Dokterswoning in eclectische stijl gebouwd in opdracht van de arts Ed. Jacquet, naar een ontwerp door de architect Jules Hofman (gevelinscriptie) uit 1909, uitgevoerd in 1910.
De dokterwoning Jacquet behoort het rijpe oeuvre van Jules Hofman, wiens zelfstandige loopbaan eind jaren 1880 van start ging. Vanaf 1892 kwam zijn praktijk goed op gang met opdrachten voor de Naamlooze Maatschappij voor het Bouwen van Burgershuizen in het Oostkwartier, waaronder "De Twaalf Duivelkens" in de Transvaalstraat. In 1909 werd Hofman als hoofdarchitect geëngageerd door de bouwmaatschappij “Vooruitzicht”, voor wie hij vóór de Eerste Wereldoorlog nog een groot aantal woningen ontwierp in de nieuwe verkavelde straten van de stad. Waar in zijn vroege werk vooral invloeden werden verwerkt van de neo-Vlaamserenaissance-stijl, leverde Hofman omstreeks 1900 in de wijk Zurenborg een belangrijke bijdrage aan de Antwerpse art nouveau, met opmerkelijke panden als “De Zonnebloem” en “De Tulp” aan de Cogels-Osylei.
Met een gevelbreedte van drie traveeën, omvat de rijwoning van het bel-etagetype vier bouwlagen onder een pseudo-mansarde (leien). De lijstgevel heeft een parement uit ivoorkleurige Silezische brikken in kruisverband, met gebruik van blauwe hardsteen voor de pui, speklagen, waterlijsten, lateien, kraagstenen en de omlijsting van het bel-etagevenster. Nadrukkelijk horizontaal geleed door waterlijsten en cordonvormende lekdrempels, beantwoordt de opstand aan een axiaal opzet. Korfboogopeningen doorbreken de sokkelvormende pui met geprofileerde plint, geaccentueerd door gekoppelde booglijsten op kraagstenen, en bewerkte sluitstenen in de uiterste traveeën. De bel-etage wordt gemarkeerd door een drielicht in de vorm van een aediculavenster, met pilasters, colonnetten en een entablement op voluutconsoles. Hierop rust het risaliet van de bovenbouw, op de tweede verdieping geopend door twee rechthoekige vensters onder blinde boogvelden en waterlijsten op kraagstenen. De door pilasters gelede derde verdieping onderscheidt zich door een rechthoekig vierlicht. Een klassiek hoofdgestel vormt de gevelbeëindiging, samengesteld uit een gelede architraaf met tandlijst, een casement in de fries en een gekorniste houten kroonlijst op modillons en tandlijst; houten dakkapel met een tweelicht en gebogen fronton. Mogelijk waren de boogvelden en het casement bedoeld voor een niet uitgevoerd of verwijderd sgraffito- of mozaïekdecor. De fraai gesmede ijzeren vleugeldeur is bewaard, evenals een stangvormige parapet en het houten vensterschrijnwerk.
Volgens de bouwplannen wordt de plattegrond ontsloten door de zijdelings ingeplante inkom- en traphal. De lage begane grond omvat de wachtzaal voor patiënten, een vestiaire, donkere kamer en de keuken met ‘monte plats’, achter de traphal geflankeerd door het wc, pomphuis en een fietsenberging. De plattegronden van de bel-etage en hogere verdiepingen ontbreken in het bouwdossier.
- Stadsarchief Antwerpen, bouwdossier 1909#1958.