Complex van zes eengezinswoningen aan de Volhardingstraat, Serigiersstraat en Camille Huysmanslaan naar ontwerp van Eduard Van Steenbergen uit 1932. Het geheel bestaat uit vier seriewoningen aan de Volhardingstraat (nummers 70 tot 76), respectievelijk gebouwd in opdracht van de families Schmook, Van Hoof, Stappaerts en Breugelmans, en uit twee vrijstaande woningen, gelegen aan de Camille Huysmanslaan (nummer 83) en de Serigiersstraat (nummer 30), respectievelijk opgetrokken voor de families Leemans en Delaive. De sanitaire toestellen zijn geplaatst door Etablissements Troesch & Cie, S.A., gevestigd in de Lange Leemstraat.
Omstreeks 1958 en 1972 ondergaat de woning Leemans ingrijpende aanpassingswerken. In het kader van de bescherming als monument in 1988 vinden een jaar later instandhoudings- en herstellingswerken plaats bij de woningen Breugelmans en Van Hoof, onder leiding van Edward Van Steenbergen (zoon van Eduard).
Alle zes de families kwamen uit de bedienden-, bibliotheek- of de onderwijswereld. Ger Schmook (1898-1981), de initiële opdrachtgever van het wooncomplex, was directeur van de stedelijke bibliotheken van Antwerpen en bestuurder van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde. Schmook kreeg de toelating van staatssecretaris Goethals om één perceel aan de Volhardingstraat en de toen nog aan te leggen Serigiersstraat te verdelen onder vier bevriende families (Schmook, Stappaerts, Van Hoof en Breugelmans) en hierop een eenheidsbouw te realiseren. Schmook stelde Van Steenbergen aan als architect voor het project, die op 1 juni 1932 een ontwerpplan had opgemaakt. Wellicht op initiatief van de architect werd het project van Schmook uitgebreid. Terwijl de vier woningen aan de Volhardingstraat in opbouw waren, realiseerde Van Steenbergen op 22 augustus en 1 september van hetzelfde jaar het ontwerpplan voor de bouw van twee extra woningen aan oostelijke zijde, respectievelijk voor rekening van de families Leemans en Delaive. Hierdoor kon Van Steenbergen zijn basisconcept met gemeenschappelijke binnentuin realiseren.
Het ensemble van zes woningen aan de Volhardingstraat is één van de hoogtepunten uit het oeuvre van de Antwerpse architect Eduard Van Steenbergen, een vooraanstaande Belgische modernist. Geschoold in de ambachtelijke bouwtraditie, start hij zijn praktijk in 1921 met de oprichting van een aantal stedelijke woningen in de geest van Arts & Crafts en aan de Amsterdamse School en Hendrik Petrus Berlage refererende stedelijke panden. Geïnspireerd door Berlage en het stedenbouwkundige gedachtegoed van Raymond Unwin ontwikkelt hij vanuit een uitgesproken sociale gedrevenheid een sobere maar doorleefde baksteenarchitectuur. Vanaf 1930 richt hij zich steeds meer op het internationaal functionalisme, waarbij hij op eigenzinnige wijze vorm geeft aan moderne uitgangspunten van ruimte, licht, lucht en groen. In samenwerking met Alfons Francken synthetiseert Van Steenbergen deze kernwaarden in het onuitgevoerde project van de Moderne Stad: een complex van 84 luxe-appartementen met clubgebouw en een groen middenterrein, op te richten op de gronden van de Wereldtentoonstelling. Daarnaast realiseert Van Steenbergen in deze periode een reeks gebouwen van uiteenlopende typologie en schaal, die alle blijk geven van eenvoudige, functionele plattegronden en een uitgewerkte interieurinrichting (glas in lood, meubilair). Getuige hiervan zijn stand voor de Federatie van Vakbonden op de Antwerpse Wereldtentoonstelling van 1930, de uitbreiding van het sanatorium De Mick in Brasschaat en verschillende woningen zoals de dubbelwoonst Zilverbron in Brasschaat (1932).
