de gedachteniskapel voor de eronder begraven bisschoppen, opgetrokken in arduin. In de noordmuur zit de ingang naar de crypte van de bisschoppen en kanunniken
Het lapidarium van 1983 is uitgewerkt als een labyrint met open galerijen rond binnenpatio's. Het columbarium van 1979 bestaat uit verschillende delen die als schakels met trapsgewijze nissen rond een wandelgang zijn geconcipieerd. Achter het columbarium van 1996 is de strooiweide te bereiken via een brugje over een waterpartij. Het beeldhouwwerk in arduin en brons "Pleroma" is van beeldhouwer Paul Perneel (Jabbeke). Daartegenover ligt het afscheidsgebouw met centraal een steen met de tekst "BLAAS VOORZICHTIG BLAAS NIET WEG DE BROZE LETTERS VAN MIJN NAAM" door de letterkapper Pieter Boudens (Brugge).
Bron: GILTÉ S. & VAN VLAENDEREN P. met medewerking van VANWALLEGHEM A. & DENDOOVEN K. 2005: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeente Assebroek, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL20, onuitgegeven werkdocumenten.
Auteurs: Gilté, Stefanie; Van Vlaenderen, Patricia
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Brugge lag vanaf 14 oktober 1914 vier jaar lang in bezet gebied. Op de stedelijke begraafplaats werden tijdens de oorlogsjaren meer dan 800 Duitse militaire doden bijgezet. Deze begraafplaats kreeg ook een monoliet als gedenkteken, die onthuld werd op 21 november 1915. Toen deze Duitse begraafplaats werd opgedoekt in de jaren 1950, werd de Duitse gedenksteen verplaatst.
Behalve de Belgische militaire begraafplaats in de noordoostelijke hoek van de stedelijke begraafplaats, zijn er op de stedelijke begraafplaats nog veel graven van Belgische burgerlijke oorlogsdoden, gerepatrieerde militaire doden en oud-strijders terug te vinden.
Er is een Brits militair ereperk met 81 Britse en één Nederlandse dode uit de Tweede Wereldoorlog.
Is deel van
Kleine Kerkhofstraat
Je kan deze pagina citeren als: Inventaris Onroerend Erfgoed 2024: De Centrale Begraafplaats [online], https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/77110 (geraadpleegd op ).
Beheerder fiche: Agentschap Onroerend Erfgoed
Heb je een vraag of opmerking over deze fiche? Meld het ons via het contactformulier.