Teksten van Woning Gustaaf Jacobs, architectenwoning Jan Jaak Jacobs

https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/7733

Woning Gustaaf Jacobs (herinventarisatie 2016) ()

Woonhuis in nieuwe zakelijkheid naar ontwerp uit 1935 van Jan Jaak Jacobs, opgericht als woning voor zichzelf en zijn vader Gustaaf. Jacobs richt er ook zijn architectenpraktijk en kunstatelier in. In 1951 is de woning ingrijpend verbouwd naar ontwerp van Albert Leys in opdracht van het echtpaar Van Erp-Govaerts. Omstreeks 2012 onderging het pand renovatiewerken, waarbij het interieur opnieuw sterk is aangepast.

Jan Jaak Jacobs werkte het eerste deel van zijn vijfjarige stageperiode in het atelier van de architect Joan Coninck Westenberg waar hij in contact kwam met diens gematigde modernistische ingesteldheid. Het tweede deel van zijn stage liep hij bij Léon Stynen, waar hij in een progressiever architectuurklimaat terechtkwam, onder invloed van het purisme van Le Corbusier en het functionalisme van het Bauhaus. Tot de belangrijkste realisaties die Stynen in deze periode tot stand bracht, horen het Casino van Knokke, de eigen woning aan de Camille Huysmanslaan te Antwerpen, en Résidence Elsdonck aan de Prins Boudewijnlaan te Wilrijk.

Nog maar net als zelfstandig architect gevestigd, werkte Jacobs zich al in 1934 met zijn eerste realisatie in de kijker: de nieuwe woning in opdracht van vader Gustaaf Jacobs met ruimte voor zijn eigen architectenbureau. Het gold als het eerste manifest van de beginnende architect, volledig in lijn met de toenmalige avant-garde, en vernieuwend zowel qua vormgeving en bouwtechniek als wat betreft typologie en ruimtebeleving. Zijn deelname aan de Prijskamp voor Bouwkunde 1935 van de Koninklijke Maatschappij der Bouwmeesters van Antwerpen, met als opgave een "Centrum van Onderwijs voor Schone Kunsten", werd bekroond met een tweede prijs ex aequo (eerste prijs niet toegekend). In deze jaren combineerde Jacobs zijn beginnende architectenpraktijk met een actieve loopbaan als kunstschilder.

Veeleer bescheiden van opzet tekent Jacobs voor zijn eerste realisatie een opvallend gevelontwerp met een parement van witte natuursteenplaten waarin zich een beglaasde trapkoker aftekent. Een ander sprekend modernistisch voorbeeld van een integrale gevelbekleding in witte natuursteen is de Brugse woning Breemersch, naar ontwerp van Nachman Kaplansky uit 1936. De achtergevel ontwerpt Kaplansky als een glazen vliesgevel. Jacobs maakt voor de gebouwstructuur gebruik van een staalskelet, gecombineerd met gewapend beton voor de roosteringen en voor de opbouw van de voorgevel. Daardoor kan hij de inwendige ruimte inrichten volgens een vrij plan. Dergelijke vooruitstrevende constructiemethode met gemengd gebruik van gewapend beton en ijzer sluit aan bij de woning Strybol in de Tentoonstellingslaan, naar ontwerp van Géo Brosens uit 1936, waar de mogelijkheden van het vrije plan enkel in de bovenbouw zijn aangewend.

Het progressieve ontwerp van Jacobs onderscheidt zich van de omgevende bebouwing in de Tentoonstellingswijk die doorgaans getuigt van een gematigd modernistisch karakter: rijwoningen met een baksteenparement (met gemengd gebruik van dragende bakstenen muren en beton voor de roosteringen) rustend op een natuurstenen sokkel en met meer traditioneel uitgewerkte achtergevels (rechthoekige vensters) al dan niet door middel van balkons uitgevend op een kleine stadstuin.

Bij verbouwingswerken van vóór 1951 ging de vooruitstrevende binnenindeling wellicht grotendeels verloren waarbij de glazen vliesgevel werd opgeofferd voor een traditionalistisch geïnspireerde twee traveeën brede baksteengevel. Omstreeks 1951 onderging het pand opnieuw ingrijpende aanpassingswerken waarbij het uitgepuurde karakter van de façade deels teniet ging. Toen is ook het interieur verder gewijzigd.