Dit project voor een eenheidsbebouwing aan de Volhardingstraat, op een ruim en beboomd perceel, sluit aan bij de initiële doelstelling van de stad om een rustige wijk met klasse en standing te creëren, in een groene omgeving en in harmonische aanéénschakeling met de wijken rond het Nachtegalenpark, het Koning Albertpark en de Jan Van Rijswijcklaan. Tijdsgenoten van Eduard Van Steenbergen celebreren in eigentijdse vakbladen zijn moderne visie op wonen, waarbij het collectieve gedachtegoed de individualistische behoeftes van de traditionele burgerwoning overstijgt, treffend veruitwendigd in een harmonieus en in daglicht badend architecturaal geheel rondom een gemeenschappelijke binnentuin. Tegelijkertijd fulmineren deze architectuurcritici tegen de snel toenemende perceelversnippering in de Tentoonstellingswijk. Hierbij wordt teruggegrepen naar een aanéénsluitende indeling met lange, smalle percelen waarbij gevels aan de rooilijn worden opgetrokken ten koste van de groene omgeving en een efficiënt ruimtegebruik, ondanks de stichtende voorbeelden van progressieve architecten als Geo Brosens (Camille Huysmanslaan 92-94), Huib Hoste (Volhardingstraat 71) en Eduard Van Steenbergen.
Het bouwblok van 1381 vierkante meter heeft de vorm van een onregelmatige vijfhoek, die omzoomd wordt door drie niet haaks op elkaar staande straten: Volhardingstraat (west) en twee dwarsstraten Camille Huysmanslaan (noord) en Serigiersstraat (zuid). Het complex met bebouwde oppervlakte van 635 vierkante meter is onderverdeeld in zes ongelijke, smalle en lange percelen, waarop Van Steenbergen evenveel woningen opricht. Deze constructies zijn vanaf de straatzijden herkenbaar als drie even hoge bouwvolumes van telkens drie bouwlagen onder platte bedaking, met uitzicht op dezelfde binnentuin. Aan de Volhardingstraat ontwerpt de architect een oost-westgeoriënteerde éénheidsbebouwing van vier aanéénsluitende woningen. Dwars hierop georiënteerd en ervan losstaand (achter de hoekwoningen) zijn nog twee individuele en halfvrijstaande panden, gebouwd op iets grotere percelen aan de rooilijn van de Camille Huysmanslaan en de Serigiersstraat.
De inplanting van dit wooncomplex rondom een groep van reeds volgroeide beukenbomen, met open zicht vanuit de dwarsstraten middels lage afsluitpoorten, is uniek in de Tentoonstellingswijk. Dit ruimtelijke stedenbouwkundige concept is vrij gaaf bewaard gebleven, met uitzondering van enkele latere aanpassingen in de Camille Huysmanslaan. Zo zijn in 1954 en 1960 terugwijkend ingeplante garagepoorten opgericht respectievelijk in functie van de woning Breugelmans en Leemans. De oorspronkelijke, metalen afsluitpoortjes met gechromeerde handvaten - waarvoor een afzonderlijke bouwaanvraag was ingediend - zijn verdwenen. De toegangspoorten aan de Serigiersstraat zijn (eventueel later aangepast) nog aanwezig. De oorspronkelijke indeling van de groene binnenruimte in (privé)tuintjes met breuksteenpaadjes en lage afzomende haagjes is vandaag nagenoeg verdwenen of overwoekerd, met nog één oude beuk aan de Serigiersstraat.
Van Steenbergen slaagt erin om het complex als één architectonisch geheel te ontwerpen waarbij iedere entiteit toch een duidelijke individuele vormgeving krijgt, aansluitend bij de woning Zilverbron te Brasschaat. Het complex laat zich wat de gevelopbouw betreft onderscheiden in drie woningtypes. Een eerste type wordt vertegenwoordigd door het bouwblok aan de Volhardingstraat, waar de hoekwoningen en de twee middelste woningen als één geheel zijn opgevat, nagenoeg symmetrisch ontworpen volgens een spiegelend schema. De twee hiervan losstaande woningen kregen elk een individuele vormgeving, volgens eenzelfde basisschema.
