Burgerhuis in neo-Vlaamserenaissance-stijl gebouwd in opdracht van de heer P. Theuns, naar een ontwerp door Guillaume Rooses uit 1897. Het pand behoort tot het vroege oeuvre van de architect, die omstreeks 1890 zijn debuut maakte en gedurende een dertigtal jaar actief was, tot zijn overlijden in 1922. In het overgrote deel van zijn architectuurproductie, paste Rooses een eclectische stijl toe, zowel met klassieke als neo-Vlaamserenaissance-invloeden, gekenmerkt door een polychroom materiaalgebruik en een rijk geveldecor. Op de links aanpalende percelen had hij in 1894 al de meer bescheiden woning Thijs gebouwd, en in 1896 de woningen De Smidt en Van Aalst in conventionele neoclassicistische stijl. Deze panden maken deel uit van een gaaf bewaard huizenblok (Verdussenstraat 33 tot 61) dat representatief is voor de oorspronkelijke, overwegend neoclassicistische bebouwing van deze wijk, daterend uit de jaren 1880 en 1890. Eveneens in 1897 bracht Rooses hogerop in de straat nog een eclectisch burgerhuis tot stand in opdracht van zijn vader, de aannemer Petrus Joannes Rooses.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning vier bouwlagen onder een zadeldak. De lijstgevel heeft een parement uit rood baksteenmetselwerk in kruisverband oorspronkelijk met knipvoegen, geaccentueerd door gesinterte zwarte baksteen voor baksteenmozaïeken. Van blauwe hardsteen is gebruik gemaakt voor de pui, waterlijst en lekdrempels, van witte natuursteen voor hoekkettingen, speklagen, diamantkoppen, balustraden, waterlijsten, sluitstenen, onderdorpels, steigergaten, consoles, medaillons, sculpturen en het fronton. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten, beantwoordt de opstand aan een drieledig schema, opgebouwd uit de pui, de bel-etage en de bovenverdiepingen. De compositie legt de klemtoon op de middenas, die op de tweede verdieping wordt gemarkeerd door een balkon met consoles en balustrade, en uitmondt in een markant dakvenster. Dit laatste onderscheidt zich door een rechthoekig vensters met baksteenmozaïek in het boogveld, pilasters, overhoekse fioelen, en een gebroken, driehoekig fronton, bewerkt segment en obelisk als topstuk. De flankerende voluten dragen gebeeldhouwde, zittende vrouwenfiguren, waarvan het linker met palet en penseel als attributen de Schilderkunst verbeeldt. Door het ontbreken van duidelijke attributen, valt het rechter beeld moeilijk te identificeren. In het gevelontwerp draagt één van de beelden een driehoek, wat op de Bouwkunst zou kunnen wijzen. De fioelen rusten op portretmedaillons in renaissancestijl, die wellicht 16de-eeuwse kunstenaars voorstellen. Het portaal in de rechter travee wordt bekroond door een entablement en een driehoekig fronton met siervaas, op voluutconsoles; de getraliede, rechthoekige vensters van de pui zijn tijdens het interbellum verbouwd tot garagepoort. Verder beantwoordt de opstand aan een regelmatig ordonnantieschema, met een register van rondboogvensters met leeuwenkopsleutel, gebogen waterlijst, diamantkoppen en balustrade op de bel-etage. Getoogde vensters met sluitsteen, respectievelijk een baksteenmozaïek in de borstwering of een onderdorpel op de tweede en derde verdieping. Een gebroken, klassiek hoofdgestel met houten kroon- en tandlijst op trigliefconsoles vormt de gevelbeëindiging. Houten inkomdeur en garagepoort met siersmeedwerk uit het interbellum; vernieuwd vensterschrijnwerk.
De plattegrond beantwoordt aan de typologie van de bel-etagewoning die uit een hoofdvolume en een smalle achterbouw in entresol bestaat, ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1897#223.