Voorontwerpen

De archiefbescheiden voor de Vlaamsekunstlaan 45 leveren twee ongedateerde en ongesigneerde ontwerpen (enkel grondplannen) getiteld model 'standerd', en zeer waarschijnlijk getekend door Jacobs. Hoewel de opmerkelijke binnenindeling met trappenhuis aan straatzijde hernomen is in de woning Jacobs, betreft het hier wellicht geen concrete voorontwerpen dan wel standaardontwerpen voor rijwoningen. Telkens wordt een rechthoekig perceel getoond, maar met een variërende breedte van 5 en 7 meter. De woning Jacobs is conform één van deze voorontwerpen 7 meter breed, maar is gebouwd op een achteraan afgeschuind perceel.

De ongedateerde plannen geven een compact, drie bouwlagen hoog bouwvolume weer op een ondiep en nagenoeg vierkant grondplan, waarbij een streven naar maximale ruimtewerking centraal staat. De architect opteert telkens voor een progressieve vormgeving met een gesloten façade en opengewerkte achtergevel gericht op het binnengebied. In één ontwerp is het bouwvolume op de begane grond aan rechterzijde over de volledige bouwdiepte geopend (op de verdiepingen overbouwd) in functie van een zijdelingse toegang vanaf de straat tot de woning, middels een betegeld pad dat leidt naar het terras aan de achtergevel.

Beide ontwerpen tonen een ongebruikelijke plattegrond met trappenhuis centraal aan de voorgevel, waarrond de inwendige ruimte georganiseerd wordt. In de ontwerptekening met onderaan deels open bouwvolume wordt geopteerd voor een steektrap, die evenwijdig met de straat is ingeplant. In het tweede ontwerp is de steektrap vervangen door een wenteltrap. Dit concept wijkt af van de gangbare enkelhuisindeling met smalle toegangstravee en een bredere travee voor de woonvertrekken. Verder experimenteert de architect met vides, die de ruimtelijke werking versterken. Daarnaast wordt de woning geritmeerd door terrasuitsprongen op verschillende niveaus, met afwisselend gebogen en rechthoekige vormen, die het bouwvolume een sober plastisch karakter verlenen.

Exterieur

Net als de voorontwerpen toont de goedgekeurde bouwaanvraag een compact bouwvolume en een inplanting van de circulatieruimten aan de straatzijde, ditmaal twee naast elkaar gelegen wenteltrappen rechts naast de toegang vanaf de straat. De eerste trap naast de inkom ontsluit de eigenlijke woonvertrekken die het souterrain, de begane grond en de eerste verdieping innemen. Aansluitend leidt een tweede spiltrap naar het boven gelegen atelier, bureau en terras bestemd voor de architect-kunstenaar.

De progressieve planindeling wordt vertaald in een uitgepuurde gevelopstand: een parement van natuursteenplaten voor de gesloten voorgevel waarin zich een beglaasde trapkoker aftekent als verbinding tussen de eerste en tweede verdieping, en die treffend de overgang tussen wonen en werken (creëren) markeert. Contrasterend met de gesloten voorgevel ontwerpt Jacobs opengewerkte en op het zuiden gerichte achterkamers (leefruimte en slaapkamers), overvloedig voorzien van daglicht dankzij de als glazen vliesgevel geconcipieerde achtergevel.

Terwijl de inwendige structuur bestaat uit een staalskelet, is gewapend beton gebruikt voor de roosteringen (cofralo welfsels), de buitenterrassen en de trappenhuizen. Ook de draagstructuur van de voorgevel is uitgevoerd in gewapend beton (wand van 8 centimeter dik verstevigd door een raamwerk van drie pijlers en dwarse balken), waartegen witstenen platen (wellicht Brauvillier met een dikte van 8 centimeter) met bronzen doken bevestigd zijn.

Gesloten van opzet is het vlakke, onversierde gevelfront geordonneerd in twee ongelijke, nagenoeg blinde traveeën. De inkomtravee heeft een gedrongen en sober vormgegeven toegangsdeur (later verbreed) waarboven oorspronkelijk tegen de dakrand een rechthoekig atelierlicht zat. Door het dichten van dit venster, is de deurtravee nu grotendeels blind, op de twee opvallende, cirkelvormige verluchtingsgaten na.