Door de verhoogde situering van de private leefvertrekken, beantwoordend aan de typologie van de bel-etagewoning, wordt het gezinsleven visueel onttrokken aan het publieke straatleven (onder meer door het gebruik van geïntegreerde plantenbakken), terwijl achteraan een betere belichting en uitzicht geboden wordt op de tuin. Een harmonische overgang van de leefvertrekken naar de lager gelegen semi-collectieve tuin komt tot stand middels in- en uitpandige terrassen, en verbindende steektrappen. Het bovenste gedeelte is opengewerkt met bandramen voor de woon- en bovenliggende slaapvertrekken rustend op een gesloten, als sokkel uitgewerkte begane grond, waarin de dienstvertrekken ingericht zijn. De massieve sokkel verleent de bovenbouw een zwevend, onthecht karakter.
De constructie vertoont een gemengd gebruik van dragende baksteenmuren en elementen in gewapend beton. Dit laatste is gebruikt voor de vloer en het draagskelet (balken en kolommen) van de bel-etage, de badkamervloer en voor de buitenterrassen (inclusief trap). Van Steenbergen voorzag voor het overige houten roosteringen en metalen liggers waar gewapend beton niet geschikt was.
Het ontwerp benadrukt het subtiele plastische karakter en het horizontale streven van de onversierde baksteenvolumes middels over alle gevels doorlopende, zuinige variaties in metselverband, kleurstelling en gevelprofilering. De bovenbouw heeft een parement van donkergele (oranje) Hollandse baksteen (Tegelen, Romeins formaat 22x11x4 centimeter) in klezoorverband met Dudokvoeg – dieperliggende lintvoegen in combinatie met platvolle stootvoegen, rustend op een gedrongen sokkel, uitgevoerd in donkerrode baksteen in halfsteens verband.
De scheiding tussen beneden- en bovenbouw is nog versterkt door een terugwijkende band in zwart verglaasde baksteen, net als de sokkel uitgevoerd in halfsteens verband. Verder worden de vooruitgezette sokkels bekroond met overhoeks doorlopende plantenbakken, als buffer tussen de straat en de privévertrekken. De tegenstelling komt verder tot uiting in de sobere metalen toegangsdeuren (met boven- en zijlichten) met een zware omlijsting in travertijn (mat), waarboven gevelbrede vensterregisters het onthecht karakter van woon- en slaapvertrekken benadrukken. Deze registers, smaller uitgevoerd op de bovenste verdieping in functie van de slaapkamers, zijn voorzien van tussenliggende vensterposten in (overhoeks doorlopende) rode parementbaksteen. Op die manier verkrijgt het gevelfront een ritmische opeenvolging van expressieve banden. Het horizontale streven wordt nog versterkt door de geprofileerde omlijsting in travertijn boven de toegangsdeuren en de belijning in blauwe hardsteen voor treden en onderdorpels van de inkomdeuren. In de hoofdgevels geven de verspringende raampartijen ter hoogte van de woonkamers het inwendige gebruik van split-levels aan met passend stalen buitenschrijnwerk (horizontaliserende roedeverdeling). Verdere ritmering komt tot stand door gaaf bewaarde, fijne metalen borstweringen in buismetaal voor de terrassen en lage vensterpartijen.
De straat- en tuingevels zijn duidelijk verschillend opgevat. Waar de straatgevels zich laten kenmerken door eerder vlakke gevelfronten aansluitend bij de rooilijnbebouwing, worden de zes entiteiten aan tuinzijde benadrukt door een plastisch geveluitwerking met baksteenvolumes en open in- en uitspringende terrassen, net als de afbakening van de binnentuintjes afwisselend afgerond en rechthoekig uitgewerkt.
Karakteristiek voor het uniforme bouwblok van vier woningen aan de Volhardingstraat is de dynamische maar sobere plastische vormgeving. Zo vangen de hoekwoningen middels licht naar voren geknikte muurdelen de schuine hoek met de dwarsstraten op, waartussen de centrale middenbouw in de bovengevel concaaf is uitgewerkt. Opvallend zijn de brede, sterk horizontaliserende bandramen van de middenwoningen. Op de begane grond van dit middendeel zijn aan weerszijden gekoppelde toegangsportalen voorzien. Hier wordt de ruimtelijk opgevatte bovenbouw gedeeltelijk getemperd door een vooruitgezette, aan de zijkanten afgeronde sokkel die dezelfde hoogte heeft als de inkomdeuren en bovenaan is afgewerkt als overhoeks doorlopende plantenbak. Een voorontwerp toont dat aanvankelijk een nog strakkere straatgevel met een vlak middendeel en afgeschuinde zijkanten was voorzien.
Het inkomportaal van de woning Stappaerts (nummer 74) toont een afwijkende indeling met drie dezelfde metalen deuren - waarvan het rechter exemplaar vast is - in plaats van één. Dit is een aanpassing uit 1951 naar ontwerp van architecten François Dens en Arie Landwaard, waarbij de oorspronkelijke tweedelige poortdeuren (wellicht een garage) zijn uitgebreid met een deels beglaasde toegangsdeur.
De voor- en zijgevels zijn nog oorspronkelijk, afgezien van het stalen vensterschrijnwerk (wellicht groen afgewerkt aansluitend bij de vandaag verdwenen koperen raamtabletten) dat aan straatzijden in een latere fase integraal is vervangen in aluminium (nummer 74 door Appel en Welslau in 1967). Omstreeks 2014 is dit schrijnwerk voor de drie rechter panden opnieuw vervangen in thermisch onderbroken stalen schrijnwerk, met herneming van de oude roedeverdeling en de vermoedelijk oorspronkelijke groene kleurstelling, uitgevoerd door Turnhoutse Metaalwerken (Janisol Arte, zeer slank profiel).
Verder zijn de deuromlijstingen in travertijn van de woningen Van Hoof en Breugelmans (nummers 72 en 76) naar oud model vernieuwd in 1989 onder leiding van Edward Van Steenbergen, met aanpassing van de beglazing boven de deur en van het huisnummer. Ook de deuromlijsting van de woning Stappaerts (nummer 74) is gedeeltelijk vernieuwd.
De zijgevels zijn uitgevoerd als elkaars spiegelbeeld, waarbij de visuele eenheid primeert boven de uitdrukking van de inwendige structuur. De massieve sokkel is enkel opengewerkt met patrijspoorten, waarboven een smal bandraam (tegen de hoek) als bijkomende verlichting van de woonvertrekken.
Dit geldt ook voor het staand slaapkamervenster op de verdieping. Het ontwerpplan toont nochtans een meer gesloten uitwerking van de linker gevel, zonder slaapkamervenster.
In de achtergevel zijn duidelijk vier entiteiten te onderscheiden, in essentie symmetrisch en volgens een spiegelend schema ontworpen. Doorlopend vanaf zij- en voorgevel is de plint voorzien in rode baksteen, hier niet geprofileerd maar in het gevelvlak uitgevoerd, slechts geopend met ronde patrijsvensters (kelder en toilet) die verscholen zijn achter de uitpandige terrassen met steektrappen. De halfrond uitkragende terrassen van de hoekwoningen dragen op een halfopen bakstenen sokkel die doorloopt in de zijgevels.
Van Steenbergen legt de nadruk op de gekoppelde, deels als erkers uitgebouwde, gevelhoge beglaasde trappenhuizen, die afwisselend vlak en halfrond zijn uitgewerkt. Een voorontwerp toont slechts één halfrond uitgewerkte traphal in functie van de hoekwoning Schmook. Opvallend is de asymmetrisch geplaatste, ook halfrond beëindigde baksteenuitsprong van de woning Van Hoof (nummer 72), in functie van de keuken op de begane grond en voor de bovenliggende badkamer. Het gevelfront is zoveel mogelijk opengewerkt met regelmatig geordonneerde grote vensters, en terrassen op de bel-etage, voor maximaal uitzicht op de tuin, met contrasterende smalle (intieme) bandramen voor de badkamers op de verdieping en een massieve benedenverdieping. Dit geldt ook voor de gesloten muurdelen die de monumentale traplichten flankeren, geritmeerd door patrijspoorten ter verlichting van de toiletten, kelder- en bergruimten.