De bredere venstertravee is opengebroken door een rechthoekig venster op de begane grond. Dit grote venster vervangt het hoog geplaatste bandraam dat in het ontwerp was voorzien en verzwakt het gesloten karakter van de gevel. De halfronde, beglaasde erker die de twee verdiepingen verbindt, trekt alle aandacht naar zich toe. Het glasvlak van het traplicht was conform de bouwvoorschriften opgebouwd met gebogen ruiten [...] volgens den cirkelvorm der loggia, in bezandstraald of scheikundig gemateerd spiegelglas. Het buitenschrijnwerk van vensters en deuren is uitgevoerd in staal, geleverd door firma L. Van Boeckel, gevestigd aan de Mechelsesteenweg te Lier. Later werd het oorspronkelijke karakter van de trapkoker met de gebogen beglazing verstoord door een vervanging van de koker met een gefacetteerde constructie van aluminium kaders met structuurglas.

Dit dominante verticale element wordt in evenwicht gehouden door de contrasterende bescheiden vorm van de patrijspoort ter hoogte van een tussenverdieping. Het dakterras was afgewerkt met een metalen buisleuning die met een kromming aansloot op het atelierlicht, met dakrand in blauwe hardsteen. Dit element werd verwijderd.

In het ontwerp van Jacobs kreeg de volledig beglaasde achtergevel een duidelijke geleding per bouwlaag waarbij de ijzeren dragende liggers met betonvloeren werden afgedekt door een bekleding in witte natuursteen. De slaapkamers waren onderaan voorzien van een afschermende glasstenen boord van een kleine meter hoog. Waar de bovenste bouwlaag terugwijkend was ontworpen in functie van een gevelbreed terras, kreeg de eetplaats op de eerste verdieping een uitpandig terras met wenteltrap naar de tuin, uitgevoerd in gewapend beton. In 1951 ging dit vooruitstrevende element echter volledig verloren voor een traditionele bakstenen gevel.

Interieur

Ontwerp

Het gebruik van een staalskelet liet Jacobs toe om de binnenruimten te organiseren volgens een vrij plan, waarbij de traditionele enkelhuisindeling met inkom- en woontraveeën verlaten werd. De verbouwingen van 1951 deden dit grotendeels teniet.

Naar gelang de functie (dienstruimten in souterrain, leefruimten op begane, grond, slaapvertrekken op verdieping waarboven bureau en atelier) voorzag Jacobs in zijn ontwerpen een individuele planindeling, met kamers die van elkaar gescheiden zijn middels kastenwanden en dunne, niet dragende luginowanden. In functie van een goede isolatie ontwierp Jacobs een compact bouwvolume en voorzag hij een integrale wand- en plafondbekleding in kurk (Robinson/Tentest van 2,5cm dik).

De compacte inkom met vestiaire sluit onmiddellijk aan op de eerste wenteltrap die toegang verleent tot het souterrain, met aan straatzijde een kolenkelder en daarachter een ruime was- en bergplaats, bekleed in voetpaddallen, en aansluitend een terras met tuin, alle 90 centimeter gelegen onder het straatniveau. De trap bedient ook de verhoogde begane grond die een duidelijke tweedeling vertoont: aan straatzijde een compacte secundaire blok waarbij het trappenhuis en de hoge inkom geflankeerd worden door een keuken. De rest van dit niveau wordt ingenomen door de L-vormige woonvertrekken met en-suite eetplaats, woonplaats aan tuinzijde en zithoek aan de straat. De eetplaats geeft uit op een terras middels grote metalen schuifdeuren (Perkes).