De tuingevels zijn vrij gaaf bewaard gebleven, waarvan getuige de fraaie gevelhoge gekleurde glasramen. Enkel de indeling van woning Stappaerts (nummer 74) is gewijzigd door inbreng van een extra deur naar het terras aan linkerzijde (bij aanpassing van keuken tot eetkamer), waarbij een onaangepaste gevelbrede luifel (beglaasd staal) is voorzien. Verder zit in de achtergevel nog een diversiteit van stalen (oud en nieuw) en aluminium schrijnwerk, met een opvallende, niet oorspronkelijke beglaasde metalen luifel van de woning Stappaerts. Achteraan zijn de oorspronkelijke keukenluifels verdwenen of vervangen door glazen exemplaren met stalen lijst.
De twee bouwlagen hoge, eerder compacte gezinswoningen met rechthoekig grondplan zijn opgevat als halfopen bebouwing. Beide woningen waren oorspronkelijk achteraan voorzien van een halfrond uitstekend volume dat aan de tuin opengewerkt was met terras(sen), steunend op een halfopen sokkel. Van Steenbergen ontwerpt voor beide woningen een horizontaliserende verbinding tussen (voor-), zij- en achtergevel die tot stand komt middels doorlopende bakstenen borstweringen, die bovenaan zijn uitgewerkt als plantenbakken. De twee traveeën brede achtergevel is telkens opgevat als een eigentijdse interpretatie van de traditionele enkelhuisopstand. Voor de rest krijgen beide woningen een individuele vormgeving met variaties voor de in- en uitspringende muurdelen en de gevelordonnantie. De bovenbouw rust op een sokkel waarin kleine rechthoekige kelderlichten zijn uitgespaard. Waar de woning Delaive (nummer 30) gaaf bewaard bleef, onderging de woning Leemans (nummer 83) na 1945 ingrijpende aanpassingswerken.
Camille Huysmanslaan 83
De woning aan de Camille Huysmanslaan laat zich kenmerken door een driedelige opbouw, afwijkend van de tweedelige geleding die de architect voor de andere woningen toepast: een sokkel waarboven een aan de zijgevel uitkragende bovenbouw met terugwijkende hoge dakrand. De opdeling is visueel benadrukt door een belijning in het metselwerk. De sokkel, die lager uitgewerkt is dan bij de éénheidsbebouwing in de Volhardingstraat, is in een latere fase aangepast en ter hoogte van de voorgevel heropgemetseld in het vlak van de bovenbouw.
Verder is de voorgevel vrij gesloten opgevat met toegang aan linkerzijde en op de bel-etage een bandraam, dat aan rechterzijde lager is uitgewerkt ter benadrukking van het niveauverschil in de woonkamer. Op de hoogste verdieping is boven de inkompartij een patrijspoort voorzien in functie van een kleine slaapkamer. De beglaasde metalen toegangsdeur met zijlicht (horizontaliserende roedeverdeling) is wellicht na 1958 verbreed met aangepaste omlijsting in travertijn, waarbij de oude bovenlichten zijn verdwenen. De zijgevel is in de bovenbouw opengewerkt met een gevelbreed bandraam op elk niveau, waarbij het bovenste smaller is opgevat, met aan linkerzijde een ondiep balkon voor de grote slaapkamer. Een voorontwerp toont daarentegen twee identieke smalle bandramen, beide aan linkerzijde lager uitgewerkt met metalen borstwering. De vensterpartijen zijn terugwijkend geplaatst in functie van een afzomende plantenbak.
Vergelijkbaar met de langsbouw aan de Volhardingstraat, is de achtergevel van de woning opvallend ruimtelijk en dynamisch ontworpen. Aansluitend aan de woonvertrekken en bovenliggende badkamer zijn diepe, halfrond beëindigde en open terrassen voorzien, bekroond door een ‘zwevende’ band, volgens de bouwtoelating geritmeerd door een (niet uitgevoerde) open roostering. Beide terrassen zijn ondersteund door een met geglazuurde tegels beklede betonpijler, met op de bel-etage een contrasterende metalen buisleuning. De terrassen rusten op een voor de helft geopende sokkel waarlangs een wenteltrap oorspronkelijk naar de tuin leidde.
In de inkomtravee was oorspronkelijk een terugwijkend, één bouwlaag hoog keukenvolume onder platte bedaking, voorzien van een groot venster, uitgevend op de tuin. Een centraal en verticaliserend schouwlichaam vormt een tegengewicht voor de horizontale terrasuitsprongen. Deze uitsprongen zijn dichtgemetseld in 1958 met een gelijkaardige gevelsteen, waarin toen traditionele raampartijen zijn ingebracht, onder een onaangepaste houten kroonlijst. Het keukenvolume is in 1972 verhoogd met een extra bouwlaag. Het stalen vensterschrijnwerk is vervangen in aluminium, met breed profiel, waarna recent de bandramen van de slaapkamers in de zijgevel opnieuw zijn vervangen in witgeschilderd stalen schrijnwerk met nieuwe metalen borstwering.
Woning Serigiersstraat 30
De klemtoon ligt op de gelijkwaardig ontworpen voor- en zijgevel, beide twee traveeën breed en regelmatig geordonneerd met rechthoekige vensters, wat afwijkt van de voor dit complex kenmerkende bandramen. Alle vrijstaande gevels zijn verbonden door een overhoeks uitkragende borstwering op de bel-etage, achteraan doorlopend in een halfrond uitgewerkt terras. Boven het inkomportaal kreeg de woonkamer een vensterdeur met metalen borstwering.
In de achtergevel voorziet Van Steenbergen in de inkomtravee een achterbouw met keuken en bovenliggende badkamer. De venstertravee kreeg een terras dat aansluit op een terugspringende woonkamer. Het terras is volgens de bouwtoelating fraai beëindigd met een onuitgevoerde sculptuur op hoge sokkel (bekleding in geglazuurde tegels met gestreepte banden zoals de draagkolom van woning Leemans), aansluitend op de tuin middels een steektrap. Het stalen buitenschrijnwerk is gaaf bewaard gebleven.
Globaal kregen de vier woningen in de eenheidsbebouwing een zeer rationele indeling, waarin de verticale en horizontale circulatieruimte het louter functionele overstijgt en bijdraagt tot de beleving van de woning. Alle woningen hebben een splitlevel opbouw die een dynamische circulatie tussen kelder, begane grond en bel-etage toelaat. Zo organiseert de architect de kelderruimten onder de aan tuinzijde gelegen eetkamer, keuken en spijskast, terwijl aan straatzijde ruimte geboden wordt aan de woonvertrekken met niveauverschil, waarbij de werkruimte boven de inkom gelegen is.
De ruimten zijn gesitueerd aan drie zijden van een monumentaal trappenhuis met bordestrap, die de spil vormt van de woning. Karakteristiek in alle woningen is het gevelhoge traplicht met gekleurd glas-in-loodraam (herhalende geometrische motieven) dat in de buitenste panden als kwartrond membraan in de halfronde uitsprong is ontworpen en in de middenhuizen als vlak verticaal licht met op de begane grond een toegangsdeur tot de tuin. In de hoekwoningen is de traphal tweeledig opgevat, vanaf de bel-etage dwars gedraaid ten aanzien van de begane grond, in de halfronde geveluitsprong. Aansluitend bij de gevelbehandeling wisselt van Steenbergen ook in het interieur rechte en ronde muurdelen af.
Met een brede toegang van straat naar tuin, bevat de begane grond vooraan een vestiaire en toilet, afgescheiden door een manshoog tussenmuurtje (niet bij nummer 74). Contrasterend met de gedrongen toegang, schaars verlicht door drie bovenlichten van de voordeur, leidt de inkomhal naar een in het licht badend trappenhuis. Van hieruit is toegang tot meerdere kelders met nutsfuncties, verlicht vanuit de tuin, én tot de hoger gelegen woon- en slaapvertrekken.