Ter verbinding van de begane grond met de eerste verdieping loopt de wenteltrap uit in een steektrap langs de voorgevel, die afgezoomd wordt door een gang. De straatzijde wordt hier nadrukkelijk ingenomen door de twee trappenhuizen, links geflankeerd door een wc en rechts door een klein bureel met schrijftafel. De eerste verdieping wordt grotendeels ingenomen door op de tuin gerichte nachtvertrekken: een grote en kleine slaapkamer, links afgezoomd door een langgerekte badkamer met stortbad voor gemeenschappelijk gebruik. De tweede, beglaasde en deels uitpandige traphal met ijzeren leuning leidt naar de werkruimten van de architect- beeldend kunstenaar. Die omvatten een goed verlicht atelier (plat licht overgaand in breed, noordgericht straatvenster) en een achterliggend bureau uitgevend op een terras waar een stalen ladder leidt naar het bovenliggend dakterras. Het terras is voorzien van een vloer in betondallen. Waar de binnendeuren uitgevoerd zijn in grenenhout met triplexbekleding in oregon-pine, zijn de schuifdeuren uitgevoerd in metaal.

Voor de eetkamer, keuken, wc en inkom voorzag Jacobs een granitobevloering (Ceramosa) en voor de vloeren van leef- en slaapruimten een linoleumbekleding. Schouwmantels werden bekleed met marmer (Hennuyères). De eigenaar verfraaide het interieur verder met cubexmeubelen.

Uitvoerings- en aanpassingswerken vóór 1951

Verbouwingsplannen uit 1951 geven aan dat het plan libre, kenmerkend voor het interieurconcept van Jacobs, reeds voordien was aangepast en mogelijk afwijkend van de oorspronkelijke bouwplannen is uitgevoerd. Zo wordt teruggegrepen naar een traditionele enkelhuisopstand, waarbij de keuken zich niet bevond op haar voorziene locatie centraal aan de straatzijde maar aan de tuinzijde in de inkomtravee, met in de naastgelegen bredere travee een enfilade van salon en eetkamer. De ontsluiting van de eerste verdieping gebeurde niet (langer) via de inpandige spiltrap maar via een extra bordestrap tegen de scheimuur in de inkomhal. Op dit niveau was de badkamer verhuisd naar de straatzijde, achter de centrale beglaasde trapkoker, waardoor aan tuinzijde ruimte werd geboden aan twee grote slaapkamers. Ook op de tweede verdieping waren slaapvertrekken (in plaats van architectenbureau en atelier) ingericht aan tuinzijde, uitgevend op een gevelbreed terras.

Latere aanpassingswerken: 1951 en circa 2012

De eetkamer is omstreeks 1951 achteraan uitgebreid en in de leefruimte werd een traditionalistische bakstenen schouwmantel ingebracht. Bij de recente, eigentijdse verbouwingswerken van omstreeks 2012 is de structuurverhullende opdeling van het gelijkvloers weggenomen, waarbij een oorspronkelijk nagenoeg vrijstaande metalen staander centraal in de ruimte opnieuw zichtbaar werd. Verder verwijzen enkel de kelderverdieping, inkomhal, metalen draagstructuur en de beglaasde trapkoker nog naar de oorspronkelijke interieurbeleving.

  • Architectuurarchief Vlaanderen, Archief J.J. Jacobs, Briefwisseling en lastenboek Vlaamsekunstlaan 45.
  • Stadsarchief Antwerpen, Bouwdossiers, 18#882 en 18#28680.
  • DOBOIS M. 1996: De rijwoning. Een woningtype met een rijk verleden en een toekomst, Vlaanderen 45.259, 8-32.
  • EYCKERMAN T. 1989: Gids voor Antwerpen. Moderne architectuur, Turnhout, 136.
  • LOOSEN C. 2013: Verborgen Moderniteit. Een herwaardering van Interbelluminterieurs in de Tentoonstellingswijk, Antwerpen, onuitgegeven verhandeling, Monumenten- en Landschapszorg, Artesis Hogeschool Antwerpen, 39-52.

Auteurs:  Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. 2016: Woning Gustaaf Jacobs, architectenwoning Jan Jaak Jacobs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194400 (geraadpleegd op ).


Rijhuis ()

Rijhuis in stijl der nieuwe zakelijkheid, circa 1935 naar ontwerp van J. Jacobs. Nagenoeg blinde lijstgevel met parement van natuursteen, gemarkeerd door kolossale halfronde beglaasde erker (trappartij) in bovenbouw.

  • Gegevens verstrekt door T. Eyckerman.

Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs:  Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)


Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Woning Gustaaf Jacobs, architectenwoning Jan Jaak Jacobs [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7733 (geraadpleegd op ).