Op de bel-etage voorziet het open planconcept voor de leefruimten in een interieur dat van alle kanten rechtstreeks en onrechtstreeks belicht is, met doorkijken, ook naar de tuin. In elk woning maakt het trappenhuis eveneens deel uit van de leefruimte, waarin het een monumentaal element vormt met uitzicht op de tuin. De leefkamer is telkens tweeledig opgevat, met de helft op een hoger niveau, van het lage gedeelte gescheiden door een open metalen borstwering. Drie van de woonkamers gaan over in een eetkamer aan de tuin, waarop elke keuken uitgeeft, met aansluitend een ruim terras met trap die leidt naar een met lage hagen gemarkeerde (privé)tuin. In de hoekwoningen zijn beide woongedeelten aan de Volhardingstraat visueel gescheiden door een knik in de voorgevel (in functie van de hoekverdraaiing), waarin een wenteltrapje de twee niveaus verbindt. Alle keukens (met aansluitend een spijskast) en bovenliggende badkamers zijn nagenoeg allemaal ingericht in een (licht) uitspringende achterbouw aan tuinzijde. In de rechter middenwoning (nummer 72) zijn deze functies gerangschikt in een opvallende, halfrond beëindigde uitsprong. De woning Stappaerts (nummer 74) is afwijkend ingedeeld met vestiaire, spijskast en keuken aan een vlakke achtergevel. In een latere fase is hier de keuken verplaatst in functie van een eetkamer. Verder zijn in de hoekwoningen achteraan L-vormige terrassen met halfronde uitsprong, minder diep uitgewerkt bij de woning Breugelmans (nummer 76), terwijl voor de middenwoningen een doorlopend rechthoekig platform is voorzien, met centraal een bakstenen scheidsmuurtje.
De tweede verdieping voorziet, afhankelijk van de noden van de opdrachtgevers, aan straatzijden twee (nummers 72 en 74), drie en vier (nummers 70 en 76) slaapkamers, aan de tuinzijde een ruime badkamer (bad, twee wastafels en bidet), afzonderlijk toilet en ook een bergruimte, alle uitgevend op de traphal en met grote vensters verlicht.
Beide halfvrijstaande eengezinswoningen hebben, ondanks de progressieve gevelvormgeving, een vrij traditioneel grondplan met enkelhuisopstand. De verschillende niveaus worden ontsloten door een bordestrap in de inkomtravee. Op de begane grond biedt de inkomtravee achtereenvolgens ruimte aan een enfilade van inkom, traphal en in de achterbouw een waskelder. In de brede, gesloten travee op de hoek zitten op het middenplan enkele bergingsruimten, enkel met een paar kleine raampjes in de zijgevel uitgevend op de tuin. Het bouwplan van de woning aan de Serigiersstraat onderscheidt op het middenplan van de begane grond een stoomkelder, kolen- en voorraadruimte, terwijl op het gelijkvloers een vestiaire aansluit aan de waskelder.
Op de bel-etage wordt de enkelhuisindeling grotendeels herhaald, met traphal in de smalle zijtravee en keuken in de achterliggende lagere aanbouw. De woonkamer neemt de volledige brede venstertravee in, en is opgevat als een open ruimte. Aan de straatkant loopt de woonkamer ook door in het hoger gelegen gedeelte voor het trappenhuis, terwijl achteraan een groot overdekt terras voorzien is, verbonden met de tuin door een buitentrap.
De tweede verdieping is in beide woningen anders aangepakt, zij het alle twee volgens het enkelhuispatroon dat we ook op de andere bouwlagen zien. De woning Delaive (nummer 30) herbergt in de smalle deurtravee aan straatzijde een kleine slaapkamer, daarachter de traphal en ten slotte een linnenkamer die uitgeeft op de badkamer in de achterbouw. In de venstertravee zitten twee grote, achter elkaar gelegen slaapkamers, aan tuinzijde uitgevend op een terras. De woning Leemans (nummer 83) voorzag op de bovenste verdieping aan de straatzijde in een kleine slaapkamer en op de hoek een grote met balkon, en in een ruime badkamer aan de tuinzijde, uitgevend op het oorspronkelijk overdekte terras. In functie van extra slaapkamers is de ruimte in twee fases aangepast en uitgebreid: in 1958 is het buitenterras geconverteerd tot slaapkamer en in 1972 is boven de keuken het bouwvolume verhoogd, waarbij ook de bestaande planindeling is gewijzigd, met verplaatsing van de badkamer naar straatzijde.
Zijn progressieve architecturale visie brengt Van Steenbergen ook tot uiting in de interieurbehandeling, waarvan getuige enkele fraai bewaarde perspectiefschetsen. In overeenstemming met de nabijgelegen eigen woningen van Stynen en Brosens aan de kruising van de Volhardingstraat en de Camille Huysmanslaan, beoogt hij een rationeel en dynamisch Gesammtkunstwerk waarbij eigen ontworpen vast en los meubilair (slaap-, woon en badkamer) samen met een aangepaste kleurstelling van vloeren, wanden en plafond (schilderwerken, geometrische tapijten,…) geïntegreerd worden tot een evenwichtig geheel. De wisselwerking tussen binnen en buiten, met doorzichten langsheen de verschillende ruimten staat hierbij centraal. Zo benadrukt hij in een aantal gevallen de langgerekte bandramen door laag en horizontaliserend uitgewerkte (open boeken)kasten. In de woning Schmook (nummer 70) bepaalde een gebogen canapé met geïntegreerde lamp eertijds de circulatie in de leefruimte (niet meer aanwezig).
De interieurs zijn opvallend goed bewaard gebleven, inclusief enkele exemplaren van vast en los meubilair onder andere uitgevoerd door Meubelfabriek J. Hermans-Van de Plas, gevestigd aan de Merodelei te Turnhout. Nog aanwezig zijn integrale (muur- en plafond)bekleding met grote triplexplaten van tropisch hout (Okoemé) die hij toepast in de woningen Stappaerts en Delaive (nummer 74 en nummer 30), een terugkerend motief in zijn woonhuizen. Ook een aantal binnendeuren zijn afgewerkt in dit materiaal (of beglaasd). Nog bewaard is het niveauverschil in de woonkamers met afscheidende metalen borstweringen en treden; en karakteristieke bakstenen schouwmantels met benadrukte horizontale voegen. Tot slot dienen de gaaf bewaarde traplichten in glas in lood vermeld te worden, een hoofdmotief in het oeuvre van de architect, ook toegepast als kleine glasraampjes in de badkamerdeuren die de nachtgang subtiel van daglicht voorzien.
Auteurs: Van den Borne, Steven
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Van den Borne S. 2016: Eenheidsbebouwing van zes woningen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/194573 (geraadpleegd op ).
Eenheidsbebouwing van zes woningen in nieuwe zakelijkheid, van 1932, ontworpen door E. Van Steenbergen in opdracht van zes intellectuelen uit de onderwijswereld.
Lange vleugel aan Volhardingsstraat wordt door een lage muur verbonden met twee afzonderlijke woningen respectievelijk in Camille Huysmanslaan en Serigiersstraat; inpandige ruimte met gemeenschappelijke tuin. Unieke, licht concave gevelwand met achteruitwijkende hoekpanden gemarkeerd door horizontale vensterregisters in bovenbouw, begane grond met sterk gesloten karakter. Tuinzijde met grotere afwisseling tussen open en gesloten gedeelten. Kleureffect door gebruik van zachtrode en donkergele baksteen.
Verzorgde binneninrichting en meubilering voor huizen Breugelmans, Delaive en Schmook ontworpen door Eduard Van Steenbergen.
Bron: PLOMTEUX G. & STEYAERT R. met medewerking van WYLLEMAN L. 1989: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Stad Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 3nc, Brussel - Turnhout.
Auteurs: Plomteux, Greet; Steyaert, Rita
Datum:
De tekst wordt ter beschikking gesteld door: Agentschap Onroerend Erfgoed (AOE)
Je kan deze tekst citeren als: Plomteux G. & Steyaert R. 1989: Eenheidsbebouwing van zes woningen [online], https://id.erfgoed.net/teksten/7738 (geraadpleegd op ).